Home | About Us | Contact Us


Pieter Remery, een schoolmeester, in Oost- en Zeeuwsch-Vlaanderen in het begin van de 19e eeuw door Marry Remery-Voskuil

Inhoudsopgave

Vooraf. Oriëntatie op plaats en tijd.
1. Geboorte en Jeugd in Caprijcke en Bouchaute 1789 1824
2. Gezin in Bouchaute en Westdorpe 1815 1851, brief uit1825
3. Onderwijzer in Boekhoute en lid van het onderwijzersgezelschap in Eeclo en Bassevelde.
4. Onderwijzersexamen in 1824 en benoeming in Westdorpe 1825
5. Hoe moest Pieter onderwijs geven? Inhoud van het lees-, taal-, reken- en schrijfonderwijs.
6. Enkele bepalingen over schooltijden en gedragsregels en hulp van kwekelingen
7. Schoollokaal en mening van de schoolopzieners over het onderwijs
8. Secretaris van het 1e onderwijsgezelschap in het 5e District van Zeeland in Sas van Gent van 1834 1851
9. Overlijden in 1851 en opvolging door zijn zoon Bernardus Franciscus.

Vooraf. Motivatie en oriëntatie op plaats en tijd.

Omdat we geïnteresseerd waren in de afstamming van ons gezin Remery, ondernamen mijn echtgenoot en ik, een aantal jaren geleden, een speurtocht naar de voorouders in archieven in Nederland en België. Wij hadden geluk, er waren sporen te vinden, al was het maar een akte in de burgerlijke stand of een melding in een doopboek. En het paste ook nog bij elkaar, als puzzelstukjes in een legpuzzel. Dat stimuleerde om door te gaan. Mijn echtgenoot concentreerde zich op de familie en ik was geboeid door de schoolmeesters die in de familie Remery jarenlang in het onderwijs werkzaam waren. Een beschrijving van het leven en werk van de hoofdonderwijzer Pieter Remery (1789 1851) treft u hieronder aan. Daarbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van primaire bronnen.

In dit artikel geef ik een beschrijving van het leven en werk van de dorpsonderwijzer Pieter Remery in het begin van de negentiende eeuw. Hoe waren zijn gezinsomstandigheden. Wat moest hij doen om het examen voor onderwijzer te behalen en hoe hield hij zijn vak bij met andere collega’s in de regio. Is er nog enige informatie te vinden over de dagelijkse gang van zaken in de school in Westdorpe en hoe dachten de schoolopzieners over de kwaliteit van het onderwijs. Steeds probeer ik een relatie te leggen tussen nationale onderwijsontwikkelingen en de concrete invullingen in Westdorpe.

Om enig idee te krijgen van de streek waarin de Remery 's in de vorige eeuwen woonden en werkten, neem ik u in gedachten mee naar Zeeuws-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen in België. Westdorpe is een langgerekt dorp ten westen van Sas van Gent. Rijden we verder westwaarts naar Philipine, dan moet u vier kilometer zuidwaarts gaan en u komt in Boekhoute in België, in de officiële stukken met de Franse naam Bouchaute aangeduid. Steeds vijf kilometer zuid westwaarts gaand, komt u achtereenvolgens in de dorpen Bassevelde en Kaprijke (Caprijcke). Vanaf 1627 woonden Remery's in Lovendegem en Sleidinge. Deze streek, tussen Gent en Brugge, wordt ook wel aangeduid met de naam "Meetjesland", met Eeklo (Eeclo) als middelpunt. Sporen van de oudste Remery in onze lijn zijn nog iets zuidelijker te vinden in Kortrijk, omdat daar tussen 1614 en 1622 vier kinderen van onze voorvader Quintinus, zijn ingeschreven in het doopregister van de Martimuskerk aldaar. 1

In de tijd dat Pieter een kind was, werd België vanaf 1792 bezet door Franse troepen en vanaf 1795 werden Nederland en België ingelijfd bij Frankrijk. Na de val van Napoleon werd Staats Vlaanderen in 1815 bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden ingedeeld.

De onderwijswet van 1806 werd nu ook in deze streek van kracht.2 Een Koninklijk Besluit van 1816 bevatte diverse maatregelen om het lager onderwijs te verbeteren. 3 De onderwijzers die reeds een loon ontvingen van de staat of de gemeente, moesten een examen afleggen; het uitwisselen van vakkennis werd gestimuleerd door het oprichten van onderwijzersgezelschappen die maandelijks bijeen kwamen en de inspecteurs van het onderwijs moesten jaarlijks een verslag opstellen voor de overheid. In 1830 werd België onafhankelijk en volgen we de ontwikkelingen vanuit Westdorpe, dat in Nederland was ingedeeld.

1. Geboorte en jeugd. Pieter Remery is in 1789 in Kaprijke geboren.

Uit de geboorteakte kunnen we een aantal dingen opmaken. Pieter had als doopnaam Petrus meegekregen. Zijn vader Francies Bernard was bij zijn geboorte 33 jaar oud en was ook in Kaprijke gedoopt. Blijkens de ondertekening was hij "illiteratus", zijn beroep was niet bekend. De moeder van Pieter heette Catharina Haerens en kwam uit Bassevelde, zij was bij zijn geboorte 29 jaar. Er waren al twee dochters Maria en Carolina, uit respectievelijk 1785 en 1787. In 1795 werd nog een jonger zusje geboren, Sophia.

Over de leef en woonomstandigheden van het gezin Remery in Caprijcke heb ik geen exacte gegevens. Wel heb ik een gedetailleerde beschrijving gevonden van het dagelijks leven in een naburig dorp, Zomergem, tijdens de Franse bezetting.5 M. Rijckaert baseerde zijn beschrijving van de huisvesting, de inrichting, kleding, voeding en middelen van bestaan op verschillende inventarislijsten. Rond 1798 werkte het merendeel van de bevolking in het dorp in de landbouw en in elk huis stonden wel spinnenwielen en weefgetouwen voor de linnenweverij. De werkmanshuisjes waren vaak niet groter dan zeven bij vier meter met een klein bijgebouwtje waar het varken werd vetgemest. In de burgerwoning waren meestal meer vertrekken; de boerenwoningen waren het ruimst van opzet.

In juni 1799 overleed moeder Catharina Haerens, een jaar later gevolgd door haar echtgenoot. Pieter en zijn zusjes waren vanaf die tijd dus weeskinderen. In de boeken van de weeskamers van Kaprijke en omgeving hebben we hun namen echter nog niet terug kunnen vinden. Misschien zijn ze wel door familieleden van moeders kant in Bassevelde opgenomen. Waar Pieter als 11 jarige jongen is heengegaan weten we niet. Waarschijnlijk was hij een goede leerling op school en heeft hij mogen doorleren, want in 1816 komen we zijn naam tegen als onderwijzer in Boekhoute.

2. Gezin van Pieter Remery in Boekhoute en Westdorpe.

Pieter trouwde 1 juni 1815 met Francisca Martens in Bassevelde. Hij was 25 jaar en zij 23 jaar oud. De eerste zoon werd geboren in Boekhoute op 18 october 1817 en werd Hugo genoemd. Zij kregen in totaal negen kinderen waarvan er vijf jong zijn gestorven. Hugo en Bernardus Franciscus zijn voor ons interessant omdat zij elk ruim 46 jaar in het onderwijs werkten. Leo was timmerman en wagenmaker en kwam in 1839 voor op een lijst als loteling. Eduardus vertrok in 1862 naar Beek. Vanaf 1824 woonde het gezin in Westdorpe.

Pieters naam kwam in akten van de Burgelijke stand vaak voor, als hij optrad als getuige bij geboorte en overlijden van dorpsgenoten. Hij schijnt ook landmeter geweest te zijn. De neven inkomsten waren waarschijnlijk hard nodig. 9 In 1826 betaalde de gemeente Westdorpe jaarlijks f 150,- voor de onderwijzersplaats. Pieter was ook secretaris der kerkfabriek en Bureau van kerkmeesters; voor deze kerkelijke bedieningen ontving hij geen inkomsten. 10

In het gemeentearchief van Axel is een originele brief van Pieter uit 1825 aan de burgemeester met een jaarlijks begroting van de schoolbehoeften van zijn school. Hij schreef op dat hij f 11,45 had uitgegeven voor 55 boeken papier en daarvoor 12,65 zou ontvangen, terwijl hij het beschadigde voor zich moet houden. Voor 900 pennen betaalde hij f 6,16 en bij verkoop ontving hij f 8,64. Zijn winst van f 3,73 was nauwelijks toereikend om de overige kosten te dekken. Hij naaide zelf de schrijfboekjes in, ten voordeele der ouders en spaarzaamheid aan hunne kinderen. En soms liet hij kinderen van behoeftige ouders niet betalen en legde erop toe, daar er thans geene andere middelen zijn om de school tijdelijk ingesteld van deze behoeften te voorzien. Zo wilde hij gaarne iets bijdragen tot nut en voordeel onzer geliefde kinderen, om dezelve eene zedige, godsdienstige en wetenschappelijke opvoeding te kunnen geven. 11

Volgens het bevolkingsregister van Westdorpe woonde hij in wijk A nr.72, dat is waarschijnlijk de onderwijzerswoning. Uit de lijsten waarin opgave werd gedaan van vee en dieren was bij Pieter Remery aangegeven dat hij elk jaar een ander varken bezat, soms een beer, soms een zeug. In 1837 woonde de dienstmeid Ludovica Voghelaere bij hen in huis. In 1842 heette de inwonende dienstmeid Blondina Hileijn. De echtegenote van Pieter, Francisca Martens stierf in mei 1844. Pieter hertrouwde een jaar later met een weduwe, Francisca de Letter. Zij nam haar dochter Clementia mee. In 1851 stierf Pieter onverwacht op eenenzestigjarige leeftijd.

3 Onderwijzer in Boekhoute en lid van het onderwijzersgezelschap te Eeclo

Na de Franse bezetting werd ook in de Zuidelijke Nederlanden hard gewerkt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. De schoolopzieners moesten allereerst overzichten maken van de scholen en onderwijzers in elk dorp van hun district. Daarbij werd op onder meer aangegeven wanneer zij een onderwijsbevoegdheid hadden gekregen en door wie deze verklaring was afgegeven. Degenen die na 1816 in het onderwijs werkzaam wilden zijn, moesten examens afleggen volgens de eisen die in de wet van 1806 waren vastgelegd. Daarbij werd onderscheid gemaakt in vier rangen. Dit systeem is in de beginjaren 1820 ook in het zuiden ingevoerd.13

In 1816 werden er twee rijkskweekscholen opgericht voor de opleiding van onderwijzers, namelijk in Haarlem en in Lier. 14 Het aantal plaatsen op deze kweekscholen was echter beperkt en de meeste onderwijzers leerden het vak in de praktijk.

Om te bevorderen dat de onderwijzers zich verdiepten in de onderwijsvernieuwingen die noodzakelijk waren, werden zogenaamde onderwijzersgezelschappen opgericht. Maandelijks kwamen de onderwijzers van een regio bijeen en lazen daar gezamenlijke nieuwe wetteksten en circulaires, bespraken boeken en de huiswerkopgaven om hun eigen kennis voor taal, rekenen en andere vakken te vermeerderen. het voornaamste doel was: de kundigheden der onderwijzers zelven te vermeerderen en het onderwijs te verbeteren". Ook was het een goede gelegenheid voor schoolopzieners tot onderrigting en terechtwijzing.

In Noordelijk Nederland, met name Groningen hadden deze onderwijzersgezelschappen veel positieve invloed. Op landelijk niveau werd daarom in 1816 besloten tot het verstrekken van rijkssubsidie, die door de schoolopzieners verdeeld moesten worden. In totaal werd er f 2000,- verstrekt voor 99 schoolonderwijzersgezelschappen, De Commissie van onderwijs in Zeeland kreeg een rijkssubsidie van f 35,- voor één gezelschap. 15

De volgende jaren werden in hoog tempo onderwijzersgezelschappen opgericht; De heer H.A. Callenfels, burgemeester van Oostburg en vanaf 1819 schoolopziener in Zeeuws-Vlaanderen, pakte zijn stimulerende taak met veel ijver op zich en het is zeker dat Pieter hem regelmatig ontmoet heeft.

In 1820 schreef Callenfels een samenvattend verslag van de oprichting van onderwijsgezelschappen in West Zeeuwsch-Vlaanderen vanaf 1816, aanvankelijk in Sluis, IJzendijke en Groede. 16 In het Zeeuws archief zijn diverse verslagen en brieven bewaard gebleven van P. Meesters, een ijverige onderwijzer uit Sluis, aan H. Callenfels. In Sluis kwamen regelmatig onderwijzers uit andere regio’s op bezoek. In verslag van een vergadering van 1819 komt onder andere, J.B. van Peene, onderwijzer te Boekhoute, op de naamlijst voor. 17 Van Peene richtte in 1820 in zijn district Eeclo zelf een onderwijzersgezelschap. Hij nam de taak van voorzitter op zich, P.I. de Pauw, onderwijzer te Bassevelde, werd secretaris en P.Meesters werd erelid. Geazamenlijk pasten zij het reglement 18 van het vijfde Schooldistrict der provincie Zeeland op enkele onderdelen aan en stelden het vast voor Eeclo. De leuze van het gezelschap was:"De oefening leert". Van Peene schreef regelmatig aan Callenfels, met name over afrekeningen, verzoeken om subsidie en uitnodigingen om de vergaderingen met zijne tegenwoordigheid te vereeren. Bijvoorbeeld een overzicht van de uitgaven tot en met december 1921 met het verzoek om een budget voor 1822 te bekoomen voor de noodigdheden die aan dit nieuw ingerichte gezelschap den gewenschten glans zouden waarborgen, om ons in staat te stellen in zoo verwaarloosden toestand van ons lager onderwijs in deze streken meer verbetering te brengen..

Schoolopziener Callenfels was regelmatig bij de vergaderingen aanwezig en hield dan inspirerende toespraken. Als voorbeeld een fragment waarin Callenfels de inhoudelijke ontwikkelingen in Oost Zeeuwsch Vlaanderen schetste. 19
Geen wonder dan ook dat de gezelschappen hier veel nut stichten. Ik zal thans niet opsommen wat het eene en wat het andere gezelschap in het verloopene jaar in het bijzonder verrigt heeft, vooral daar dit de leden genoegzaam bekend is. Dit is zeker dat ieder naar de omstandigheden waar in het zich geplaatst vond ijverig is werkzaam geweest. Het ontleden volgens de manier van Anslijn heeft onze taalkennis vasteren grondslagen gegeven. De stijl die te voren bij sommigen wat taal betreft,.is zeer veel verbeterd en naauwelijks vindt men in de opstellen ,meer voorstellen die geenen volzin maken. In het rekenen zijn wij blijven voortwerken; en wie zou durven beweren dat deze aangename bezigheid geene vruchten heeft achtergelaten: Het schrijven met de linkerhand werd bij het eenen gezelschap ingevoerd; in een ander maakte de zangkunst goede vorderingen; Doch eene der grootste verbeteringen is het dat men op de gezelschappen meer dan te voren over het onderwijs is beginnen te spreken: want zoo alleen nadert men het eigenlijke doel hetgeen in de verbetering van het onderwijs bestaat. Voorts hebben de practische oefeningen te Sluis en te Oostburg voor ieder onderwijzer die met de nieuwe manier van onderwijs bekend wilde worden, niets te wenschen overgelaten. Hierdoor zijn dit jaar alle onderwijzers met de klankmethode van den heer Prinsen bekend en velen van hare nuttigheid overtuigd geworden. Het volgende jaar zal hoop ik op dezelfde wijze ook de vorm en getalleer beoefend worden.

Vanaf het begin komt de naam van Pieter Remery voor op de ledenlijst van het onderwijzers gezelschap in Oost Vlaanderen, district Eeclo, Hij werd genoemd als onderwijzer 3e rang provisioneel, te Boekhoute. Hij deed ijverig mee met het maken van de opgaven die in het gezelschap aan de orde waren. Bij deze bijeenkomsten speelde de voorzitter J.B.van Peene een belangrijke rol, hoofd der school in Bouchaute. Het is waarschijnlijk dat Pieter veel van hem geleerd heeft. Van Peene schreef in 1822. Callenfels: Onze werkzaamheden in den wintervergaderingen waren die in de oefening van het kunstmatig lezen, geschiedkunde, oud letterschrift enz. De vraagstukken welke door mij in de zomervergaderingen worden gedaan, moeten door de leden schriftelijk of voor de vuist beantwoord worden. Welke reeds bewrochte stukken ik de vrijheid neem Ue hiernevens over te maken.

Omdat de onderwijzersgezelschappen jaarlijks schriftelijk verantwoording moesten afleggen aan de schoolopziener van hun inhoudelijke bijeenkomsten zijn in het Zeeuws Archief enkele originele huiswerkopgaven van Pieter Remery uit 1822 bewaard. Alle stukken zijn in een prachtig handschrift geschreven. Om u enig idee te geven over de inhoud volgt hier de tekst van de Rekenkundige vraag van 27 april 1822 en een taalkundige opgave: Men koopt 250 ponden tabak Amsterdamsch gewigt, voor f 65 en 15 cents. erleid dezelve in nieuwe ponden en in Gentsche ponden zegt tevens de waarde van het Gentsch en nieuw gewigt in Vlaamsch en Neerlandsch geld, zoo in het geheel dan van ieder pond in het bijzonder." Hierna volgen twee bladzijden met berekeningen van Pieter en op de laatste bladzijde staat de verklaring: " De 250 ponden Amsterdamsch gewicht kosten 65 Gulden 15 Cents, ieder pond 26 Cents 06 honderste en in Vlaamsch geld 16 (76 ?) Gulden 2 Deniers, ieder pond 6 stuivers 121/125 Deniers. Doende in nieuwe ponden 123 5250, en voor ieder kilogram 52 cents van het honderste Neerlandsch, en in Vlaamsch Courant f 0,12 stuivers 3 3353/4941 Deniers. Doende in Gentsche ponden 285 3/52 komt voor ieder pond 22 cents 85 honderst Neerlandsch en in Vlaamsch Geld 5 stuivers 3 14735/ 14823 Deniers als boven".

Taalkunde. Wanneer moet er eene t op eene d volgen in den tweeden en derden persoon des tegenwoordigen tijds der aantonende werkwijs. Antwoord. Men moet alle werkwoorden in den tweeden en derden persoon der aantonende werkwijs met eene t sluiten, ter uitzondering, van zijn, zullen, konnen, mogen en willen,.Dus schrijft men: ik bind, gij bindt, hij bindt, als ook wordt, vindt enz; maar deze spelling van de t op de d te doen volgen, word meest van alle goede schrijvers verworpen. En dit kan niet dan een overblijfsel der aloude grondstellingen en vervoegingen zijn, want voorheen schreef men: ik vinde, gij vindet, hij vindet enz. Het schijnt dan dat de hedendagsche taalbouwers de zagte e in de laatste lettergreep van bindet , vindet etnz. wechgelaten, en de t agter de d behouden hebben, om dus een zeker kenmerk van de oude oorspronglijkheid dier woorden over te houden, maar of men een kenmerk van een oud gebruik dat slecht is, behouden moet, dat tonen ons geene schrijvers noch de naturelijke rede gants niet aan! Men moet dan de d voor slotletter van den tweeden en derden persoon der aantonende wijs van de gezegde woorden gebruiken, terwijl in het meervoud of onbepaalde werkwijze de t geene plaats vind en het meer van het eenvoud met bijvoeging, en niet door uitschrabbing van letters moet gemaakt worden.

Over de kwaliteit van het werk gaf Van Peene het volgende oordeel:P. Remery heeft het rekenkundige vraagstuk goed uitgewerkt, doch ook uitgerekend hoeveel dat een Amsterdamsch pond in Nederlandsche en Vlaamsche munt kostte; dit is in het voorstel niet gevraagd geworden; twee gedeelten der oplossing zijn dus overtollig. Bij Taalkunde stond: "Redelijk , doch niet volledig. Remery tracht met ijver zijne vraagstukken te vervullen. 20

Het onderwijzersgezelschap was in deze periode erg actief. Er werden examens afgenomen over de vorderingen en prijzen uitgereikt voor de beste resultaten. Op een gedrukte uitnodiging uit 1822 stond bijvoorbeeld: Op deze vergadering zal het onderzoek plaats hebben naar de vorderingen der opkweekelingen. In de orde der werkzaamheden staat 's morgens telkens een uur voor taalkunde, leeskunst en rekenkunde. 's middags is de uitdeling der prijzen en bekendmaking der stukken tot nut en veraangenaaming van het gezelschap opgesteld.

De bijeenkomsten hadden ook tot doel de vriendschapsbanden te versterken en het gevoel van saamhorigheid te vergroten. Daartoe werden vaak liederen gezonden. In een gezangenboekje van Callenfels stonden vier fraai geschreven liederen waarvan ik de eerste coupletten opneem:

De teed're plant, die welig groeit
In spijt van storm en vlagen
Zal wel gekweekt, geënt, besnoeid
Eens beter vruchten dragen
Zoo wordt de jeugd door wijs beleid
Veredeld voor d' onsterflijkheid."

Wie sterkt hier onze vriendschapsband
tot nut der lieve jeugd
Wie toont ons aanstonds hand aan hand
Op het pad van eer en deugd
Het heilrijkst uitzicht in 't verschiet
O, Vrienden, is het de eendragt niet?21

In 1830 telde Zeeland 16 onderwijzersgezelschappen en in 1850 wel 19.22 Tot het einde van de negentiende eeuw bleven de onderwijsgezelschappen bestaan, maar de bloeitijd lag tussen 1830 en 1860 .

4. Onderwijzersexamen in 1824 en benoemingsprocedure in Westdorpe 1825

Eind 1824 maakte Pieter Remery promotie en veranderde hij van baan door zijn benoeming als onderwijzer aan de openbare school in Westdorpe.23
In de onderwijswet van 1806 was een uitvoerige procedure beschreven voor de benoeming van elke onderwijzers. Alle mutaties moesten gepubliceerd worden in het officiële tijdschrift van het ministerie van onderwijs Nieuwe Bijdragen dat maandelijks verscheen en in alle vergaderingen van de onderwijzersgezelschappen werd behandeld.

Uit de rubriek Schoolnieuws kunnen we opmaken dat Pieter Remerij op 18 november 1824 examen deed als onderwijzer in de derde rang, hij was toen 35 jaar oud. Iets verder stond een advertentie met een vacature voor een onderwijzer in den vierden rang in Boekhoute.24
De schoolopziener speelde bij elke benoeming een belangrijke rol. In de periode 1824 tot 1834 was J.W. van der Linde, burgemeester van Ossenisse, schoolopziener in het 5e district van Zeeland. Hij attendeerde het gemeentebestuur in Westdorpe op de mogelijkheid om Pieter Remery, die kennelijk in de school waarnemend onderwijzer was, tijdig examen te laten doen zodat hij als onderwijzer aangesteld zou kunnen worden.
Ik meen dat de Provinciale Commissie van onderwijs in Oostvlaanderen in het begin van November vergadert en zoude dus Remerij nog kunnen trachten den derden rang te verkrijgen, waarmede hij ook naar de school uwer Gemeente kan staan. Wees zo goed hem daarop aandachtig te maken en van mijne achting verzekerd te zijn.25

De formele afhandeling van de benoeming is in de stukken goed te volgen. In het verslag van de gemeenteraad van Westdorpe op 29 december 1824 werden als voornaamste redenen voor zijn benoeming genoemd dat de kinderen goede vorderingen maakten en dat zijn gedrag deugdzaam was:
Uit hoofde van zijn meergevorderde jaren, zijn aan ons door samenleving beter bekend deugdzaam gedrag en de ondervinding welke wij hebben met de goede vorderingen door de kinderen gemaakt sedert hij met de waarneming van de vacante school is belast gewees. Hij komt ons het geschikst voor om met het onderwijs der jeugd in dezelve gemeente belast te worden. 26

De procedure werd afgesloten met het bericht dat: De onderwijzer Pieter Remerij, op verkregen autorisatie van Z.E. den Minister van Binnenlandse Zaken, Onderwijs en Waterstaat, te Westdorpe, Provincie Zeeland, tot vasten Schoolonderwijzer aangesteld was.27

5. Hoe moest Pieter onderwijs geven? Inhoud van het lees-, taal-, reken- en schrijfonderwijs.

Het is waarschijnlijk dat Pieter in deze periode werkte zoals aangegeven was in het reglement van Vlaanderen uit 1822. 28 Dit gaf uitvoerige informatie over de eisen die men aan een onderwijzer stelde, het doel van het onderwijs, de vakken in de diverse klassen, de schooltijden, straffen en beloningen, huishoudelijke bepalingen en bepalingen betreffende de leerlingen. De onderwijzer moest als een vader zijn voor de kinderen die aan zijn zorgen waren toevertrouwd en een onberispelijk gedrag vertonen. Hij moest voldoende kennis hebben van de vakken waarin hij de kinderen mest onderwijzen en over vaardigheden beschikken om dit met liefde en ijver aan te passen aan het karakter van de kinderen en de stand waartoe zij behoorden.

De verbeterde Schoolinrigting heeft tot oogmerk, het hart der kinderen te vormen tot deugd en godsvrucht, en het te vervullen met al die beginselen, welke hun als mensch en burgers eere kunnen aandoen in elken stand, waartoe zij behooren, en hen stemmen tot een arbeidzaam en deugdzaam leven, en tot het vrolijk genot van hetgene hun kring oplevert.

Het onderwijs moest klassikaal zijn, hoewel er onderscheid gemaakt kon worden in verschillende niveaus die afdelingen werden genoemd.

Bij eenig meerder aantal leerlingen in dezelfde klassen worden deze in twee of drie afdeelingen gesplitst, die, naar de soort van onderwijs, ieder afzonderlijk, of gezamenlijk hetzelfde onderwijs ontvangen en op denzelfden tijd en uit een en hetzelfde boek onderwezen worden, terwijl er voorts gezorgd wordt, dat de andere klassen gedurende dien tijd hare geregelde bezigheden hebben, zodat er nimmer eene geheel ledig zitte.

Het gebruik van een zwart schoolbord werd verplicht gesteld.

Het leren lezen geschiedde volgens de klankmethode en leerwijze van P.J. Prinsen. 29

Art.7. Tot de eerste of laagste klassen behooren zoodanige leerlingen , die nog geenerlei onderwijs gehad hebben; zij worden onderrigt. Ten 1e in het lezen, naar de klankmethode, van het leeren der letters af, tot dat zij allerlei gedrukte lettergrepen uitspreken en uitgesproken lettergrepen vormen kunnen, en immers geheel de negen gedrukte en daartoe trapsgewijze gepaste leestafels lezen kunnen. (Geene leerlingen mogen uit de laagste tot de middelste klasse overgaan, zoo zij niet vaardig kleine volzinnen lezen kunnen. Zulken, die in andere scholen reeds eenig onderwijs genoten hebben, maar het alhier bepaalde niet goed kunnen verrigten, dienen ook nog in de laagste klasse geplaatst worden.)

Art.4. De Onderwijzers moeten telkens hunne leerlingen onderhouden over het gelezene, en hun derzelve, zoo door gepaste vragen als door de noodige ophelderingen, verstaanbaar en nuttig, en alzoo dienstig tot het hoofddoel van alle wel geregeld onderwijs trachten te maken.

Toen de hoofdinspecteur, H. Wijnbeek, Zeeuwsch Vlaanderen bezocht in 1838, schreef hij het volgende:

\Te Westdorpe staat het onderwijs wel op geen hoogen trap, doch veel hooger dan te St. Jans Steen. Ik vond hier de klankmethode naar de letterkast, een zeldzaamheid in dit district, aangewend. Doch niet, zoo als het behoort, om daarbij het verstand te ontwikkelen. Vandaar dat die methode er van geen invloed was op het lezen, hetwelk ik zeer eentoonig vond. Wijnbeek was enthousiaster over de lessen in Sas van Gent en Zuiddorpe. In Zuiddorpe kon hij zien dat J.C. Schuijt op de kweekschool in Haarlem zijn opleiding had gehad bij Prinsen zelf en verder schreef hij: Te Sas van Gent heb ik de beste school van dit district gevonden. Niet ten opzigte van het lokaal. Het was gedrukt en te klein. Maar ten aanzien van het onderwijs van M. Hollebrands. Prinsens leerwijze vond ik er in haar geheel. 30

Op basis van de vastgestelde boekenlijst van het gezelschap van 1826 weet ik dat Pieter bekend was met de leesboeken van N. Anslijn en Wester. De meer gevorderde lezers kregen boekjes zoals De Brave Hendrik en de Brave Maria, eveneens van Anslijn; De geschiedenis van Jozef door van Oosterwijk Hulshof en Vader Jacob en zijne kindertjes door Van Heyningen Bosch. 31

Voor het taalonderwijs had Pieter zelf een boekje geschreven. Spel-en Taalkunde door P. Remery. Onderwijzer te Westdorpe, 1836. Hij schreef het in zijn spaarzame vrije tijd, vooral gedurende de lange zomeravonden. Het boekje bevatte 24 lessen met de belangrijkste spellingsregels en taalkundige regels, voorzien van vele voorbeelden en oefeningen. Tussendoor geeft hij stimulerende opmerkingen, bijvoorbeeld:

Lieve leerlingen ziet hier een boekje waarin gij de Nederduitsche spelling, door korte en duidelijke grondregels, gemakkelijk en spoedig zult kunnen aanleeren. Tracht dan de volgende lesjes goed en verstaanbaar te leeren lezen, den inhoud dezelve te begrijpen en die dikwijls te herhalen. Hierdoor zult gij u, de spelling van de meest in gebruik zijnde woorden eigen maken, en bij het vervaardigen van opstellen, uwe schriften zuiver en zonder spelfouten kunnen zamen stellen. en:

… Oefent u met aandacht en vlijt in al wat ik u tot hier toe heb voorgeschreven, mijne kinderen; al wat gij in dit boekje aantreft is tot uwe onderrigting geschreven, en hoe eenvoudig het ook schijne, zal het u echter van veel nut zijn. Laten wij God voor zijne goedheid danken, dat Hij ons de gelegenheid heeft gegeven om in alles wat ons tot voordeel kan dienen ons te kunnen onderrigten en den Hemel om wijsheid en verstand bidden, opdat wij het volgende zoowel als het vorige ook zeer wel mogen begrijpen. 32

Het rekenonderwijs was gebaseerd op de getalleer van Pestalozzi.

Art.6. Het onderwijs in het leeren tellen en verder rekenen kan in den aanvang met geen meerder vrucht gegeven worden dan door middel der kuben, ingevolge de elders gegeven beschrijving, diende deze als inleiding tot de getallleer, met en zonder breuken, van den vermaarden Pestalozzi en grootelijks tot opscherping van het oordeel der leerlingen behoorende de verdere verklaring der oefeningen en der regels van de Rekenkunst met de toepassing derzelve altijd vereenigd te worden.

Voor het schrijfonderwijs op de lei stonden gedetailleerde aanwijzingen in het reglement. Enkele fragmenten ter illustratie: Het schrijven alleen op de lei, eerst in wel geregelde opklimming van de eenvoudigste grondtrekken der letters tot dat van het geheele Alphabet; daarna maken de woorden, bij het lezen zamengesteld, de stof dezer oefening uit. Of zoogenaamde schalie. Om daarop het schrijven te leeren, geeft men aan de kinderen griffies of griften, in pennen schachten gestoken, ten einde gemakkelijker de hand en vingers gewoon te maken tot het wel houden van de pen, tot dat zij genoegzaam gevorderd zijn om de letters duidelijk op het papier te kunnen schrijven. 33

Over de schrijfkunst in de provincie Zeeland was Wijnbeek goed te spreken. Er waren in verschillende districten echte schoonschrijvers. Alleen wenschte ik bij het schrijven meer algemeen gebruik gemaakt te zien van voorbeelden van zoodanige brieven en rekeningen, als in den boerenstand het meest te pas komen.

In Westdorpe werd geen zangles gegeven. Wijnbeek schreef hierover in zijn verslag: Ook hier in deze geheel Roomsche gemeente heeft geene oefening in het zingen plaats: de geestelijkheid verbiedt het. Het schijnt dat de melodie teveel overeenkomst heeft met het Protestantsche kerkgezang en de gezangen zelf te milde gevoelens ademen. 29a

6. Enkele bepalingen over schooltijden en gedragsregels en hulp van kwekelingen

In de onderwijswet van 1806 werd verplicht gesteld dat de school het hele jaar geopend moest zijn, met uitzondering van de vakanties. In artikel twee werd nadrukkelijk aangegeven dat de onderwijzer de school bij uitzondering mocht verlaten onder schooltijd.

Art.2. De onderwijzer zal, gedurende elken Schooltijd, van het begin af tot het einde toe, in zijne School moeten tegenwoordig zijn, zich met niets anders dan met Onderwijzen mogen bezig houden, en zonder redenen van noodzakelijkheid zich niet buiten zijne School begeven.

Hij moest erop toezien dat de leerlingen zich rustig gedroegen, ook buiten schooltijd:

Art.3. Hij zal zorgen dat de Scholieren niet onnoodig naar buiten gaan en dat zij zich, gedurende den ganschen Schooltijd, stil en aandachtig, als mede op Straat of op den Weg steeds, vreedzaam, zedig en beleefd gedragen. 34

In het reglement voor Vlaanderen waren de voorschriften nog wat gedetailleerder:

Art.49. De leerlingen moeten, zoodra zij in de school komen, zich daar stil en ordelijk gedragen, niemand hinderen, vlijtig de lessen leeren, op het onderwijs, dat zij ontvangen, geheel hun aandacht vestigen, en altijd gehoorzaam zijn aan den onderwijzer en oplettend op hetgene hij zegt.

Indien de leerlingen deze bijzondere wetten en regelen van gedrag, hen betreffende, stiptelijk navolgen, en alzoo toonen, dat zij van het vooregt om naar school te gaan, een gepast gebruik weten te maken, zullen zij niet alleen hun eigen welzijn bevorderen, maar daarenboven de goedkeuring van God en de achting van alle brave en weldenkende menschen wegdragen. 35

Als er meer dan zeventig leerlingen waren mocht er, volgens de wet, een ondermeester aangesteld worden. In de praktijk werd dit pas eind jaren zeventig van de negentiende eeuw gebruikelijk in de dorpsscholen van Oost-Zeeuwsvlaanderen werkelijk toegepast.

In de school van Westdorpe was het aantal leerlingen tussen 1824 en 1850 gemiddeld rond de 160 in de wintermaanden en rond de zestig in de zomermaanden. Nu zouden er voor 160 leerlingen minsten zes leerkrachten aangesteld worden. Pieter moest alleen lesgeven aan die grote groep kinderen die zeer verschillende niveaus hadden. Wel had hij in de jaren dertig hulp van zijn oudste zoon Hugo, die vanaf 1832 kwekeling was in Westdorpe. Maar na het behalen van zijn onderwijzersakten in de vierde en de derde rang werd Hugo in 1840 onderwijzer in het dorp Koewacht. Inmiddels was een jongere zoon, Bernardus Franciscus, oud genoeg om als kwekeling zijn vader in de school te helpen. Zo werd het vak van vader op zoon doorgegeven. 36

7. Schoollokaal en mening van de schoolopzieners over het onderwijs

In het begin van de negentiende was de toestand van de schoollokalen, vooral in de dorpen, vaak zeer slecht en Zeeuws Vlaanderen vormde hierop geen uitzondering. De schoolopzieners kregen regelmatig instructies uit Middelburg om nieuwbouw te stimuleren.

Uit brieven van de schoolopziener in maart 1824 bleek dat schoolgebouw te klein was om alle kinderen naar behoren te bevatten. Aan het gemeentebestuur van Westdorpe vroeg hij± onverwijld de noodige maatregelen te nemen teneinde de noodige plans en begrooting voor een nieuw schoollocaal en de aanschaffing van schoolmeubelen in ernstige overweging te nemen.. Toen in juni nog niets was gedaan werd de toon dreigender±

..dat het de volstrekte wet van het Gouvernement is dat op eene gepaste wijze in de behoeften van het lager onderwijs worden voorzien, en ik Ued gelaste om zonder eenig verder vertraagh aan dat verlangen op de voorgeschrevene wijze te voldoen. 37

Het duurde echter nog enige tijd voordat het nieuwe schoolgebouw werkelijk klaar was. Uit het provinciaal verslag van 1827 bleek dat er f 800,/ beschikbaar werd gesteld tot opbouw van het schoollocaal in Westdorpe en f 55,32 voor de aanschaffing der meubelen. Voorts werden nog zes leesmachines en toebehooren naar de leerwijze van Prinsen uit de provinciale fondsen aangekocht.38

Inmiddels was schoolopziener van der Linde overleden en hij werd opgevolgd door mr. F. van Deinse, notaris in Hulst. Hij bleef tot 1863 schoolopziener.

Na een bezoek aan de school van Pieter schreef hij in 1835 aan het Gemeentebestuur van Westdorpe dat hij over het algemeen zeer tevreden was over de vorderingen die de schooljeugd gemaakt had onder de leiding van den verdienstelijken onderwijzer Pieter Remerij. Maar er was verbetering nodig door aanschaf van schoolmeubilair. De kinderen zaten te dicht op elkaar en hadden geen behoorlijke mogelijkheid om te schrijven.

Echter tengevolge van gebrek aan schrijftafels, waren onderscheidene kinderen genoodzaakt om met hunne schoolborden op den schoot hunne geschriften te vervaardigen. Ook zaten de overige leerlingen bij mijn bezoek zoo naauw ineengedrongen op de banken, dat zulks het onderwijs niet alleen belemmerde, maar ook aanleiding gaf dat de schooljeugd teveel met elkander in aanraking en gesprek kwam. 39

Het gemeentebestuur ging pas jaren later tot actie over, zo blijkt uit een rekening uit 1840 over de levering van twee nieuwe schrijftafels voor f 36,- . 40

De schoolopziener was hierover tevreden want hij schreef in zijn verslag:
Bij mijn bezoek in de school uwer gemeente de nieuw vervaardigde schrijftafels geëxamineerd en alleszins voldoende bevonden hebbende. Zoo heb ik de eer u daarvan bij dezen kennis te geven en te berigten dat het mijne volkomen goedkeuring is dat overeenkomstig mijn verzoek daardoor aan een wezenlijke behoefte is voldaan worden. 41

8. Secretaris van het onderwijzersgezelschap in Sas van Gent van 1825 tot 1851

Toen Pieter in 1824 van Boekhoute naar Westdorpe verhuisde was hij een van de oprichters van een nieuw onderwijzersgezelschap in Sas van Gent. In het verslag van de grote regionale vergadering in Oostburg schreef de schoolopziener

Tot zeer veel genoegen en eere was het ons allen, bij dezelve de onderwijzers van Peene, De Schepper den De Keyzer uit de gezelschappen van Bassevelde, Ecloo en Zelzate in Oostvlaanderen en de onderwijzers Hollebrand en Remery, van de gezelschappen in het vijfde district Zeeland bij deze vergadering tegenwoordig te zien. De vergadering werd op onderscheide wijzen nuttig gemaakt. De redevoering deed de heer Meesters, over den invloed van het verbeterd onderwijs op de verbetering van het hart....Het zangstuk door de onderwijzers van het Sluische gezelschap voldeed ten volle. 42

Jammer genoeg zijn de archiefstukken van Oost Zeeuwsvlaanderen van 1815 tot 1858 grotendeels verloren gegaan en heb ik geen verslagen van Pieter Remery teruggevonden.Wel zijn de uitvoerige notulenboeken van het naburige 3e gezelschap te Hulst over de periode 1824 1855 bewaard gebleven en enkele samenvattende verslagen van de schoolopzieners.

Zo is er een overzichtslijst van de aanwezigen van het 1e Onderwijzersgezelschap in het vijfde district te Sas van Gent. De voorzitter was M. Hollebrands, Pieter Remerij was secretaris, en Hugo Remerij werd bij de zes aanwezigen als kweekeling genoemd, hij was toen 15 jaar oud. Op de rekening van het 1e gezelschap staat een boekje voor Rekenkunde en het Groninger Tijdschrift voor onderwijzers. Voorts een leesboekje van de Rotterdamse onderwijzer Van den Hoonaard, Beschouwingen van het heelal van Gleuns en een handboek der landhuishoudkunde. 43

In een uitvoerig verslag van een regionale bijeenkomst in 1851 werd melding gemaakt van het onverwachte overlijden van Pieter Remerij.

Het verslag van 1851 is een kostelijk verhaal om te lezen. De onderwijzers zaten in een herberg dicht bij een prachtig viswater in Stoppeldijk. Het was een ware feestdag, ze kregen heerlijk te eten en te drinken en tussendoor werden lezingen gehouden en liederen gezongen. 44

9. Overlijden in 1851 en opvolging door zijn zoon in 1851.

WESTDORPE. Door het overlijden van den verdienstelijken onderwijzer P. Remerij is die betrekking alhier opengevallen. De daaraan Verbondene voordeelen bestaan in vrije school, woning en tuin, eene jaarwedde van fl 150 uit de Gemeente kas, eene toelage van fl 45 voor het onderwijs der armen kinderen, en de gewone schoolgelden, welke gemiddeld op f 350 kunnen berekend worden.

Sollicitanten van den derden of hoogeren rang worden uitgenoodigd, zich, onder overlegging van hunne acte van rang, en van een getuigschrift wegens goed gedrag en practische bekwaamheid, af te geven door hunnen schoolopziener in persoon of met vrachtvrije brieven, vóór of op den 16 Junij e. k., aan te melden bij den Burgemeester der Gemeente. Het vergelijkend onderzoek zal plaats hebben op den 1 Julij daaraanvolgende, des morgens ten 9 ure in het schoolgebouw. 45

Het examen was goed afgelopen, want in een volgend nummer van Nieuwe Bijdragen stond: "V Distr. F.van Deinse. WESTDORPE. Na gehouden vergelijkend examen en bekomen magtiging is B.F. Remerij, hebbende den derden rang, tot onderwijzer in deze gemeente benoemd en als zodanig den 1 october 1851 in functie getreden. " Verder staat in schoolnieuws 1851 bij de R.: "Bernardus Franciscus Remerij, den 4 April 1850, oud 22 jaren, geexam. in Zeeland, Ondermeester te Westdorpe. Bezat den vierden rang. 46

De geschiedenis van Bernardus Franciscus als hoofdonderwijzer van 1851 1897 in Westdorpe kunt u in een ander artikel lezen.

Bijgestelde versie met noten, 8 sept. 2005. Eerder gepubliceerd in Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent nr. 35-december 2000. p. 58-70.

Bronnen:

GAAX, Gemeentearchief Terneuzen, locatie Axel met name de stukken over Westdorpe. Met veel dank aan de archivaris C.E. Buijsrogge voor zijn bereidwillige hulp.

RAZ. Zeeuws Archief in Middelburg(voorheen Rijksarchief Zeeland.), voornamelijk inventarisnummer 45.Archief van de Commissie van Onderwijs in het Departement Zeeland (1806 juli - 1815 mrt), later de Commissie van Onderwijs in de Provincie Zeeland (1815 apr. - 1857 dec.) en 94. Toezicht Lager Onderwijs, 1806-192

KB Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding, voornamelijk met betrekking tot de lagere scholen in het Koningrijk der Nederlanden, Leyden.

Noten:

1. Gedetailleerde gegevens over de herkomst van de familie Remery zijn te vinden op het internetadres www. remery.nl. De gegevens zijn gebaseerd op documenten uit de gemeentearchieven in Terneuzen, locatie Axel (Koewacht), Kaprijke en Rijksarchieven in Beveren, Kortrijk, Den Haag en Middelburg. Op dezelfde site kunt u de teksten vinden over de schoolmeesters Remery, het onderwijs in de 19e eeuw, inclusief de letterlijke teksten van een aantal primaire bronnen rond onderwijsgeschiedenis, artikelen en schoolboeken.

2. Onderwijswet van 1806. De wetteksten van 1806 zijn door mij overgenomen uit de Verzameling van wetten betrekkelijk het Lager Onderwijs in Zuid Holland. Gorinchem, J. Noorduyn en Zoon, 1846.

3. Koninklijk Besluit van 31 mei 1816, nr. 60, in I. van HOORN, De Nederlandsche Schoolwetgeving voor het Lager Onderwijs 1796-1907, 1907.

4. Geboorteakte Kaprijke…

5. M. Rijkckaert - Het sociaal-economisch aspect te Zomergem onder het Frans bewind. In Appeltjes van het Meetjesland nr.16- 1965 p. 146-174.

6. RAZ 94.116, Naamlijst der Vereenigde onderwijzersgezelschappen te Bassevelde en zelzate. 1820. achter de naam van P. Remery staat, 3e rang provisioneer, te Bouchaute.

7. GAAX, Westdorpe, Bevolkingsregisters, Leo als loteling oplijst…

9. GAAX, Westdorpe, Bevolkingsregisters, doop, trouw en begraafboeken.Getuige burgerlijke stand en landmeter…

10. GAAX, Staat der schoolonderwijzersplaatsen in de gemeente Westdorpe .28 febr 1842, Secretaris kerkfabriek, onderwijzerssalaris van F 150,- per jaar.

11. GAAX, Westdorpe correspondentie. Brief van Pieter Remery aan de Burgemeester van Westdorpe, 24 november 1825.

12. GAAX, Lijsten met jaarlijkse opgaven, wijk A nr. 72 varkens,

13. Onderwijswet van 1806. C. Verordeningen op het afnemen en afleggen der Examens van degenen, welke Lager Onderwijs begeeren te geven in de Bataafsche Republiek 1806. De wetteksten van 1806 zijn door mij overgenomen uit de Verzameling van wetten betrekkelijk het Lager Onderwijs in Zuid Holland. Gorinchem, J. Noorduyn en Zoon, 1846, artikel 1 tot en met 3. Dit systeem is in de beginjaren 1820 ook in het zuiden ingevoerd, M. de VROEDE, Van schoolmeester tot onderwijzer, Leuven 197, p.141.

14. Koninklijk Besluit van 31 mei 1816 in I. van HOORN, De Nederlandsche Schoolwetgeving voor het Lager Onderwijs 1796-1907, 1907.

p.294.

15. RAZ 45.12, Brief van A. v.d. ENDE aan de secretaris van de Commissie van Onderwijs in Zeeland, 7 april 1815 en besluit van 30 januari 1816 no 12.

16. KB, Nieuwe Bijdragen, Rubriek Schoolnieuws ,1820 p.226-233,Verslag omtrent de invoering van een nieuw Reglement voor de Onderwijzers-Gezelschappen in het vijfde Schooldistrict der Provincie Zeeland, door den Heere Schoolopziener H.A. Callenfels.

17. RAZ 94.115, Stukken betreffende de onderwijzers-gezelschappen, 1816 Mrt.5-1834.

18. RAZ 94.116, Stukken betreffende de onderwijzers-gezelschappen te Eeclo en Bassevelde, 1820 Mrt.7-1824.

19. RAZ 94.117, Programma's, redevoeringen en liederen betrekking hebbend op feestelijke gebeurtenissen, vnl. die van de vergaderingen der onderwijzers-gezelschappen, 1820 Juni 24-1853 Aug.

20. Raz 94.116. Stukken betreffende de onderwijzers-gezelschappen te Eeclo en Bassevelde, 1820 Mrt.7-1824.

21. RAZ 94.117, Programma's, redevoeringen en liederen betrekking hebbend op feestelijke gebeurtenissen, vnl. die van de vergaderingen der onderwijzers-gezelschappen, 1820 Juni 24-1853 Aug.

22. T. VISSER, Vernieuwing van het lager onderwijs in Zeeland in de eerste helft van de negentiende eeuw, Vlissingen, 1995, p.179.

23. T. KINDT, Het onderwijs in Westdorpe deel I, Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent 1994.

24. KB, Nieuwe bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding met betrekking tot de lagere scholen in de Vereenigde Nederlanden voor den jare 1815-1829, 1824 p.281 en p.1142. 24. 1825 p.186.

25. RAZ 45.12, brief van 24 november 1824 van de schoolopziener aan het gemeentebestuur van Westdorpe.

26. GAAX, notulen gemeenteraad Westdorpe, 29 december 1824.

27 RAZ 45.12, Autorisatie van de Provincie Zeeland voor de vervulling van de bestaande vacature in Westdorpe, 16 februari 1825.

28. Nieuwe Bijdragen. Schoolnieuws dec. 1822. p.1033-1069. Algemeen School-Reglement, met bijzondere Aanmerkingen, ter verbetering van het Openbaar Lager Onderwijs en Schoolwezen in West-Vlaanderen. Uitgegeven met goedkeuring der vroegere tijdelijke Jurij voor het middelbaar en Lager Onderwijs in deze Provincie, sedert 1 julij 1822 vervangen door eene Provinciale Commissie van Onderwijs. uit Schoolnieuws.

29. P.J. PRINSEN, Leerwijze om kinderen te leeren lezen, (eerste druk 1825) vierde druk, Amsterdam, 1864.

30. Verslag van den Staat der Lagere scholen in de provincie Zeeland, door den ondergeteekende (H.Wijnbeek) bezocht in 1838. Uit Archief Binnenl. Zaken, V de afd.,11-2-1839 no.138.

31. RAZ 94.115. Stukken betreffende de onderwijzersgezelschappen, 1816 Mrt.5-1834. Boekenlijsten uit 1823 en 1829 van het vierde en vijfde district in Zeeland.

32. Spel-en Taalkunde door P. REMERY. Onderwijzer te Westdorpe 1836. In bezit van de oudste kleinzoon van Florentinus Remery, Andre Remery in Someren.

33. T. VISSER, Vernieuwing van het lager onderwijs in Zeeland in de eerste helft van de negentiende eeuw, Vlissingen, 1995, p.149-164.

34. Onderwijswet van 1806, idem als bij 2.

35. Reglement van 1822, idem als bij 28.

36. Zie de artikelen over Hugo Remery, 2005 en herzien artikel over Bernardus Franciscus Remery, sept. 2005 bij www.remery.xs4all.nl

37. RAZ 45.12, Commisie van onderwijs, ingekomen stukken, 1815 mrt - 1829 okt., 1815-1829.

38. RAZ 45.12 . Commisie van onderwijs, ingekomen stukken, 1815 mrt - 1829 okt., 1815-1829.

39. RAZ 45.13. 1829 okt. - 1844 okt . Sollicitatiebrief van F.van deinse , maart 1834 en brief van F.v. Deinse aan B en W over gebrek aan schrijftafels, 21 febr. 1835.

40, GAAX, Westdorpe, Financieel overzicht van de gemeente Westdorpe, opgemaakt 27 juni 18402e kwartaal 1840rekening schrijftafels 1840

41. RAZ 45.13, 21 juni 1840, brief van Van Deinse.

42 KB, Nieuwe Bijdragen 1824, schoolnieuws.

43. RAZ 94.29, Stukken betreffende de diverse schoolonderwijzersgezelschappen, 1816-1855. 1832 stukken van het onderwijzersgezelschap te Sas van Gent.

44. KB, Nieuwe Bijdragen 1851, nov. p.1004 e.v.

45. KB, Nieuwe Bijdragen 1851, Schoolberigten uit Zeeland p.467.

46. KB, Nieuwe Bijdragen 1851, Schoolberigten uit Zeeland p.1021