Home | About Us | Contact Us


Schoolmeester Luyken

De Schoolmeester
Een vorst die door zijn groot vermogen
Zijn onderdanen wetten geeft
Daar elk ontzaglijk voor beeft,
En zich op 't nedrigst houdt gebogen,
Wordt hier in minder graad verbeeld,
Daar Klaas de kindermeester speelt.

Zijn kroon, waarmee de vorsten pralen,
Is een muts van goede stof,
Doch op den draad bijzonder grof,
Die hij in stee nog moet betalen,
Bij lome Govert zonder ziel,
Een knipluis in het Spinnewiel.

De mantel, die zijn leen bekleden
Is een huisrok van Japan,
Die bestevaer, den ouden man,
Eer placht te hangen om zijn leden,
Als hij door jicht of flerezijn
Te krimpen zat van felle pijn.

Zijn staf en skepter van vermogen
Is een plak van eikenhout,
Waarop hij als een vorst vertrouwt,
Om elk, op 't wenken van zijn ogen,
Zijn wil en wetten,te gebien,
Die hij aers nooit gevierd zou zien.

t Tapijt, waarmee zijn wanden pralen
Zijn leien, vol van cijfertal
En borden. Ziet daar heb je 't al,
Dat zijne koninklijke zaten
Doeet schitt'ren met een eedlen gloed,
Die ruim het blinde oog voldoet.

uit: Stroop om te zweten, Beroepen en ambachten in het Oud-Nederlandse lied. van Hoeve Den Haag p. 66