Home | Sitemap | Contact Us


Verslagen van onderwijzersgezelschappen in Zeeuwsch Vlaanderen. Eecloo rond 1820, Sas van Gent rond 1850, Axel rond 1876 en Axel en Hulst in 1892.

Ik heb een selectie gemaakt van de verslagen waarin schoolmeesters Remerij genoemd zijn. Rond 1920 moet ik in het district West en Oost-Zeeuwsch Vlaanderen zoeken omdat Pieter van 1816-1824 in Boekhoute werkzaam was als onderwijzer. Daarna volg ik de verslagen van de gezelschappen waar Westdorpe en Koewacht onder vielen. Vanaf 1825 tot 1860 was dit het gezelschap in Sas van Gent. Daarna hoorden zij bij Axel en aan het eind van de eeuw werd dit gecombineerd met Hulst. Aan de hand van deze voorbeelden kunnen we stapsgewijs de ontwikkelingen zien in de 19e eeuw. De originele teksten zijn uit: 1820, 1822,1824/1, 1824/3, 1825, 1832, 1851, 1852, 1858, 1874, 1875, 1876a, 1876b, 1880 en 1892.

In 1820 schreef de schoolopziener H.A. Callenfels een verslag van de oprichting van de onderwijsgezelschappen in West-Zeeuwsch Vlaanderen. Hierbij gaf hij een reglement weer dat waarschijnlijk ook model heeft gestaan voor de gezelschappen die later in Oost Zeeuwsch Vlaanderen zijn opgericht.

Interessant zijn de verslagen rond 1822 van het schoolonderwijzers gezelschap in het district Eeclo (Bassevelde, Bouchaute en Zelzate) waarvan Pieter Remerij lid was toen hij onderwijzer was in Bouchaute. De leuze van het gezelschap was:"De oefening leert". I.B. van Peene, hoofd der school in Bouchaute was voorzitter. Uit zijn brieven en verslagen maak ik op dat hij een zeer actief en gedreven man was. Schoolopziener Callenfels was regelmatig bij de vergaderingen aanwezig en hield dan inspirerende toespraken. Ook P. Meesters uit Sluis had inhoudelijk invloed omdat hij erelid was. Bij opleidingen heb ik beschreven dat de vergaderingen ook gebruikt werden om de vorderingen der kweekelingen vast te stellen. Ook werden er af en toe prijsvragen uitgeschreven. In de gewone vergaderingen werd hard gewerkt door de leden. Heel aardig zijn Pieters Rekenkundige vraag en de taalkundige vragen uit 1822 en de aanmerkingen die over de bijdragen van elk lid afzonderlijk zijn gemaakt (Pieter was meestal zeer ijverig). De boekenlijsten die het gezelschap rond 1820 en 1826 heeft vastgesteld treft u ook aan.

In 1824 beschreef H. Callenfels, in de tijd dat hij waarnam voor zijn overleden collega Gallandat, de situatie in Oost Zeeuwsch Vlaanderen. Er zijn drie gezelschappen opgericht.Van het 3e gezelschap in Hulst zijn de notulenboeken nog aanwezig in het Rijksarchief te Middelburg. De eerste drie verslagen geven een indruk van serieuze studiebijeenkomsten. Men las b.v. een deel van de circulaire van Visser uit 1815, daarna een leeslesje voor het kunstmatig lezen van Anslijn. Ook werden redekundige en rekenkundige oefeningen gedaan en gaf men commentaar op de gemaakte opstellen.Regelmatig werden liederen gezongen. De welkomstgroet voor de schoolopziener zat in de stapel met een handgeschreven notenbalk erboven. In andere districten gaf men zelfs liederenboekjes uit ter gelegenheid van de jaarvergadering. Enkele liederen uit het boekje van Callenfels zal ik letterlijk opnemen. Voorts zag ik een aantal prachtige schrijfvoorbeelden in diverse maten, groot, middelsoort, staand en loopend klein.

In 1825 waren Pieter Remerij en M. Hollebrands te gast in Oostburg bij de jaarvergadering van het onderwijzersgezelschap. In 1832 trof ik de naam van Pieter Remerij aan als secretaris van het 1e onderwijzersgezelschap in het 5e District van Zeeland.

In 1851 werd de algemeene vergadering van het vijfde district niet in Hulst gehouden, maar bij de herberg het Vogelfort bij het vischrijke water De Vogel. De 28 feestgenoten kijken terug op de afgelopen vijf jaar en luisterden naar een lezing over J.Cats als volksverlichter. P. Remerij werd herdacht als secretaris en men hield een voordracht over Karel de Stoute. Terwijl de maaltijd werd voorbereid verkwikte men zich een weinig in de vrije natuur en men genoot daarna van een rijkelijk voorzienen disch. Er werd getoast op vorst en vaderland, de beide schoolopzieners, den bloei van het onderwijs en het welzijn der onderwijzers.

Het notulenboek met de verslagen van de bijeenkomsten tussen 1852 en 1858 van het onderwijsgezelschap van Sas van Gent heb ik gevonden in het Rijksarchief te Middelburg. Hugo en Bernardus Franciscus Remerij waren meestal bij deze vergaderingen aanwezig. Enkele letterlijke verslagen met hun bijdragen in 1852 en 1858 kunt u zelf lezen. Zij zijn bezig geweest met kunstmatig lezen, taal, schrijven, sommen en opstellen over geschiedenis, natuurkunde en zedekunde. In 1858 was de schoolopziener F. van Deinse bij een vergadering aanwezig, hij sprak over het weduwenfonds en gaf eenige ophelderingen over de nieuwe wet.

Het jaarverslag van het onderwijsgezelschap in Axel in 1876 gaf een opsomming van de behandelde onderwerpen. Verder werd in de octobervergadering het 25-jarig jubileum van B.Fr.Remery gevierd, hij kreeg van zijn collega's een zilveren horloge.

In 1880 kreeg Hugo van het onderwijzersgezelschap bij zijn 40 jarig jubileum 6 stoelen en een leuningstoel. De schoolopziener klaagde over geringe opkomst en een commissie deed voorstellen om niet meer maandelijks, maar vier keer per jaar bijeen te komen.

De frequentie liep daarna nog verder terug, in 1892 begon het verslag met "Evenals in de voorgaande jaren werden de onderwijzers bijeenkomsten ook in dit jaar vrij goed bezocht." De schoolopziener vond de bijeenkomsten nuttig en de besprekingen belangrijk.