Home | Sitemap | Contact Us


Taalonderwijs Broeders van Maastricht. Van Maasland (1935)

Nadat de nieuwe spelling van Marchant in 1934 werd ingevoerd, was het nodig om de oude taalboeken te vervangen. De officiële titel van de nieuwe boeken was: ‘Nederlands Taalboek voor de r.-k. lagere school’ door B.L. van Maasland (pseudoniem voor broeder Bonaventura Meijs), maar meestal was de term ‘Maasland’ voldoende om kenners te laten weten hoe het taalonderwijs op de school werd gegeven. De methode bestond uit zes taalboekjes voor de tweede tot en met de zevende klas. In de boekjes werd een volledige taal-, stijl-, stel-, spreek- en stelcursus gegeven voor scholen met eindonderwijs. Voor de opleidingsklassen waren aparte boekjes met iets moeilijker stof om de leerlingen voor te bereiden voor de toelatingsexamens van de hbs en het gymnasium. Bij elk deeltje hoorde een handleiding met aanwijzingen voor de onderwijzers. Bij het stijlonderwijs moesten de onderwijzers ervoor zorgen dat de kinderen de beschikking kregen over een voldoende woordenschat. Zij moesten steeds weer onderzoeken of de kinderen begrepen hadden wat er in de leeslesjes stond en of ze de gevoelswaarde van bepaalde woorden konden aanvoelen. Meer opzettelijk stijlonderwijs werd gegeven door het bespreken en inprenten van spreekwoorden en gezegden. Verder kregen ze oefeningen in het veranderen van de woordvolgorde in zinnen en in het aanvullen van zinnen als er een voegwoord was gegeven om gevoel te krijgen voor een correcte Nederlandse zinsbouw. Het stelonderwijs begon al vroeg met platenboekjes die de kinderen mochten bekijken en waarbij ze dan moesten vertellen wat zij zagen. In de derde klas begon het schriftelijk stellen aan de hand van opstelplaatjes. In de hogere klassen moesten de leerlingen hun opstel in het klad maken en na correcties van de onderwijzer in hun netschrift overschrijven. Het spellingonderwijs kreeg vrij veel aandacht en was zeer systematisch opgezet. De meeste onderwijzers hadden al in hun opleidingstijd een degelijke taalbasiskennis gekregen en gaven die weer door aan hun leerlingen. De vooraankondiging in het tijdschrift van de congregatie was uitermate lovend en de recensent sprak de blijde verwachting uit dat de broeders binnenkort de beste taalmethode van Nederland zouden hebben:
Dit meesterlijk ontwerp met glasheldere memorie van toelichting houdt de rijke belofte in dat men kennis gaat nemen van een wetenschappelijk gefundeerde en tevens op de schoolpraktijk afgestemde methode die de gewenste resultaten waarborgt…. Die onderwijzersboeken zullen de zo noodzakelijke eenheid in het taalonderwijs bevorderen; in alle klassen dezelfde manier van aanbieden begrijpelijk maken, inoefenen der moeilijkheden, gelijkluidende formulering der regels, gestadige herhaling wordt gewaarborgd. 2 Allernuttigst zijn de logopedische onderrichtingen, de spreekcursus… 3 De fijne gedichtjes en goed gekozen prozalessen… 4 Voortdurend wordt de onderwijzer aangespoord en geholpen om steeds nieuwe woorden, uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijzen etc. op een juiste wijze te verbinden… het notitieboekje is een waardevolle vondst. 5 Voldoende voorraad stevige oefennummers met voortdurende stevige herhaling … en de onderwijzers hebben slechts een kwartier nodig voor de voorbereiding… 46
Ruim dertig jaar werd ‘Maasland’ op heel veel scholen in Nederland gebruikt. Ook de versies voor de scholen voor ulo waren een groot succes. Totdat in 1952 een omslag kwam toen de heer Gortzak bij de begrotingsbehandelingen in de Tweede Kamer aandrong om een vreemd verhaal over een Jodenjongetje uit het taalboekje voor de vierde klas te halen. Het verhaal deed volgens hem voorkomen dat alle Joden sadistische christenhaters zijn, ook het ministerie was van mening dat het verhaal aanzette tot discriminatie en antisemitisme. Minister Rutten vond echter dat de grondwet vrijheid van keuze van leermiddelen eiste en dat die geëerbiedigd moest worden. De uitgever Malmberg ging niet overstag en zelfs in de 33e herdruk in 1956 stond het verhaal nog in de boekjes, weliswaar met een kleine voetnoot in een zespuntslettertje dat het verhaal ontleend was aan een legende van Gregorius van Tours over de glorie van de martelaren. De schrijver G. Bomans werd hierover zo nijdig dat hij een venijnig artikel in de Volkskrant schreef. Nu werd opnieuw de zaak in de Tweede Kamer behandeld en de minister van Justitie bepaalde dat het boekje in strijd was met het strafrecht en uit de handel moest worden genomen. In de 34e druk was het ‘Jodenjongetje’ vervangen door een boerenknechtje.47 Een ander artikel van Bomans over verouderde verhalen in roomse leesboekjes van de Fraters van Tilburg zorgde voor een versnelde uitgave van een nieuwe leesmethode en ook de broeders werkten achter de schermen heel hard aan de ontwikkeling van nieuwe lees- en taalmethoden.48