Onderwijzers in de onderwijswet van 1889
Artikel 6. Niemand mag lager onderwijs geven , die niet in het bezit is der bij deze wet gevorderde bewijzen van bekwaamheid en zedelijkheid. Vreemdelingen behoeven bovendien Onze vergunning.
Artikel 23. Aan het hoofd van elke school is een onderwijzer geplaatst , die den leeftijd van drie en twintig jaren moet volbragt hebben en den rang van hoofdonderwijzer bezit. De waarneming van het bestuur eener school kan echter tijdelijk worden toevertrouwd aan een onderwijzer , die den gevorderden leeftijd of den rang van hoofdonderwijzer niet bezit , mits aan de school geen onderwijzer in het bezit van dien rang , ingevolge art. 24, verbonden zij. Zoodanige waarneming mag niet langer duren dan zes maanden.
Artikel 24 Het hoofd der school wordt bijgestaan door ten minste één onderwijzer , zoodra het aantal schoolgaande kinderen meer dan veertig, door ten minste twee onderwijzers, zoodra het een en negentig bedraagt. Voor elk vijf-en-vijftigtal schoolgaande kinderen boven de negentig wordt een onderwijzer meer vereischt..... Op geene school mogen meer dan zes honderd kinderen gelijktijdig worden toegelaten, tenzij hiertoe door Ons om bijzondere redenen vergunning wordt verleend. Bij de toepassing van dit artikel wordt tot grondslag genomen het getal kinderen , die op den vijftienden dag der maand Januarij van het loopende schooljaar als werkelijk schoolgaande bekend staan.
Artikel 26. Aan elken onderwijzer wordt eene vaste jaarwedde- toegelegd. Die jaarwedde bedraagt in geen geval minder dan zeven honderd gulden voor het hoofd der school , niet minder dan zes honderd gulden voor de onderwijzer,, met rang van hoofdonderwijzer, die volgens art. 24 moeten aanwezig zijn in scholen met meer dan vier onderwijzers , en niet minder dan vier honderd gulden voor eiken anderen onderwijzer.
Artikel 13. Waar in deze wet van onderwijzers gesproken wordt, zijn hieronder onderwijzeressen begrepen, ten ware het tegendeel uitdrukkelijk bepaald zij.
Artikel 25. Wanneer de school in verscheidene klassen verdeeld is, wordt het onderwijs in de laagste klassen bij voorkeur aan onderwijzeressen , dat in de hoogste klassen , behalve aan de scholen uitsluitend voor meisjes bestemd, bij voorkeur aan onderwijzers opgedragen.
Artikel 33. Het schoolonderwijs wordt onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen en aan hunne opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden. De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren , te doen of toe te laten wat strijdig is met den eerbied verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden. De onderwijzer , die zich in dit opzigt aan pligtverzuim schuldig maakt, kan door Ons voor hoogstens een jaar en bij herhaling der overtreding voor onbepaalder tijd in zijne bevoegdheid tot het geven van onderwijs aan eerre openbare school geschorst worden. Het geven van godsdienstonderwijs blijft aan de godsdienstleeraren overgelaten.
Artikel 8. Jongelieden van beiderlei kunne mogen in de school als kweekeling worden toegelaten en aldaar behulpzaam zijn , mits zij :
- a. hun vijftiende jaar ingetreden zijn en hun negentiende niet volbragt hebben , of de akte , bedoeld in art. 56 onder a, bezitten ;
- b. tot geene werkzaamheden in de school gebezigd worden dan de zoodanige , welke zij onder het toezigt en de leiding van een in hetzelfde schoolvertrek aanwezigen bevoegde verrigten , en
- c. na drie maanden als kweekeling geplaatst te zijn geweest , in het bezit zijn van een door den arrondissements-sehoolopziener schriftelijk goedgekeurd bewijs, niet ouder dan een jaar en afgegeven en onderteekend door het hoofd der school , waarin zij tijdens de afgifte waren toegelaten, dat hun zedelijk gedrag en hunne vorderingen voldoende zijn.
Het hoofd der school geeft van de toelating van een kweekeling in zijne school minstens drie dagen te voren schriftelijk kennis aan den arrondissements-schoolopziener.
Artikel 12. Van Rijkswege worden kweekscholen en normaallessen tot opleiding van onderwijzers opgerigt ten behoeve van de opleiding van onderwijzers kan eene Rijks-bijdrage worden verleend : 1°. aan gemeentelijke en aan bijzondere kweekscholen ; 2°. aan normaallessen en aan hoofden van scholen , voor elk der door hen opgeleide personen die de akte , bedoeld in art. 56 ouder a hebben verkregen , volgens door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen regelen en voorwaarden.
Artikel 56. De akten van bekwaamheid Zijn :
- a. die , waarvan het bezit de bevoegdheid verleent tot het geven van huis- en schoolonderwijs in de vakken , vermeld in art. 2 , onder a—i, en tevens bevoegdheid kan verleenen tot het geven van huis- en schoolonderwijs in een der vakken of in beide vakken, genoemd onder j en k in art. 2 der wet ;
- b. die , waarvan het bezit met den rang van hoofdonderwijzer de bevoegdheid verleent tot het geven van huis- en schoolonderwijs niet alleen in de vakken , vermeld in art. 2 onder a—i , maar ook in die , aldaar genoemd onder oen q, en tevens bevoegdheid kan verleenen tot het geven van huis- en schoolonderwijs in een der vakken of in beide vakken, genoemd onder j en k, in art. 2 der wet;
- c. die , waarvan het bezit de bevoegdheid verleent tot het geven van huisonderwijs of tot het geven van huis- en schoolonderwijs in be-paalde vakken.
Artikel 57.
Ter verkrijging der akte, vermeld in art. 56 onder a, wordt vercischt :
- a. de volbragte leeftijd van achttien jaren ;
- b. het afleggen van een examen, waartoe minstens eenmaal 's jaars de gelegenheid in elke provincie wordt opengesteld , voor cerre commissie, zamengesteld uit den inspecteur van het lager onderwijs in de provincie en vier districts- of arrondissements-schoolopzieners. Onze Minister , die met de uitvoering dezer wet is belast , wijst de leden dier commissiën aan en bepaalt den tijd, waarop zij vergaderen.
Artikel 60. Het examen omvat:
- goed lezen en schrijven ;
- de kennis der zinsontleding, der spelregels en der eerste gronden der Nederlandsche taal ;
- vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, juist en ge-makkelijk uit te drukken;
- de eerste oefeningen van het handteekenen ;
- het rekenen, zoowel met geheele getallen als met gewone en tiendeelige breuken en kennis van de leer der evenredigheden en van het Nederlandsch stelsel van maten en gewigten;
- de beginselen der aardrijkskunde, inzonderheid van Nederland en zijne overzeesche bezittingen ;
- de grondtrekken der vaderlandsche geschiedenis; de beginselen van de kennis der natuur; de theorie van het zingen ;
- de beginselen van onderwijs en opvoeding.
Aan allen , die hiertoe bij hunne aangifte het verlangen hebben kenbaar gemaakt , wordt, nadat tot hunne toelating is besloten , de gelegenheid gegeven, bewijzen van bekwaamheid in de vrije en orde-oefeningen der gymnastiek, aan onderwijzeressen bovendien bewijzen van bedrevenheid in de nuttige handwerken voor meisjes te leveren.
Aan ieder, die voldaan heeft, wordt eene akte van bekwaamheid kosteloos uitgereikt. Op de akte van bekwaamheid van hen , die bij het examen in de vrije en orde-oefeningen der gymnastiek of in de nuttige handwerken of in die beide vakken hebben voldaan , wordt daarvan aanteekening gedaan.