Home | Sitemap | Contact Us


Onderwijzers in de onderwijswet van 1878

Artikel 27. Om als onderwijzer benoemd te kunnen worden, wordt het bezit vereischt a. eener acte van bekwaamheid ; b. van een getuigschrift van zedelijk gedrag, afgegeven door den burgemeester der gemeente, of de burgemeesters der gemeenten, waar hij, aan wien het wordt uitgereikt, in de twee laatste jaren gewoond heeft.

Artikel 23. Aan het hoofd van elke school is een onderwijzer geplaatst, die den leeftijd van drie en twintig jaren moet volbragt hebben en den rang van hoofdonderwijzer bezitten. De waarneming van het bestuur eener school kan echter tijdelijk worden toevertrouwd aan een onderwijzer, die den gevorderden leeftijd of den rang van hoofdonderwijzer niet bezit, mits aan de school geen onderwijzer in het bezit van dien rang, ingevolge art. 24, verbonden zij. Zoodanige waarneming mag niet langer duren dan zes maanden.

Artikel 24. Het hoofd der school wordt bijgestaan door minstens één onderwijzer, als het aantal schoolgaande kinderen meer dan dertig, door minstens twee onderwijzers, als het meer dan zeventig, door minstens drie, als het meer dan honderd en twintig, en door minstens vier, als het meer dan honderd en zeventig bedraagt.......

Artikel 13. Waar in deze wet van onderwijzers gesproken wordt, zijn hieronder onderwijzeressen begrepen, ten ware het tegendeel uitdrukkelijk bepaald zij.

Artikel 25. Wanneer de school in verscheidene klassen verdeeld is, wordt het onderwijs in de' laagste klassen bij voorkeur aan onderwijzeressen, dat in de hoogste klassen, behalve aan de scholen uitsluitend voor meisjes bestemd, bij voorkeur aan onderwijzers opgedragen.

Artikel 12. Van Rijkswege worden kweekscholen voor onderwijzers opgerigt en onderhouden. De inrigting dezer kweekscholen wordt bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur geregeld. Indien eene kweekschool voor onderwijzers door eene gemeente wordt opgerigt en onderhouden, kan daarvoor eene bijdrage uit 's Rijks kas worden verleend, doch tot geen hooger bedrag dan van de helft der kosten, zoo van oprigting als van onderhoud, en onder voorwaarde dat de kweekschool in allen opzigte aan de door Ons voor de Rijkskweekscholen gestelde vereischten voldoe. In gemeenten, waar hiertoe geschikte gelegenheid bestaat, worden van Rijkswege norrnaallessen tot opleiding van onderwijzers ingesteld en bekostigd. Het geven van dergelijke lessen kan aan alle bevoegden worden opgedragen. De gemeenteraad kan op gelijke of andere, bij plaatselijke verordening te regelen, wijze ter opleiding van onderwijzers voorzieningen treffen.

Artikel 8. Jongelieden van beiderlei kunne mogen, met schriftelijke goedkeuring van den arrondissements-schoolopziener, in de school als kweekelingen worden toegelaten en aldaar behulpzaam zijn, mits zij
a. hun vijftiende jaar ingetreden zijn en hun negentiende niet volbragt hebben;
b. tot geene werkzaamheden in de school gebezigd worden dan de zoodanige, welke zij onder het regtstreeksch toezigt en onder de leiding van een bevoegde verrigten, en
c. na drie maanden als kweekeling geplaatst te zijn geweest, in het bezit zijn van een bewijs, niet ouder dan een jaar en onderteekend door het hoofd der school, waarin zij tijdens de afgifte waren toegelaten, dat hun zedelijk gedrag en hunne vorderingen voldoende zijn.

Het examen omvat :
goed lezen en schrijven; de kennis der zinsontleding, der spelregels en der eerste gronden der Nederlandsche taal; vaardigheid om zich, zoowel mondeling als schriftelijk, juist en gemakkelijk uit te drukken;
de beginselen van de vormleer;
het rekenen, zoowel met gehele getallen, als met gewone en tiendeelige breuken en kennis van de leer der evenredigheden en van het Nederlandsch stelsel van maten en gewigten;
de beginselen der aardrijkskunde, inzonderheid van Nederland en zijne overzeesche bezittingen ;
de grondtrekken der vaderlandsche geschiedenis;
de beginselen van de kennis der natuur;
de theorie van het zingen;
de beginselen van onderwijs en opvoeding.
Van onderwijzeressen worden bovendien bewijzen van bedrevenheid in de nuttige handwerken gevorderd.
Aan ieder, die voldaan heeft, wordt eene acte van bekwaamheid als onderwijzer kosteloos uitgereikt.

Artikel 62. Jaarlijks worden door Onzen Minister, met de uitvoering dezer wet belast, een of meer commissien tot het afnemen der examens, in het voorgaand artikel bedoeld, benoemd en de tijd wanneer en de plaatsen waar zij hare zittingen zullen houden, tijdig aangewezen.

Bij het openbaar onderwijs staat de volgende passage in Artikel 33 Het schoolonderwijs wordt onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kinderen en aan hunne opleiding tot alle Christelijke en maatschappelijke deugden. De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten wat strijdig is met den eerbied verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden. De onderwijzer, die zich in dit opzigt aan pligtverzuim schuldig maakt, kan door Ons voor hoogstens een jaar en bij herhaling der overtreding voor onbepaalden tijd in zijne bevoegdheid tot liet geven van onderwijs aan eene openbare school geschorst worden. Het geven van godsdienstonderwijs blijft aan de godsdienst-leeraren overgelaten. Voor het bijzonder onderwijs staat in Artikel 53. De onderwijzer, die bij het geven van bijzonder school- of huisonderwijs leeringen verspreidt strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten des lands, kan op voordragt van burgemeester en wethouders of van den districts-schoolopziener door Gedeputeerde Staten worden verklaard zijne bevoegdheid tot het geven van onderwijs verloren te hebben. Deze bepaling is ook toepasselijk op den onderwijzer, die zich aan een ergerlijk levensgedrag schuldig maakt.

Artikel 9. Hij, die zonder daartoe bevoegd te zijn, lager onderwijs geeft of in strijd met het voorschrift van art. 5 schoolonderwijs geeft in een afgekeurd locaal, of die, als hoofd der school, daarin kweekelingen toelaat anders dan op den voet, hij het voorgaand artikel bepaald, wordt gestraft met eene geldboete van vijf en twintig tot vijftig gulden voor de eerste maal; bij herhaling met eene boete van vijftig tot honderd gulden en gevangenisstraf van acht tot veertien dagen, te zamen of afzonderlijk, en vervolgens telkens met gevangenisstraf van eene maand tot een jaar....Behalve de gevallen, hierna vermeld, vervalt de bevoegdheid tot het geven van lager onderwijs voor hem, die bij eindvonnis is veroordeeld a. wegens misdaad b. wegens diefstal, opligting, meineed, misbruik van vertrouwen of aantasting der zeden.

Artikel 36. Het is hun op gelijke straffe verboden ambten of bedieningen te bekleeden of te gedoogen, dat te hunnen huize handel of nering gedreven of eenig beroep uitgeoefend worde door de leden van hun gezin. Zoowel van het eene als van het andere verbod kan vrijstelling worden verleend door Gedeputeerde Staten, den districts-schoolopziener gehoord. Het ontslag, in dit en de twee voorgaande artikelen bedoeld, wordt verleend, hetzij door den gemeenteraad op voordragt van den districts-schoolopziener of van burgemeester en wethouders of van den arrondissements schoolopziener naar de onderscheidingen, in art. 29, onder b en c gemaakt, hetzij ingevolge art. 31 door Gedeputeerde Staten, hetzij aan scholen, uitsluitend door het Rijk bekostigd, door Onzen Minister met de uitvoering dezer wet belast.