Home | Sitemap | Contact Us



Bevoegdheidseisen voor onderwijzers in de onderwijswet van 1806

In de onderwijswet van 1806 werd van de onderwijzers verlangd dat zij een bewijs hadden van goed zedelijk gedrag; een bewijs van de bekwaamheid en een bewijs van een aanstelling aan een school.

Art.13. Niemand zal binnen de Bataafsche Republiek eenig LagerOnderwijs geven, dan die de vier navolgende vereischten bezit: Vooreerst: Dat hij zijn goed burgerlijk en zedelijk gedrag door één of meer voldoende Getuigschriften kan bewijzen. Ten tweede : Dat hij de Algemeene Toelating tot het geven van Onderwijs erlangd hebbe. Ten derde: Dat hij, na en boven deze Algemeene Toelating, eene Aanstelling of Admissie tot deze of gene School , of voor deze of gene Plaats, wettiglijk verkregen hebbe. Ten vierde : Dat hij zich , na liet verkrijgen eener Speciale Beroeping, Aanstelling of Admissie, met de Bewijsstukken, daartoe betrekkelijk, bij den Schoolopziener van het District of de Plaatselijke Schoolcommissie in persoon of schriftelijk vervoegd hebbe. Zijnde hieronder niet begrepen de Onderwijzers , welke in particuliere huizen inwonen, en aan kinderen, tot dat huis behoorende, onderwijs geven.

Er werd onderscheid gemaakt in vier rangen met de volgende omschrijvingen:

De vierde of laagste Rang bestaat uit dezulke, die in het Lezen, Schrijven en de beginselen der Rekenkunde, de regel van Drieën ingesloten, tamelijk bedreven zijn, en tot het geven van onderwijs, eenigen aanleg hebben.

De derde uit dezulke, die, in het Lezen, Schrijven en Rekenen, zoo met geheele als gebroken getallen, wel ervaren, in derzelver toepassing op zaken van het dagelijksch leven eenige vaardigheid, van de beginselen der Nederlandsche Taal eenige kennis, en van eene goede manier van onderwijzen eenig begrip hebben.

De tweede uit dezulke, die, zoo in het gewoon als kunstmatig Lezen regt bedreven zijn, eene goede nette hand Schrijven, de Rekenkunde, zoo, Theoretisch als Praktisch, regt verstaan, de voornaamste regelen der Nederduitsche Taal, benevens derzelver gronden kennen, van de Aardrijks-en Geschiedkunde eenig begrip hebben, en eene genoegzame bekwaamheid en geoefendheid bezitten in het geven van een oordeelkundig onderwijs.

De eerste of hoogste uit dezulke, die - boven en behalve eene grondige ervarenheid in onderscheiden vakken van het Lager Onderwijs, en inzonderheid in de grondbeginselen en beoefening eenèr oordeelkundige Leerwijze - in de Aardrijks- en Geschiedkunde goede bedrevenheid bezitten, met de Natuur- en Wiskunde wel bekend zijn, en in beschaafdheid van verstand uitmunten.

In 1814 werd een vergelijkend examen bij iedere schoolvacature verplicht gesteld. Het proces-verbaal van zo’n vergelijkend examen waarin tevens een voordracht was opgenomen, moest ondertekend worden door de schoolopziener van het district waarin de vacature voorkwam en door degene (n), die tot benoeming gerechtigd waren. Dit proces-verbaal ging dan via de gouverneur van de provincie naar het departement in Den Haag, dat, voordat de onderwijzer in functie kon treden daartoe toestemming moest geven. Alle vacatures voor lagere scholen moesten opgenomen worden in de Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het onderwijs en de opvoeding. Als dit niet gebeurde zou het departement een voorstel voor benoeming niet honoreren. Uit Boekholt p. 151. ..Deze eisen waren van kracht tot de invoering van een nieuwe onderwijswet in 1857.

Situatie in Zeeland begin 19e eeuw

De vierde rang was de laagste rang en was bestemd voor diegenen die redelijk konden lezen, schrijven en rekenen en tot het geven van onderwijs enige aanleg hadden. Het was voor de vierde rang voldoende om een examen af te leggen bij de Schoolopziener van het district. Deze moest in de grote steden verslag duitbrengen aan de commissie van onderwijs die besliste over de toelating en het bewijs daarvan. Aan de onderwijzers die voor het begin van de wetgeving al in een school werkzaam waren, werd in 1801 zonder meer het bewijs van algemene toelating uitgereikt.
In 1815 behoorde meer dan de helft van de Zeeuwsch-Vlaamse scholen tot de laagste rang. De situatie verbeterde echter gestaag. In 1830 behoorde 40% van de onderwijzers in de dorpen en gehuchten van Oost Zeeuwsch Vlaanderen tot de derde rang, 13% tot de vierde rang en 46,7 had geen rang. Gemiddeld had in 1830 2% van de hoofdonderwijzers in Zeeland de tweede rang, 28%, de 2e, 39% de derde, 7% de vierde en 21% geen rang. In 1855 had slechts 4% geen rang of de vierde rang, 30% de derde rang, 60% de tweede en 1,3 de eerste rang

Proces-verbaal van een vergelijkend examen in Axel te Zeeland in 1816

In het Rijksarchief van Den Haag heb ik een handgeschreven proces-verbaal gevonden van een vergelijkend examen dat in 1816 is afgenomen. Het gaat over P. Meesters in Sluis, deze naam komen we regelmatig tegen in de verslagen van de schoolopziener Callenfels en als auteur van rekenboekjes. De tekst heb ik overgeschreven en uitgetikt op deze pagina.

Middelburg, 23-8-1816, 1e afdeling no 1829 Vervulling vacature Axel

De Gouverneur van Zeeland heeft de eer Z.E. de Heer Commissaris Generaal voor het Onderwijs Kunsten en Wetenschappen hiernevens te doen toekomen het Proces Verbaal van Vergelijkend examen opgemaakt bij de gecombineerde vergadering van den stads-en kerkenraad gehouden ten overstaan van den opziener van het 4e Schooldistrict Dezer Provincie den 31e July en 1e Augustus jl ingevolge de verordeningen van het schoolwezen lager onderwijs.

Z.E. zal daaruit het verlangen van gezegde vergadering bespeuren dat de sollicitant Pieter Meesters ter vervulling van de vacerende plaats als Schoolonderwijzer te Axel wordt benoemd.

De bewijzen van bekwaamheid door hem aan de dag gelegd. De aanbeveling van den Districtsopziener laten mij geen twijfel over of Z.E. zal krachtens artikel 2 van de wet van 20 maart 1814 no 2 gaarne aan dit verlangen voldoen en de goedkeuring tot die benoeming geenszins te weigeren.

De Gouverneur van Zeeland Schoren

Verbaal van het vergelijkend examen in Axel den 31e July en 1e Augustus 1816

  oordeelvelling over P.Meesters F. Stallinga
kunstmatig lezen allervoldoenste
allervoldoenste
schrijven eene redelijke pen eene fraaije maar niet zeer vlugge pen
rekenen grote bekwaamheid goede bekwaamheid
taalkunde zeer gegronde kennis vrij goede kennis
aardrijkskunde oppervlakkige kennis oppervlakkige kennis
geschiedkunde weinige kennis vrij goede kennis
vorderingen uitmuntend vrij wel
voorleezen zeer goed zeer goed