Home | Sitemap | Contact Us


1878 Onderwijswet. TITEL V. VAN HET TOEZIGT OP HET LAGER ONDERWIJS.

Artikel 67. Het toezigt over het lager onderwijs in het geheele Rijk is opgedragen aan Onzen Minister, die met de uitvoering dezer wet is belast. Dat toezigt wordt onder zijne bevelen uitgeoefend door de inspecteurs, de districts-schoolopzieners en de arrondissements-schoolopzieners.

Artikel 68. Het ambtsgebied van iederen inspecteur omvat eene of meer provincien, dat van iederen districts-schoolopziener een der districten, waarin de provincien door Ons worden verdeeld. De inspecteurs en de districts-schoolopzieners worden door Ons benoemd , geschorst en ontslagen. Zij genieten, behalve eene vaste jaarwedde, vergoeding voor reis en verblijfkosten uit 's Rijks kas. Zij bekleeden geene ambten of bedieningen zonder Onze toestemming.In geval van ziekte, afwezigheid, schorsing of ontstentenis wordt een inspecteur door een distriets-schoolopziener, een districts-schoolopziener door een arrondissementsoschoolopziener ver-vangen. Onze Minister, met de uitvoering dezer wet belast, wijst den plaatsvervanger aan.

Artikel 69. Elk schooldistrict wordt door Ons verdeeld in minstens twee arrondissementen. In ieder arrondissement is een arrondissements-schoolopziener. Die schoolopzieners worden door Ons benoemd voor den tijd van zes jaren. De aftredenden zijn weder benoembaar. Zij kunnen ten allen tijde door Ons worden ontslagen. Zij genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten uit's Rijks kas. Zij staan den districts-schoolopziener ter zijde.

De verdeeling der werkzaamheden tusschen de districts- en arrondissements-schoolopzieners wordt door Ons geregeld.

Artikel 70. Het plaatselijk toezigt wordt uitgeoefend door burgemeester en wethouders. De gemeenteraad kan ter nadere verzekering van het plaatselijk toezigt eene commissie instellen, welke de bevoegdheden bezit, in de artt. 73 en 74 dezer wet omschreven. Bene plaatselijke verordening regelt hare zamenstelling en inrigting.

Artikel 71. De leden der plaatselijke commissien, de arrondissementssohoolopzieners, de districts-schoolopzieners en de inspecteurs leggen, bij de aanvaarding hunner bediening den eed of de belofte af, dat zij hunne pligten getrouw en naar behooren zullen waar-nemen. De aflegging van den eed of van de belofte geschiedt door de leden der plaatselijke commissie in handen van den burgemeester en door den burgemeester, is deze zelf tot lid der commissie benoemd, in handen van den kantonregter; door de arrondissementsschoolopzieners en de districtscschoolopzieners in handen van Onzen Commissaris in de provincie; door de inspecteurs in handen van Onzen Minister, met de uitvoering dezer wet belast. Bij herbenoeming wordt de eed of belofte niet op nieuw afgelegd.

Artikel 72. Behalve de ambtenaren, in art. 11 n°. 1-6 van het Wetboek van Strafvordering genoemd, zijn tot het opmaken van proces-verbaal van de overtredingen dezer wet en van andere verordeningen op het lager onderwijs bevoegd de leden van het collegie van burgemeester en wethouders, de voorzitters en leden der plaatselijke commissien van toezigt, de arrondissements-schoolopzieners en de districts-schoolopzieners en de inspecteurs, ieder binnen de grenzen van zijn ambtsgebied.

Artikel 73. Voor leden van het collegie van burgemeester en wet-houders, voor de voorzitters en leden der plaatselijke commissien van toezigt, voor de arrondissements-schoolopzieners, voor de districts-schoolopzieners en voor de inspecteurs, ieder binnen de grenzen van zijn ambtsgebied, moeten alle scholen, waar lager onderwijs wordt gegeven, zoo openbare als bijzondere, steeds toegankelijk zijn. De hoofden dier scholen en de overige onderwijzers zijn gehouden aan hen of aan Onzen Minister, met de uitvoering dezer wet belast, de verlangde inlichtingen omtrent de school en het onderwijs te geven. Zij zijn hiertoe verpligt in elken vorm, waarin die inlichtingen gevraagd worden, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, en zoowel bij gelegenheid van het schoolbezoek als op andere tijdstippen. Weigering in deze wordt gestraft met eene boete van vijf en twintig gulden en gevangenisstraf van drie dagen te zamen of afzonderlijk. Bij herhaling en vervolgens worden telkens beide straffen te zamen opgelegd. Art. 463 van het Wetboek van Strafregt en art. 20 der wet van 29 Junij 1854 (Staatsbladl n°. 102) zijn ten deze toepasselijk.

Artikel 74. De plaatselijke commissien houden een naauwkeurig toezigt op alle scholen in de gemeente, waar lager onderwijs gegeven wordt: bezoeken die ten minste twee malen 's jaars, hetzij gezamenlijk, hetzij door commissien uit haar midden; zorgen dat de verordeningen op het lager onderwijs stipt nageleefd worden; houden aanteekening van het onderwijzend personeel, van het getal leerlingen en van den staat van het onderwijs; doen jaarlijks voor 1 Maart aan den gemeenteraad een beredeneerd verslag van den toestand van het onderwijs in de gemeente, en zenden daarvan afschrift aan den arrondissements-schoolopziener; deelen aan dezen de belangrijke veranderingen mede, die het school-wezen heeft ondergaan ; geven hem, den districts-schoolopziener en den provincialen inspecteur alle inlichtingen, die deze verlangen; verleenen den onderwijzers, die hare voorlichting, hulp of medewerking vragen, bijstand, en beijveren zich den bloei van het onderwijs naar vermogen te behartigen.

Artikel 75. De arrondissements-schoolopzieners zorgen voortdurend bekend te blijven met den toestand van het schoolwezen in hun arrondissement, bezoeken tweemalen 's jaars alle daar binnen gelegen scholen, waar lager onderwijs wordt gegeven, en houden van dat schoolbezoek naauwkeurig aanteekening; waken dat de verordeningen op het lager onderwijs stipt nageleefd worden; treden in overleg met de plaatselijke schoolcommissien en de gemeentebesturen; doen zoowel aan dezen als aan de districts-schoolopzieners de voorstellen, die zij in het belang van het onderwijs achten; doen aan den districts-schoolopziener na verloop van elke drie maanden opgave van de door hen gedurende dat tijdvak bezochte scholen; geven hem kennis van al hetgeen hun hij het schoolbezoek belangrijk is voorgekomen en verstrekken hem alle inlichtingen, die hij verlangt; behartigen de belangen der onderwijzers, bevorderen hunne bijeenkomsten en wonen die zooveel mogelijk bij.

Artikel 76. De districts-schoolopzieners zorgen zoo door schoolbezoek als door mondeling en schriftelijk overleg met de arrondissementscchoolopzieners, plaatselijke commissien en gemeentebesturen voortdurend bekend te blijven met den toestand van liet lager schoolwezen in hun district en de verbetering en den bloei daarvan te bevorderen; zij oefenen liet hun opgedragen toezigt met naauwlettendheid uit en waken, dat de verordeningen op liet lager onderwijs stipt worden nageleefd; zij doen aan den inspecteur de voorstellen, die zij in het belang van het onderwijs achten en geven hem alle inlichtingen die hij verlangt. Elk hunner doet jaarlijks vóór primo Mei een beredeneerd verslag van den toestand van het onderwijs in zijn district aan den inspecteur toekomen en zendt daarvan afschrift aan Gedeputeerde Staten der provincie.

Artikel 77. De inspecteurs trachten, zoo door schoolbezoek als door mondeling en schriftelijk overleg met de districts-schoolopzieners en arrondissements-schoolopzieners, plaatselijke commissien en gemeentebesturen, de verbetering en den bloei van het lager school-wezen te bevorderen; zij lichten Onzen Minister, met de uitvoering dezer wet belast, voor omtrent alle onderwerpen, waarover hun oordeel gevraagd wordt; zij vervaardigen uit de jaarlijksche verslagen der districts-schoolopzieners en uit hunne eigene aanteekeningen jaarlijks een beredeneerd verslag omtrent den toestand van het onderwijs in de provincie of provincien en zenden dit voor 10. Julij aan Onzen Minister voornoemd.

Artikel 78. De inspecteurs, districts-schoolopzieners en arrondissementsschoolopzieners hebben toegang tot de vergaderingen van alle plaatselijke commissien binnen hun ambtsgebied en kunnen zoodanige vergadering beleggen. In de vergadering hebben zij eene raadgevende stem.

Artikel 79. Bij het ontbreken eener plaatselijke commissie kunnen burgemeester en wethouders, in overleg met den arrondissements-schoolopziener, geschikte personen, buiten hun collegie gekozen, met het doen ven schoolbezoek belasten. Op zoodanige gecommitteerden is liet eerste lid van ar