130404. Schoolgeschiedenis in beeld.De naaldvakschool in Soest door Bert
Stilma
Als men met de auto ‑ komend vanaf de A1 ‑ bij Baarn de
provinciale weg (221) inslaat, dan is na enkele kilometers aan de rechterkant
van deze vierbaansweg het paleis Soestdijk te zien. Verderop langs deze weg door
Soest, na ongeveer één kilometer, staat aan de rechterkant het zogenoemde Anna
Paulownahuis. Om precies te zijn: aan de Burgemeester Grothestraat nr 51 staat
dit naar de gemalin van Koning Willem II genoemde huis. Met grote letters prijkt
op de voorgevel het woord naaldvakschool en daarboven een siérlijke krulletter E.
De getallen 18 en 93 links en rechts van naaldvakschool leren ons dat dit gebouw
meer dan een eeuw oud is. Een blik in de stamboom van de Oranjes zorgt echter
voor enige verwarring. Anna Paulowna overleefde weliswaar haar echtgenoot,
koning Willem II, maar stierf zelf in 1865. Deze naaldvakschool heeft zij dus
nimmer met eigen ogen aanschouwd. Vanwaar dan die naam?
Anna Paulowna, de zuster van de Russische Tsaar Alexander
1, trouwde in 1816 met Willem II die in 1840 koning werd. Deze Willem had in
1815 als opperbevelhebber van de Nederlandse troepen deelgenomen aan de befaamde
Slag bij Waterloo. Mede door zijn inbreng waren de legers van Napoleon
verslagen. Zijn bekendheid reikte tot aan de Russische hoven. In het jaar 1816
schonk de Nederlandse regering prins Willem II het paleis Soestdijk. Zijn
militaire heldhaftigheid is ongetwijfeld debet geweest aan deze schenking.
Hoewel Prins Willem en zijn gemalin voornamelijk in Den Haag aan de Kneuterdijk
woonden, vertoefden zij regelmatig, en met het ouder worden der jaren steeds
vaker, in het paleis Soestdijk.
In het jaar 1818 werd in Soest een Commissie van
Weldadigheid opgericht. Het is een tijd waarin filantropie en particuliere
liefdadigheid hoogtij vieren. Zo ook in Soest, in die jaren een kleine
agrarische plaats. De Commissie van Weldadigheid stelde zichzelf tot taak om
kleding, werk en voedsel aan de 'behoeftigen' te verschaffen. Verder konden ook
de zieken en de kraamvrouwen op assistentie van deze commissie rekenen, terwijl
het onderwijs aan meisjes evenmin werd vergeten. Anna Paulowna werd de
beschermvrouwe van deze commissie en het is haar initiatief om in 1844 een pand
aan de Burgemeester Grothestraat te bouwen, op de plek van de huidige nr 51, ten
behoeve van de activiteiten van de commissie. In 1893 besloot de jonge regentes
Emma om dit pand, het Anna Paulownahuis, te slopen en op het vrijgekomen grond
een nieuw gebouw te plaatsen. De eerste steen werd in 1893 gelegd door Mevrouw
R.H. Loten van Doelen Grothe, echtgenote van de burgemeester, die in de functie
van directrice de scepter over deze naald‑ en breischool zou gaan zwaaien. Als
blijk van dankbaarheid (Emma financierde dit in neo‑renaissance stijl gebouwde
huis uit eigen middelen) prijkt op de voorgevel de beginletter van de naam van
de sponsor, een sierlijke E.
In de afgelopen eeuw heeft het gebouw van 1893 diverse
functies gehad, varirend van naaldvakschool tot huishoudschool. In 1961 schonk
Prinses Wilhelmina dit pand aan de gemeente Soest. Aan deze teruggave werd wel
een tweetal voorwaarden verbonden. Het gebouw zou altijd de naam van haar
grootmoeder Anna Paulowna blijven dragen en de bestemming van dit gebouw moest
van maatschappelijke of sociaal‑culturele aard zijn. Momenteel fungeert dit
gebouw als een galerie waar exposities worden gehouden. De naam van één
galeriehoudster mag niet onvermeld blijven. De bekende naaldkunstenares Cecile
Dreesman heeft hier de laatste twee jaren van haar leven gewoond.
Aan het negentiende eeuwse fenomeen van naai‑en
breischooltjes heeft Mineke van Essen in haar publikatie Opvoeden met een dubbel
doel de nodige aandacht gewijd. Om te beginnen moet geconstateerd worden dat van
regulier nijverheidsonderwijs in de vorige eeuw geen sprake is geweest. De enige
wettelijke basis voor het vak handwerken is te vinden in de lagere schoolwet van
1878 waar het vak 'nuttig handwerken voor meisjes' verplicht werd gesteld en het
vak 'fraaie handwerken voor meisjes' facultatief (art 2 lid k en t). Wel is
bekend dat er tal van vormen van particulier handwerkonderwijs zijn geweest. We
moeten dan denken aan kleine schoollokaaltjes waar meisjes tegen betaling
leerden breien, borduren, naaien en niet te vergeten: kleren verstellen. Kreeg
de naailerares plotseling een grote opdracht van elders, dan werden de meisjes
prompt massaal aan het werk gezet om deze opdracht op tijd af te ronden. Volgens
Mineke van Essen moeten we ,eerder aan naai‑ateliers ('naai‑winkels') dan aan
scholen denken. Immers, er werd slecht uitgelegd, op de zithouding werd amper
gelet en aan variatie in opdrachten werd geen aandacht besteed. Van een
systematische leergang moet al evenmin sprake zijn geweest. Een uitzondering op
deze regel vormde de uit Zwolle afkomstige handwerkonderwijzeres Alberdina
Woldendorp die reeds in 1827 een handleiding voor haar collega's schreef. Zo
adviseerde zij haar collega's om de meisjes niet te lang bij lamplicht te laten
borduren, ze afwisselend aan de linker ‑ en aan de rechterkant van het daglicht
te laten werken en tussen de bedrijven door bewegingsoefeningen in te lassen.
Voor de zeer jeugdige meisjes zijn er nog aparte
breischooltjes geweest. Waarschijnlijk moeten we de leerkrachten voor deze
breischooltjes zoeken bij de bewaarschoolonderwijzeressen die tegen betaling na
afloop van de bewaarschool nog les gaven aan meisjes van pak weg vijf à zes
jaar.
Alberdina was als een roepende in de woestijn. In de vorige
eeuw genoten de naald‑en breischooltjes geen hoog aanzien. Ze werden veelal als
`broeinesten voor het kwade' gezien. Of het schooltje in Soest ook een dergelijk
`broeinest voor het kwade' is geweest, hebben wij niet kunnen achterhalen. Laten
wij het maar houden op de oorspronkelijke doelstelling: verlichting van het
materiële lot van de Soester jeugd. Jaren geleden vertelde een bejaarde
Soestenaar mij dat vroeger met Kerst aan behoeftige kinderen gratis kleding werd
uitgereikt. Kleding die vervaardigd was in het Anna Paulowna huis.
|