Home | About Us | Contact Us


C. DE LATIJNSE SCHOLEN IN DE PROVINCIE UTRECHT bezocht door H. Wijnbeek in 1841.

Amersfoort.

Eenige maanden na mijn bezoek der Latijnsche school alhier is dezelve eindelijk, door middel van pensioen, verlost van den onkundigen en lusteloozen rector van Engelen en is deze opgevolgd door den beroemden philoloog S. Karsten 26) gelukkig een Hercules voor zijn vak. Want hij zal er Augiasstallen te reinigen hebben. Zoodanig vond ik dit gesticht nu weder even gelijk tevoren, hetgeen te meer bejammeren was daar in hetzelve de kweekelingen van het in Amersfoort gevestigd theologisch collegie der Clerisie hunne letterkundige opleiding ontvangen. Was het onderrigt van den rector van luttel beteekenis, dat van den conrector Leinweber was wel beter. Doch hij miste eenen hem onontbeerlijken goeden leidsman en voorganger. Dat van den kundigen Hamelberg, afzonderlijk onderwijzer voor geschiedenis, aardrijksbeschrijving en wiskunde was zoo goed als men met billijkheid verwachten kon bij leerlingen, die bij het onderwijs der oude talen verstandsontwikkeling en opwekking van den leerlust ontbeerden, Zij waren 20 in getal.

Utrecht.
Het bezoek van dit gymnasium was mij eene verlustiging. De met het klimmen der jaren minder geschikt geworden rector Nijhoff was thans eervol ontslagen en opgevolgd door den volijverigen conrector Dorn Seiffen. 27 ) De smaakvolle hoogste praeceptor Ekker 28) was tot het conrectoraat, de overige pracceptoren waren elk tot eene hoogere school bevorderd, terwijl de daardoor opengevallen leerstoel der onderste school door den sedert te Amersfoort als rector aangestelden Karsten vervuld was. Deze opschuiving tot hoogere scholen heeft geene verandering teweeggebragt in de hier vroeger ingevoerde verdeeling der vakken onder de onderwijzers.
De rector gaat voort met zijn zoo geregeld als onderhoudend onderwijs der algemeene geschiedenis, door aardrijksen tijdrekenkunde voorgelicht, beginnende hij hetzelve met de geschiedenis der oude volken in de onderste of vijfde school, zettende hetzelve voort in de verdere scholen met die der Grieken, der Romeinen, der middeleeuwen en der nieuwe geschiedenis, met welke laatste dus dit onderwijs voltooid wordt.
De conrector verrijkt het verstand der leerlingen van de twee hoogste scholen met de noodige kennis tot regt verstand der Grieksche schrijvers en boezemt hun waren smaak in voor derzelver schoonheden, nadat zij daartoe trapsgewijze zijn voorbereid door het taalkundig onderwijs van den praeceptor Bakhoven in de drie onderste scholen.
In de hoogste school is dezelfde praeceptor belast met de uitlegging van Latijnsche schrijvers. Hier vond ik aan te merken dat er te velerlei schrijvers gelijktijdig werden behandeld, hetwelk noodwendig ten gevolge moest hebben dat de leerlingen het kenmerkende van den stijl en den geest van ieder dier schrijvers niet genoeg konde onderscheiden en daardoor moeijelijk zich een bepaalden en vasten Latijnschen schrijfstijl konden eigen maken. Deze mijne aanmerkingen heb ik dan ook aan dien onderwijzer, alsmede aan den rector en den curator, professor van Heusde 29) medegedeeld. Doch gedurende deze aangevangen halfjarigen cursus kon daarin geene verandering gemaakt worden.
De kundige praeceptor Bolhuis, die de Latijnsche taalgronden in de drie hoogste scholen, en de uitlegging der Latijnsche schrijvers in de tweede en derde voor zijn aandeel heeft, kwijt zich met veel oordeel van die taak. De praeceptor Karsten, met het Latijn in de twee onderste scholen belast, deed zulks insgelijks, hoewel het hem was aan te zien, dat die taak beneden de hooge vlugt zijner letterkundige studien was en dat hij voor hooger onderwijs nog beter zou berekend zijn.
Het wiskundig gedeelte was zoodanig als in dit zoo wel ingerigt gymnasium te wachten was. Twee onderwijzers waren er mede belast: de Heer Schröder voor het hoogste gedeelte en de Heer Fockens voor het eerstbeginnende onderrigt. La Croix werd hier meest gevolgd. Men bragt het er in de meet kunde zelfs tot de stereometrie (de meting der ligchamen).
De leerlingen hebben het voorregt van menigwerf bezocht en ondervraagd te worden door den zoo even genoemde curator van Heusde, en dit strekt grootelijks tot aanmoediging der onderwijzers, zoo wel als der leerlingen. Het is aan die aanmoediging evenzeer als aan het wel zamengesteld personeel der leeraars te danken dat de verdeeling der vakken onder hen over 't algemeen zeer groote vruchtgevolgen oplevert.
Er is hier verder een afzonderlijk onderwijzer voor de Fransche taal- en letterkunde en een voor de Hoogduitsche ten behoeve der kweekelingen van het gymnasium, welke het onderwijs derzelve verlangen. De onderwijzer in de Hoogduitsche taal geeft ook aan desverkiezenden onderwijs in de gymnastiek. Vroeger werd van hetzelve door velen gebruik gemaakt, doch het is langzamerhand schier geheel te niet geloopen. Er waren thans 89 leerlingen.
Het gebouw der Latijnsche school, belandend aan een gedeelte der stadswallen, welke in fraaije terrassen worden herschapen, zijn uit dien hoofde moeten ontruimd worden. Doch het Stedelijk Bestuur is niet in gebreke gebleven een ander gebouw voor haar af te staan, welks vertrekken die van het vorig in ruimte en onderling verband overtreffen.

Verslag uit 1837.

In de provincie Utrecht zijn niet meer dan twee Latijnsche scholen, de eene te Utrecht, de andere te Amersfoort. Zij waren laatstelijk door mij bezocht in 1833. Het onderwijs te Utrecht had geene aanmerkelijke verandering ondergaan, doch te Amersfoort was de verandering, of liever de verbetering, zeer aanmerkelijk.

Stad Utrecht.

Bij het vorige bezoek was alhier reeds in werking eene nieuwe inrigting voor de verdeeling der onderscheiden vakken van onderwijs, welke op geen ander gymnasium bestaat. Die vakken namelijk waren verdeeld onder de onderwijzers in dier voege, dat de rector alleen met dat der algemeene geschiedenis (waarmede de aardrijkskunde verbonden is) voor alle de klassen belast was. Zoo ook de conrector zamen met den tweeden praeceptor met dat der Grieksche taal, de eerste praeceptor en de derde met dat der Latijnsche taal. Terwijl de rector voorts ook onderrigt gaf in de Latijnsche en Grieksche versmaat en de conrector in de Hollandsche taal. Deze inrigting heb ik thans nog volkomen in stand gevonden. Zij is de verwezenlijking van een geliefkoosd denkbeeld van den hoogleeraar van Heusde en wordt door dezen, als curator van het gymnasium. aan dezelve zoo ver noodig, de hand gehouden. Deze inrigting heeft dit voordeel, dat de onderwijzer die slechts één vak hoofdzakelijk heeft te behandelen, daardoor wordt in staat gesteld om zijne bedrevenheid in hetzelve tot eene buitengewoone hoogte op te voeren, alsmede dat hij een onafgebroken verband tusschen de onderscheidene schoolklassen, die hij voor zijne rekening heeft, kan leggen en steeds bewaren. Doch hier tegen staat een nadeel over, hetwelk ik vermeen bij mijn schoolbezoek te hebben opgemerkt: Het is hierin gelegen, dat de leerlingen van iedere klasse telken ure van leervak en van leeraar veranderende, zich aan den eenen der leeraren meer, aan den anderen minder hechten, en aan den laatsten veelal die achting en ondergeschiktheid niet bewijzen, welke toch noodig is, zal hij met lust arbeiden en den vereischten invloed op den leerlust der leerlingen oefenen. Zoodanige gevolgen worden echter zoo veel mogelijk tegengegaan of liever, voorgekomen, door den meergemelden curator, die dikwijls de onderscheidene klassen bezoekt en den leerlingen tot pligtsbetrachting aanspoort.

Voor het onderwijs der wiskunde zijn ook hier twee afzonderlijke onderwijzers, doch dit had reeds plaats lang voor de invoering der gezegde nieuwe inrigting.
Het was April, toen ik dit gymnasium bezocht. Dus kort voor de viering van het Eeuwfeest van Utrechts hoogeschool. De kweekelingen nu der hoogste klasse van het gymnasium, die eerst in den zomer tot de hoogeschool zouden zijn bevorderd geworden, waren kort voor mijne komst daartoe bevorderd, teneinde zij aan het feest zouden kunnen deelnemen. Vandaar, dat ik geene proeven heb kunnen zien van het resultaat van den gansche schoolcursus, zoo wat de oude talen, als wat de wiskunde betreft. In alle de klassen echter met uitzondering der thans van leerlingen ontblote hoogste, bespeurde ik dat het taalonderwijs grondig was, dat zaak- met taalkunde werd vereenigd, dat daarbij behandeld werden de vers. maat, de fabelkunde en de oudheidkennis. Dat vooral het geschied- en aardrijkskundig onderrigt, van de schepping tot op onzen tijd, gedurende de vijf opeenvolgende schooljaren aaneengeschakeld wordt behandeld, beter dan ik zulks elders gezien heb. Ook het onderwijs in de beginselen van reken-, stel- en meetkunst klom hier tot de voorgeschreven hoogte. Een nieuwe onderwijzer voor de onderste klasse der wiskunde, met name Rueb, kweekeling der Utrechtsche hoogeschool, beviel mij, vooral door de eenvoudigheid en duidelijkheid van zijn betoog, door zamengestelde vraagstukken eerst analytisch, vervolgens synthetisch te behandelen.
Op dit gymnasium is tevens gelegenheid ter beoefening der Fransche en Hoogduitsche talen, waartoe afzonderlijke onderwijzers zijn aangesteld. De bijwoning hunner lessen is niet verpligtend en desniettemin wordt er vrij algemeen gebruik van gemaakt. Ook zijn mij die onderwijzers voorgekomen voor hunne taak wel berekend te zijn. Het getal der leerlingen bedraagt 86.
Tevens had ieder onderwijzer der oude talen eene vrije woning, grenzende aan de stadswallen. Die wallen tot fraaije wandelwegen aangelegd en de bedoelde woningen daarbij geslecht zijnde, zoo heeft het Stedelijk Bestuur hun daarvoor eene geldelijke schadevergoeding verleend en geschikte leerzalen verschaft in een ander gebouw, digt bij den Dom.

Amersfoort.

De hierboven bedoelde verbetering is toe te schrijven aan eene allergunstigste verandering in het personeel van den rector. Bij mijn laatstvorig bezoek was van Engelen nog met dien post bekleed, doch nam denzelven lusteloos waar. Gelukkiglijk is hij sedert vervangen door eenen der geleerdsten kweekelingen in de oude letterkunde van de hoogeschool te Utrecht. Het is de Heer S. Karsten, bij de geleerde wereld door zijne geschriften zeer gunstig bekend. Hij behoort tot de Roomsche Klerezij, die haar seminarium te Amersfoort heeft. De kweekelingen van dat seminarium bezoeken het gymnasium aldaar alvorens tot de studie der theologie over te gaan. Onder den vorigen rector waren deze jongelieden tegen dien man ingenomen, maakten alzoo weinige vorderingen, ja, verzuimden tevens het onderwijs, hetwelk door eenen bekwamen leraar in de wiskunde en in de aardrijkskunde gegeven werd. Thans zijn zij met ijver werkzaam, zonder eenig vak te verontachtzamen. Maar de nieuwe rector vereenigt dan ook met zijne kunde eene aangename wijze van mededeelen. Hij verklaart de oude klassieke schrijvers zoowel op eene zaak als op eene taalkundige wijze, terwijl hij - hetgeen niet algemeen in acht genomen wordt op de hoogere klasse - de leerlinqen oefent in het zuiver Latijn spreken. Hij doet zulks in het bijzonder bij de behandeling der letterkundige geschiedenis der Grieksche en Romeinsche, alsmede bij die der Romeinsche oudheden. Door zijn voorbeeld aangemoedigd, voldoet de conrector Leinweber thans even ijverig aan zijne verpliqting, ook ten aanzien van de geschiedenis en oude aardrijkskunde, welker onderwijs tusschen den rector en den conrector verdeeld is, had ik alle reden van tevreden te zijn. Te meer, daar de vorige rector dit onderwijs geheel naliet. Er waren hier 18 leerlingen.