Home | Sitemap | Contact Us


Zesde schooldistrict in de provincie Groningen bezocht door H. Wijnbeek in 1836

Wijnbeek bezocht in 1836 Nieuwe Pekel A, Stadskanaal en Wedde.

Schoolopziener J. Bouwers. De uitgestrektheid van dit schooldistrict staat in gene verhouding tot het getal scholen, hetwelk slechts 18 bedraagt. Maar die uitgestrektheid staat ook in geene verhouding tot het getal bewoners. Het voornaamste gedeelte bestaat uit niet zeer vruchtbare zandgronden, evenals het daaraan grenzende gedeelte van Drenthe. Van die scholen zijn er 7 door mij bezocht, te weten 3 in de Nieuwe Pekel A, waarvan de eene ligt in het benedenend, de tweede bijna een uur daaraf in het bovenend, en de derde aan het zoogenoemde Stadskanaal, zijnde nog een groot uur verder en welk kanaal eene verlenging is der lange vaart, welke door de Pekel A loopt en uitgebreid wordt tot langs de grenzen van Drenthe.

De school in het benedeneind van de Nieuwe Pekel A wordt sedert eenigen tijd waargenomen door eenen provisioneelen onderwijzer, L. J. Wolters; de nog hangende geschillen over de Plaats-en Heem steegelden, waarvan hierboven verslag is gedaan, zijn ook hier oorzaak, dat de vacature nog niet vervuld is. Ofschoon het onderwijs hier vrij goed ingerigt was, kwam het mij toch voor, ten achter te staan bij de meeste scholen van het vijfde district. In mindere mate bevond ik dat in de school van het boveneind, waar ik vooral tevreden was over de wijze, waarop de jongens, die, zooals ook hier meestal het geval is, voor de zeevaart bestemd zijn, onder anderen die kundigheden verkrijgen, welke zij voor dat beroep behoeven. De beide lokalen voldeden mij vrij wel, behalve dat in de school van het boveneind het licht verkeerd invalt. De eerstgenoemde school werd bij mijn bezoek door 183, de tweede door 110 leerlingen bezocht.

Aan het Nieuwe Stadskanaal is een zeer geschikt lokaal gebouwd. De onderwijzer J. Hardenberg. een kweekeling van den bekwamen Brugsma te Groningen, bezit veel kunde en aanleg voor zijnen staat en heeft daarvan de loffelijkste blijken gegeven in vorige jaren. Ik erkende daarvan nog de sporen in zijn onderwijs. Deze behoort thans onder de zoogenaamde Separatisten, bemoeit zich meer met twistschriften over de zoogenaamde regtzinnigheid en weigert de dienst van voorzanger in de kerk der Hervormden, omdat hij de Evangelische gezangen niet zingen wil. Er bestaat aan het Nieuwe Stadskanaal een Plaatselijk Schooltoezigt, waarvan de predikant, de Heer Swaagman, lid is, die even als zijne medeleden een tegengesteld gevoelen is toegedaan. Deze commissie nu weigerde hij in zijne school toe te laten. Zulks vernomen hebbende, heb ik het van mijnen pligt geacht, dezen schoolmeester ernstig onder het oog te brengen, dat het onder de pligten van een echt Christen behoort, 's Lands verordeningen te gehoorzamen; dat hij dus de commissie behoorde in zijne school toe te laten, en de aanmerkingen, die zij meende te moeten maken, aan te hooren en ik heb hem niet verlaten, dan na van hem de stellige belofte ontvangen te hebben, dat hij dien pligt zou nakomen. Aan de commissie hiervan kennis gegeven hebbende, heb ik haar overgehaald om de school weder te bezoeken, hetgeen zij vóór mijne komst besloten had niet meer te zullen doen. Tot één staaltje van des onderwijzers zoogenaamde regtzinnigheid moge dienen, dat hij op het zwarte bord als een foutief opstel ter verbetering met fouten geschreven had: Psalm 106 vers 3 berijmd, waarvan de drie eerste regels dus luiden: 'Geef dat mijn oog het goed 'aanschouw' 't welk Gij uit onbezweken trouw' Uw uitverkoornen toe wilt voegen'.

De scholen in het nog meer zandig gedeelte van het district gelegen zijn die te Wedde, Onstwedde, Vlagwedde en Veenhuizen. Van alle die scholen valt aan te merken, dat èn onderwijzers èn leerlingen zich onderscheiden door eene groote mate van ingetogenheid en eenvoudigheid. Dat er eene zeer zachte toon bij de eersten, en ongedwongen orde en gehoorzaamheid bij de laatsten heerscht, hetgeen schijnt te moeten worden toegeschreven aan de verre verwijdering van voorname plaatsen en de eenvoudigheid der levenswijze. Althans gaf mij een der onderwijzers, R. de Roos, te Wedde, waar ik de genoemde deugden in 't bijzonder had opgemerkt, op mijne vraag, hoe hij het aanlegde om zoo veel stilte en gehoorzaamheid onder de kinderen te doen heerschen, ten antwoord: 'dat kost mij geene moeite; men is in deze streken niet anders gewend.' Het onderwijs in deze scholen bepaalde zich alleen tot het noodzakelijke; in de leerwijze is men er over 't algemeen ten achteren. De spelmethode van wijlen den schoolopziener Wester is er nog niet in zwang. Men leest er echter vrij goed, schrijft er eene tamelijke hand en leert er een weinig rekenen.
De schoolopziener is mede een zeer eenvoudig man, afkomstig uit den boerenstand en thans Rijksontvanger te Bellingwolde. Voor het invoeren van werkelijke verbeteringen zoude hij minder geschikt zijn. Doch gelukkig is hier geene behoefte aan een grondig en veelomvattend onderwijs. Zedelijkheid bij de jeugd op te wekken en te versterken is het hoofddoel der onderwijzers in deze streken en daartoe worden zij ook door den schoolopziener aangespoord.