Home | Sitemap | Contact Us


DE LATIJNSCHE SCHOLEN IN GELDERLAND HET VERSLAG UIT 1834 s-Gravenhage, den 21 Mei 1834

Ik heb de eer Uwe Excellentie aan te bieden mijn verslag over de deels in het vorige jaar, deels in het tegenwoordige jaar door mij bezochte Latijnsche scholen in Gelderland. Uwe Excellentie zal ontwaren, dat er, met uitzondering van de Nijmeegsche en Zutphensche, de staat van het onderwijs voldoende, ja, op sommige zooals te Zaltbommel en Kuilenburg meer dan voldoende is en zulks ten opzigte van alle de voorgeschreven vakken van onderwijs; dat voor de Arnhemsche school het uitzigt is geopend op de eerste plaats in de rijen der gymnasien, dat te Nijmegen onkunde en lusteloosheid bij den conrector, te Zutphen te hoogvliegende geleerdheid mede bij den conrector, de oorzaak is van die ongelukkige uitzondering.
De gebreken van onkunde en lusteloosheid zijn bij de eerstgenoemde ongeneeslijk, ja, niet de jaren toegenomen kwalen. Niets dan zijne verwijdering zal de school kunnen redden. De hoogvliegende geleerdheid zal bij laatstgenoe mden zoo niet ongeneeslijke nogtans vrij hardnekkig. blijken te zijn. Ernstige vermaning van wege Uwe Excellentie zoude ik als geneesmiddel durven aanbevelen.

Bij de inspectie der Latijnsche scholen van Gelderland in den Zomer van het vorig jaar zijn er verscheidene onbezocht gebleven doordat er de groote vacantie begonnen was. Bij eene tweede inspectie, in Maart en April j.l. gedaan, zijn die overgeblevene allen bezocht geworden, met uitzondering van de Tielsche, waar, ter oorzaak van een sterfgeval in de familie des rectors, de voorjaarsvacantie vervroegd is geworden. Ik zal trachten van elk dier inrigtingen in alphabetische volgorde die hoofdtrekken op te geven, welke haar het meest onderscheiden.

Arnhem; Hier vond ik in 1834 8 leerlingen, onder twee onderwijzers, den rector Rombouts en den conrector Waardenburg. Het was juist de dag voor het halfjaarexamen bestemd, hetwelk dan ook zo wel door curatoren als door mij werd bijgewoond en zo was ik met hen getuige van de uitkomst van het onderwijs, hetwelk hier door de leerlingen tot op dien dag was genoten. Op des conrectors school was de leerlust algemeen opgewekt, werd reeds Homerus grondig uitgelegd, waarbij hetgeen veelal verzuimd wordt, de leer der Grieksche dialecten opzettelijk werd behandeld, van welke leer verder oordeelkundig gebruik werd gemaakt bij de woordafleiding der Latijnsche taal van de Grieksche. Evenredige vorderingen waren dan ook in het Latijn gemaakt.
Buitengewoon gepast en in den geest van DornSeiffen's Handleiding was de algemeene geschiedenis met alle de leerlingen door hem behandeld, gevolgelijk ook aardrijkskundig zoo wel als tijdrekenkundig.
In de bovenste klasse was de rector, ofschoon sedert vele jaren aan eene borstkwaal lijdende, nog ijverig werkzaam, zoo met het taal- als met het wiskundig onderwijs, althans zoo veel zijne wegkwijnende krachten vermogten. Sedert is hij overleden, zoodat ik, in April j.l., de conrector tijdelijk belast vond met alle de klassen (die als toen zamen 26 leerlingen bevattenden) en met alle vakken, uitgezonderd de wiskunde, welke voorloopig aan een zeer kundig particulier onderwijzer was opgedragen. Het onderwijs won bij dezen voorloopigen maatregel. Doch grooter aanwinst staat hetzelve te erlangen: de bekwame conrector is dezer dagen door Uwe Excellentie bevorderd tot het rectoraat, en de verdienstelijke Hoornsche conrector Badon Ghijben 2 , die niet minder ervaren is in de wiskunde dan in de oude letteren, verplaatst naar Arnhem. ja, voor het gymnasium der hoofdplaats van Gelderland staat nu een nieuw en veelbelovend tijdperk aan te vangen!

Zaltbommel; Het gymnasium, waar ik in April j.l. slechts vier leerlingen telde, heeft uitzigt op meer dan verdubbeling van dit getal tegen het einde der aanstaande zomervacantie.
De rector Matthes 3) verdient den naam van philoloog. Twee zijner leerlingen schijnen diezelfde eer te beoogen. Een hunner, van Vloten genaamd, welke nog twee jaren verblijf op het gymnasium voor zich had, was reeds zeer gemeenzaam met Homerus. De meestgevorderden, met name Ballot 4), was zulks reeds met Plato, wiens Crito door hem vlot werd vertaald. Horatius had hij schier geheel bewerkt. Met Ballot sprak de rector bij het onderwijs niet dan Latijn en zulks met veel zuiverheid. Ook zijn discipel was daarin reeds bedreven. Die oefening wordt meestal verwaarloosd op de gymnasien. Vandaar, dat velen die van dezelve naai de hoogescholen bevorderd zijn, hoe wel voorbereid anders, zich niet in staal bevinden, om bij het responderen hunne denkbeelden in goed Latijn gemakkelijk voor te dragen, hetgeen aanleiding geeft tot de onderstelling, dat er thans op dit gymnasien minder werk dan tevoren van de Latijnsche taal gemaakt wordt.
Voor het onderwijs der algemeene geschiedenis volgde de rector eene eigen methode. Maar daarin waren dan ook de vorderingen geringer. Zoo ondervond ik het overal, waar een andere leiddraad voor de geschiedenis dan die van Dorn Seiffen wordt gevolgd.
In de wiskunde waren de evengenoemde leerlingen Ballot en van Vloten med ver gevorderd. De eerste zelfs veel verder dan bij de verordeningen de Latijnsche scholen vastgesteld is. Een stadsschoolmeester (van Heukelom) was daarmede belast. Hij volgde de Gelder en La Croix. De school werd gehouden in een vertrekje, dat voor het viertal leerlingen te bekrompen was. Geheel onbruikbaar zal het dus zijn bij de vermeerdering van dat getal. De burgemeester, wiens aandacht ik daarop gevestigd heb, heeft mij stellig beloofd voor een beter lokaal te zullen zorgen, en daar deze reeds zoo veel verbetering voor de stad heeft daargesteld, zoo als door haar voor overstrooming bij hooge vloeden te vrijwaren, Zoo vertrouw ik, dat hij gezegde belofte zal gestand doen.

Doesburg; In het begin van April dezes jaars bezocht ik de Latijnsche school alhier. Er waren een rector en een conrector, doch de laatste, die van eene kwijnende gezondheid was, en, hoe geleerd anders, zijne kundigheden niet wist mede te deelen, had aangekondigd dat hij met Mei aanstaande zijn post zoude neerleggen. Hij had dan ook reeds sedert verscheiden weken zich aan het onderwijs onttrokken, waarmede zich zijn ambtgenoot wel had willen belasten. De geheele school telde 8 leerlingen en de weinige vruchten, welke zij op de conrectorsschool hadden ingeoogst, maakten het voor den zeer kundigen en bekwamen rector Versteeg moeijelijk iets buitengewoons voor de hoogescholen te leveren. Het wiskundig onderwijs, aan eene stadsschoolmeester, Van der Mei, opgedragen, wordt nog wel in de eerste beginselen, doch grondig en geregeld behandeld.

Doetinchem; Hier trof ik in 1834 acht discipelen aan. Het getal is sedert toegenomen tot 14, doordat de rector Meurs zich toelegt op het houden van kostdiscipelen. De geheele omvang van het onderwijs is voor zijne rekening. Daar ik onverwacht tegen den aanvang van den ochtendschooltijd den toren beklommen, in welken een vertrek voor het gymnasium was afgezonderd, zoo verlangde ik slechts, dat men zou voortgaan met het werk van den dag. Daarbij werden de leerlingen ondervraagd en vervolgens voorbereid voor den arbeid des volgenden dags. Er heerschte in dat alles veel orde en vasten gang, zonder welke de onderwijzer te kort zou geschoten zijn. Het onderwijs stond hier niet op gelijken hoogte met dat te Bommel; het was echter meer dan middelmatig. Met Vergilius Horatius en Hornerus wisten de leerlingen goed teregt te komen. Voor geschiedenis en aardrijkskunde was er geene classificatie. Allen hadden hetzelfde onderrigt; gedurende de vijf schooljaren werd de algemeene geschiedenis naar Dorn Seiffen geheel afgehandeld. Ook de wiskunde was voldoende en geheel naar de Gelder.

Elburg; Tevoren was hier eene gewone Latijnsche school. De admiraal Kinsbergen heeft in derzelver plaats opgerigt een Instituut van oude en nieuwe talen, kunsten en wetenschappen. e leerlingen, hetzij zij de oude of de nieuwe talen of beide beoefenen, genieten alle hetzelfde onderwijs in de rekenkunst, de algemeene geschiedenis, de aardrijkskunde en de Hollandsche taal. De wiskunde is alleen verpligtend voor de leerlingen der Latijnsche school.
Voor de oude talen is er alleen een rector. Sedert 1832 wordt die post bekleed door Engelen, doctor in de letteren, bekend als goed Hollandsch dichter. Het is een man van studie en groote bedaardheid in zijn spreken en zoo ook in zijn onderwijs. Het Grieksch, door zijn voorganger minder opzettelijk behandeld, gaat nu gelijken tred met het Latijn. Op de hoogste klasse werd Homerus en Herodotus en de brief van Horatius aan Augustus taal- en zaakkundig behandeld. Hij hield bovendien oude, staat- en letterkundige geschiedenis, en daar de leerlingen der Latijnsche school in de verdere voorgeschreven vakken op het Instituut onderwezen werden, werd er voldaan aan de vastgestelde verordeningen voor de Latijnsche scholen, onder welk getal het eerst na den dood van den Admiraal is opgenomen. Voor deze vakken, als mede voor de nieuwe talen, zijn afzonderlijke onderwijzers, die alle voor hunne taak wel berekend schenen. De uitspraak van het Engelsch echter liet veel te wenschen over. Voor de wiskunde waren er twee onderwijzers, wier onderrigt niet in onderlingen zamenhang was ten aanzien van de leerwijs, zoo min als ten aanzien van de handleidingen. Tevoren hadden de buitenleerlingen de vrijheid om, even als studenten, op kamers bij de burgers in te wonen. Dit gaf aanleiding tot ongeregeldheden. Die vrijheid is na den dood des Admiraals niet meer geoorloofd. Zij zijn nu in de kost bij den directeur Timmermans, een man, wel berekend voor adminstratie, doch, zoo het mij voorkomt, minder voor beschaafde opvoeding. Er waren zamen 36 in de kost. Er zijn ook verscheiden dagleerlingen uit de stad. De Latijnsche school had 22 leerlingen. Bij het leven van den Admiraal werden bij de promotien de meest verdienstelijke leerlingen begiftigd met medailles, die bij plegtigheden aan een lint en sautoir werden gedragen. Sommige waren er geheel als mede behangen. Dit overprikkelend middel is mede na des Admiraals overlijden afgeschaft. Men geeft thans boekgeschenken, zoo als op andere Latijnsche scholen.

Groenlo; Hier is de inrigting mede bestemd voor het onderwijs der nieuwe zoo wel als der oude talen, doch op eene kleinere schaal. Er waren in Maart jl. 10 leerlingen, van welke 8 de laatstgenoemde talen beoefenden. De rector is met den geheelen omvang van het onderwijs belast en is voor denzelven wel berekend. Gebrek aan tijd bij hem heeft echter het wiskundig onderrigt doen opdragen aan eenen volkomen voor die taak berekenden stadsschoolmeester, die de Gelde stipt volgt. Dit afgelegen oord biedt dus ook gelegenheid aan voor verstandelijk, en zedelijke beschaving en opleiding tot hoogere studien.

Harderwijk; Het gymnasium, hetwelk, ofschoon van drie onderwijzers voor zien, van 1827 tot 1832 geen enkele leerling meer bezitten mogt, is tengevolg van derzelver vervanging door eenen enkelen onderwijzer in laatstgemeld jaar spoedig begonnen te herleven. In 1834 was het getal leerlingen reeds tot 15 geklommen, waardoor de aanstelling van eenen tweeden onderwijzer noodzakelijk was geworden, die dan ook nog in dat jaar heeft plaats gehad. In Maart j.l. telde ik tot 19 leerlingen en was er uitzigt op verdere verrneerdering. Maar ik ondervond dan ook, dat, zoo flaauw als het onderwijs der vorige onderwijzers was geweest, Zoo krachtig, zoo doeltreffend, dat van de tegenwoordige was, zijnde Terpstra 5 ) als rector en Clarisse 6) als conrector. Orde, regelmatigheid, opgewektheid, zijn de hoofdtrekken van beider onderwijs. De conrector levert aan den rector wel voorbereide discipelen. Op den vasten grondslag, door den eersten met opzigt tot het Grieksch en het Latijn gelegd, wordt door den laatsten het gebouw hecht en schoon opgetrokken. De geschiedenis, met aardrijkskunde verbonden, is aan den rector, de wiskunde aan den conrector geheel opgedragen. De eerste volgt daarbij den gang door Dorn Seiffen, de laatste dien door de Gelder aangewezen. Ook deze vakken worden naar eisch behandeld

Lochem; Slechts drie leerlingen waren hier in Maart j.1., en deze nog eerst in de beginselen. De rector Peerlkamp een broeder van den Leijdschen hoogleeraar 7), is geleerd genoeg maar scheen den waren lust voor het onderwijs, bij gebrek aan aanmoediging, te verliezen. Misschien zal die lust, bij meerderen bloei der school herleven, want het ontbreekt hem geenszins aan aanleg. Zelfs behoort hij onder de weinige Nederlanders, die nog de Latijnsche lier bespelen.

Kuilenburg; De rector dezer Latijnsche school Balfoort heeft vele uitstekende leerlingen aan de hoogescholen geleverd - hij heeft het gebruik van slechts één been en moet de plaats van het andere aanvullen rnet een kruk. Desniettemin weet hij de goede orde te bewaren zonder strengheid. De leerlingen hangen het aan. Grondigheid is het kenmerk van zijn onderwijs. Hij leert hun de oude schrijvers, die hij met hen behandelt, goed taalkundig verstaan en laat dan aan hun eigen gevoel over om er het schoone in op te rnerken, gevende daartoe slechts enkele wenken. Nadat hij Dorn Seiffens Handleiding is beginnen te volgen, heeft Zijn geschied- en aardrijkskundig onderwijs aanmerkelijk gewonnen. Ook zijn wiskundig onderwijs is grootelijks verbeterd en zulks nadat hij de Gelder tot leiddraad heeft gekozen. Kortom, Zijn 10 leerlingen, waarvan er zes bij hem in de kost zijn, zijn het voorwerp zijner ijverige bemoeiiingen van den ochtend tot den avond in zulks steeds rnet gewenscht gevolg.

Nijmegen; Het gymnasiun zoude een onzer beste Latijnsche scholen zijn, indien het Stedelijk Bestuur kon besluiten om den conrector van Maanen met eenig pensioen te ontslaan. Deze is en blijft de onkundigste en meest ijverlooze van alle de onderwijzers bij de Latijnsche scholen. De leerlingen vergeten bij hem niet alleen alles wat zij bij den praeceptor Borgers zoo grondig hebben geleerd, maar verliezen den lust voor verder studie. De ijverige en kundige rector Enklaar 8), zulke lustelooze en verachtende leerlingen ontvangende, is buiten staat om goede leerlingen te leveren. Zij waren bij hern nog in de eerste beginselen van 't Grieksch. En 't onderrigt in de geschiedenis, waarmede de conrector belast is, is beneden alle beoordeeling.
De burgemeester, die als curator het schoolexamen met mij heeft bijgewoond, heeft zich van dat hoofdgebrek der school mede overtuigd. Doch om hierin verandering te brengen, zal hij van hoogerhand moeten aangespoord worden. Het wiskundig onderwijs is in de beste handen, die des praeceptors Borgers. Hij gaat langzaam voort, stipt naar de Gelder en al voert hij zijne leerlingen dan ook niet hoog op, wat zij weten, weten zij grondig. Het getal leerlingen bedroeg in April 20.

Wageningen; De drie broeders Schneither zijn alle verdienstelijke rectoren ( die te Wageningen is de jongste 9), de middelste is te Middelburg rector, de laatste is te Groningen . De jongste, die zich zeer beijvert, is geenszins de minste in geschikthgeid voor het vak en bekwaamheid in al datgene, hetwelk eene onderwijzer leeren moet. Hij heeft den slag om lust voor de letteren op te wekken Het eenigste dat ik had aan te merken was, dat hij bij zijn Latijnsche onderwijs van prosodie en rhetorica te weinig werk had gemaakt. Geschied-, aardrijks- en wiskundig onderwijs was voldoende naar de in de eergemelde handleidingen, doch het schoollokaal was somber, vochtig en bekrompen terrwijl er bij den burgemeester weinig lust tot verbetering scheen te zijn. ook hier zoudedus opwekking van hoogerhand noodig zijn. Er waren 9 leerlingen in April j l.

Zevenaar; Hoe klein en gering dit plaatsje zij, het biedt in de Latijnsche school nogtans voldoende gelegenheid aan tot vorming voor het hooger onderwijs. De rector is voor zijn taak wel berekend en ijverig. Hij heeft gelijk die te Kuilenburg, een opgetrokken been, en moet zich met een kruk behelpen. Een 10-tal ongeschreven kundigleerlingen worden door hem behoorlijk in ieder vak der voorgeschreven kundigheden ingewijd.

Zutphen; De Latijnsche school is, ten aanzien van het onderwijs in de nieuwe geschiedenis, aardrijkskunde en wiskunde onder de voornaamste der inrigtingen te tellen. Voor die vakken is er een afzonderlijk onderwijzer. Het is de in allen deele verdienstelijke Kroonlo, doctor beide in de wetenschappen en in de letteren. Doelmatiger heb ik die vakken op geene andere Latijnsche school zien behandelen. Ten opzigte der oude talen is de school slechts middelmatig te heeten. De praeceptor van Marle is wel berekend voor de onderste klasse. Hij bereidt zijne leerlingen behoorlijk voor tot den overgang op de middelste klasse. Maar de conrector Camper, die zich hooggeleerd waant, bedenkt niet dat zijne leerlingen nog weinig geleerd zijn. Zijn onderwijs is akademisch, ook wat de algemeene geschiedenis betreft, waarmede hij belast is.De rector Lenting die geleerd en smaakvol is, kan vanwege het ongepaste onderrigt des conrectors geen grondig onderleide leerlingen voor de hoogeschool aanbrengen. Het getal leerlingen was in 1834 niet meer dan 16.

Tezamen was het bij de Latijnsche scholen vermelde aantal leerlingen 174, welk totaal getal iets grooter is dan het in de laatstvorige jaren was.

HET VERSLAG UIT 1846

Het bezoek der drie gymnasien te Arnhem, Nijmegen en Zutphen had ten doel te onderzoeken of de geautoriseerde voorloopige vereeniging van algemeen maatschappelijke met de geleerde opleiding voor de hoogescholen de proef hadden doorstaan. De lijn van afscheiding tusschen de twee afdeelingen, zijnde de eerste de geleerde, de tweede de algemeen maatschappelijke opleiding, is in deze provincie scherper getrokken dan in Zuid-Holland voor de twee eerste leerjaren. In Zuid Holland ontvangen de leerlingen der beide afdeelingen gedurende het eerste leerjaar tezarnen hetzelfde onderwijs, gevolgellj'k ook in het Latijn. De beoefening van deze taal wordt er door de tweede afdeeling in het tweede jaar verder voortgezet, doch afgezonderd van de eerste afdeeling, en bestaat hoofdzakelijk in de cursorische behandeling van een gemakkelijk Latijnsch schrijven. In Gelderland daarentegen wordt de Latijnsche taal niet beoefend door de tweede afdeeling en dit kan ik niet anders dan goedkeuren. Immers zijn de vorderingen, welke gedurende die twee eerste jaren in de kennis dier taal kunnen gemaakt worden, niet genoegzaam om verder zonder onderwijzer een Latijnsch schrijver met gemak en tot nut te lezen, zooals mij, bij het bezoek der stedelijke gyrnnasien in ZuidHolland ten vorigen jare gebleken is, en moet noodwendig hiervan het gevolg zijn, dat de lust tot voortzetting der Latijnsche taalstudie weldra verflaauwt en hetgeen daarvan aangeleerd is van lieverlede vervloeit.

Arnhem; Tot mijn leedwezen was de rector, J. W. Elink Sterk tijdens mijn bezoek, uit hoofde van ongesteldheid, afwezig. Desniettemin heerschte overal, behalve in de klasse der wiskunde, eene gewenschte orde en ging alles eene.n geregelden gang, ten bewijze dat hier het onderwijs wijsselijk verdeeld en ingerigt is. De conrector, D. J. van Stegeren, die met den rector wedijvert in grondige geleerdheid en paedagogische bekwaamheid, nam de rectorsschool waar en deed zulks in diens geest en met blijken van volkomene bedrevenheid in hetgeen aldaar onderwezen werd.
Er zijn hier niet meer dan twee gewone leeraars voor de oude talen, doch onlangs was er een buitengewoon- of hulponderwijzer, Hof genaamd, aan hen gevoegd voor de onderste klasse van het Latijn en Grieksch. Het is mij gebleken, dat de grammaticale beoefening der oude talen op de onderste klasse tot vasten grondslag wordt gelegd en dat op denzelven in de hoogere klassen, bij de vertaling en verklaring der schrijvers, wordt voortgebouwd; dat de Grieksche en Romeinsche oudheid-, fabel- en letterkunde, alsmede de oude geschiedenis en aardrijkskunde, wel in afzonderlijke uren worden behandeld, doch dat tevens de kennis derzelve bij het lezen der schrijvers tot opheldering en regt verstand wordt aangewend; voorts, dat bijzonder werk wordt gemaakt van het schrijven en spreken in zuiver Latijn, zoo aanvankelijk op de conrectors-, als verder op de rectorsschool. Op laatstgemelde school heb ik eene proef genomen van de bedrevenheid der leerlingen in het Latijn spreken door hen uit een gedeelte der Ilias van Homerus, hetwelk hun niet was uitgelegd, te weten uit het 4de boek (zijnde door hen boek i8 tot 24 behandeld) ad aperturam mondeling in het Latijn te doen vertalen en analyseren, en niet één van het zevental, hetwelk zich dit jaar voor het examen ter toelating aan de hoogescholen zoude aangeven, die zich niet op eene mij bevredigende wijze van die taak kweet. Eveneens hebben zij mij voldaan, toen zij eene door mij gekozen en door hen niet bewerkte plaats uit Cicero, insgelijks ad aperturam, in het Nederduitsch mondeling overbragten.
De verdere leervakken worden veelal gelijkelijk door de beide afdeelingen beoefend, doch heeft de rector voor de eerste afdeeling eenen afzonderlijken cursus der oude geschiedenis en oude aardrijkskunde ingesteld, welke geheel in het Latijn gehouden wordt. Verder wordt de geschiedenis voor beide klassen onderwezen door den kundigen en bekwamen onderwijzer der Fransche taal- en letterkunde, en der beginselen van de Hoogduistche taal, aan wien ook het onderrigt in de rekenkunde met goed gevolg is opgedragen. Het het onderwijs der fabelkunde en der vaderlandsche geschiedenis is de conrector, met dat der nieuwe aardrijkskunde de mede zeer kundige en als onderwijzer der Engelsche en Hoogduitsche talen en letterkunde bekwame leeraar M.P. Lindol 2) belast. Tot zooverre is hier alles op eenen gewenschten voet ingerigt en heb ik de ondervinding opgedaan, dat het gymnasium de proef der vereeniging van de beide afdeelingen op eene voldoende wijze heeft doorgestaan. Het is alleen de klasse der wiskunde, op welke aanmerking is te maken, zooals ik hierboven heb te kennen gegeven. De Heer A. J. Boon, doctor in de wis- en natuurkundige wetenschappen, is in de wiskunde grondig bedreven, maar hij mist de noodige zelfstandigheid om naar behooren klassikaal te onderwijzen. Gebrek aan orde en stilte maakt zijn onderwijs minder vruchtbaar, behalve voor het kleine aantal leerlingen der hoogste klasse van de tweede afdeeling, die voor de Militaire Akademie, enz. bestemd zijn. Sommige der eerste afdeeling trachten door afzonderlijke lessen de vereischte vordering in de wiskunde te erlangen.
Het getal leerlingen was nagenoeg 50, van welke I4 voor de tweede afdeeling. Het schoolgebouw voldoet allezins aan de vereischten. Tevoren werd de Latijnsche school in sombere lokalen gehouden. Het tegenwoordige nieuwe gebouw is ruim en verdeeld in verscheidene zalen, helder, en voorzien van de noodige schoolmeubelen, waaronder de beste landkaarten op eene groote schaal. De rectorswoning, met het schoollokaal verbonden, is mede in goeden staat.

Nijmegen; Het schoollokaal alhier is wel hetzelfde, dat tevoren voor de Latijnsche school gebruikt werd, doch heeft groote uitbreiding en verbetering bekomen, en is mede van de benoodigdheden wel voorzien, zoodat het voor het doel allezins geschikt is geworden. De geheele inrigting van het onderwijs is geschoeid op de leest van het Arnhemsche gymnasium. Er zijn drie onderwijzers voor het Latijn en Grieksch, een voor de wiskunde, doch slechts een voor de hedendaagsche talen, terwijl geschied-, aardrijks- en fabelkunde en letterkundige geschiedenis onder hen verdeeld is. Zoo de resultaten in sommige opzigten niet even gunstig zijn, als te Arnhem, is de oorzaak daarvan gelegen, niet in ontoereikende kennis bij de leeraars, maar, wat de oude talen betreft, in gebrek aan harmonie tusschen hen, in 't bijzonder tusschen den rector en den conrector, welke laatste bij de vervulling van het rectoraat is voorbijgegaan en zulks niet schijnt te kunnen vergeten.
De praeceptor N. J. B. Kappeijne van de Coppello is mij gebleken de kunst van onderwijzen volkomen meester te zijn, en de achting zijner leerlingen te bezitten. De conrector, H. J. Bongers, is een goed philoloog, doch is te streng en te onvriendelijk van toon en daardoor minder geacht van zijne leerlingen. De rector J. J. Kreenen, is kundig en achtenswaardig, doch wien, als belast in zijne qualiteit met het toezigt over het onderwijs van het geheel, ik meer fermiteit zou toe wenschen. Het viertal leerlingen, welke dit jaar zich aan het staatsexamen zouden onderwerpen, heb ik, evenals te Arnhem, eene zware proef doen ondergaan. Vernomen hebbende, dat het I4de en 7de boek der Ilias door hen was bearbeid, heb ik het 19e boek opgeslagen en daaruit eenige verzen mondeling doen overzetten en ontleden. Dit ging minder vlot dan te Arnhem, doch, die vergelijking daargelaten, was ik over drie hunner wel tevreden, zoo ook toen ik uit Cicero. de Senectute, door hen niet behandeld zijnde, eenige plaatsen in het Hollandsch deed overbrengen. Den vierden heb ik afgeraden zich aan het examen te wagen.
Hetgeen ik hier voornamelijk had aan te merken, betrof de weinige oefening in het Latijn spreken; en geen wonder: de rector, die het onderwijs der oude geschiedenis met de oude aardrijkskunde tot zijne taak heeft, bezigt daarbij de Hollandsche taal! Doch op mijne bedenking desaangaande heeft hij mij beloofd voortaan zich daarbij van het Latijn te zullen bedienen.
Kort voor mijne komst alhier was de leeraar der wiskunde, F. W. C. Krecken, die, gelijk de Arnhemsche, weinig zelfstandigheid bezit, eensklaps vertrokken. Tijdelijk was in de vacature voorzien door den leeraar der hedendaagsche talen, G. L. Louwerier, bezitter van den hoogsten onderwijzersrang. een man van gron~ dige kennis, zoo in het vak der wiskunde, als in dat der genoemde talen, en tevens van veel paedagogische bekwaamheid. Onder hem was er nieuw leven in de beoefening van eerstgenoemd leervak ontstaan. Hij weet de oplettendheid te wekken, alles duidelijk te ontwikkelen, en alzoo het moeijelijke zeer bevattelijk voor te stellen. Hij was ontslagen van het onderwijs der hedendaagsche talen, waarvan de leerstoel weldra weder vervuld zou worden. oet derhalve dit gymnasium, met opzigt tot de oude talen, eenigzins achterstaan bij het Arnhemsche, ten aanzien van de wiskunde is zulks geenszins het geval. Het getal leerlingen bedroeg 23 in de eerste afdeeling, en 7 in de tweede.

Zutphen; Ook hier is almede het getal leerzalen bij de hervorming der Latijnsche school in een gymnasium naar de vermeerderde behoeften vergroot en zijn dezelve doelmatig ingerigt geworden. Het tweetal leeraars voor de oude talen was, eenige maanden voor mijne komst met een vermeerderd, zoodat er thans zijn: de kundige rector H. J. Matthes jr., de conrector H. A. van Marle en de nieuwbenoemde praeceptor L. C. E. SchusIer. Deze laatste is eene goede aanwinst voor de inrigting, bij de middelmatige kunde van den conrector.
Dit gesticht bezit een der bekwaamste docenten in den leeraar der wis- en aardrijkskunde, den Heer J. H. Kroon, doctor zoowel in de bespiegelende wijsbegeerte en letteren als in de wis- en natuurkundige wetenschappen. Hij bezit in grooten mate den slag om al onderwijzende de aandacht zijner leerlingen aan zich te boeijen, en zijn onderwijs is algemeen vruchtbaar.
De algemeene en vaderlandsche geschiedenis, mitsgaders de oudheid- en fabelkunde en de oude letterkundige geschiedenis zijn tusschen de drie eerstgenoemde leeraars verdeeld.
Het onderrigt in de hedendaagsche talen is mede aan een zeer kundig leeraar toevertrouwd. et is de Heer W. G. Brill 3), tevoren lector voor die talen aan de Leijdsche hoogeschool. Hij is doctor in de letteren en smaakvol literator. Van zijne uitgebreide letterkennis bedient hij zich om, bij het behandelen van hedendaagsche prosaschrijvers en dichters, dezelve met de oude te vergelijken en daardoor het aesthetisch gevoel der leerlingen te leiden en te verhoogen.
Hier wordt evenals te Arnhem, het Latijn spreken en schrijven veelvuldig beoefend. Ook hier deed ik in de hoogste klassen uit het Grieksch in het Latijn en uit het Latijn in het Nederduitsch overzetten, en zulks gelukte zeer goed. Ik hield mij dan ook verzekerd dat van de io leerlingen dier klasse, welke het staatsexamen stonden te ondergaan, verreweg de meesten niet zouden worden afgewezen.

De slotsom van mijne bevinding der drie beschouwde stedelijke gymnasien in Gelderland is deze: Wat de eerste afdeeling betreft: de studie der oude talen met de daarbij behoorende wetenschappen, wordt er overal grondig beoefend, in het bijzonder te Arnhem, zoo ook te Zutphen, en wel iets minder, doch ook vrij grondig te Nijmegen. Indien ik derhalve den staat, waarin het onderwijs, toen deze inrigtingen gewone Latijnsche scholen waren, verkeerde, vergelijk met den tegenwoordigen in het onderwijs, in de eerste afdeeling der drie gyrnnasien, dan heb ik de ging, dat daarvan, bij de toevoeging der tweede afdeeling, niets is achteruitgegaan, hetgeen wel hoofdzakelijk te danken zal zijn aan de goede keuze van
de leraars dier afdeeling, in 't bijzonder van den rector. Is deze toch ijveriger beoefenaar en voorstander der oude letteren, dan kan het niet anders of hij moet al zijne zorgen aanwenden om die letteren den boventoon te doen voeren, en moet de beoefening der hedendaagsche talen en letteren, onder anderen, aangewend worden om het verstand te scherpen, den smaak te verfijnen en dus het gevoel voor de schoonheden der oude Grieksche en Latijnsche voortbrengselen te verhoogen.

De Tweede afdeeling is aanvankelijk als voldoende te beschouwen. Te Harderwijk een gymnasium, waar behalve de oude ook de hedendaagsche talen beoefend worden, doch uitsluitend door de gewone leerlingen en zijn er dus geene twee afdeelingen. Tijdens mijn bezoek der drie stedelijke gymnasien van Gelderland was het rectoraat te Harderwijk, hetwelk door het overlijden van den hoogst verdienstelijken W. C. L. Clarisse was opengevallen, nog niet vervuld en heb ik om die reden niet bezocht.

UIT HET VERSLAG VAN I849. A. VOORLOOPIG NIEUW INGERIGTE GYMNASIEN, WAARVAN DE PROEFTIJD TEN EINDE IS.

Harderwijk; Sedert de laatste helft der 14de eeuw bestond er te dezer stede een Latijnsche school onder den naam van Gymnasiurn Nassavico Velavicum. Het was geen stedelijke Of provinciale inrigting, maar werd door het Kwartier van Veluwe alleen bestuurd en onderhouden. Indertijd werden de curatoren door den stadhouder benoemd. Na de Vereniging der Provinciale en Kwartierkassen genoot deze instelling een globaal subsidie van fl 5388.- 's jaars. Uit deze Som werden niet alleen de jaarwedeen der leeraars, maar ook het onderhoud der gebouwen (eene rectors- en eene conrectorswining benevens het schoollokaal), der schoolprijzen en der aan oude leeraars en hunne weduwen pensioen gegeven, studeerende jongelingen verleend.
Uit het batig slot van dat jaarlijksch subsidie., hetwelk door curatoren werd beheerd, is een fonds ontstaan. In het begin van 1816 was dat fonds tot fl 16 000 in solide effecten geaccresseerd terwijl er fl 2000.- in kas voorhanden was. Bij Koninklijk Besluit van 13 Februari 1816, no- 58 is bepaald dat de globale som zou vervangen worden door vaste jaarwedden aan de leeraars, en dat uit de inkomsten van het fonds zou worden voorzien in het onderhoud der Latijnsche school, enz; dat de curatoren op voordragt van het Stedelijk Bestuur door het Departement van Onderwijs zouden worden benoemd; dat zij het bijzonder fonds zouden administreren en daarvan jaarlijks rekening doen aan het Departement.
Deze school is de eenige van deze soort, welke dus als eene landsinrigting kan beschouwd worden. Bij ministeriële dispositie van 11 julij 1839, no. I7I is bepaald dat aan deze Latijnsche school daarbij de voorgeschreven uitbreiding zou worden gegeven onder de benaming van gymnasium, en is kort daarna daarbij aangesteld een leeraar voor de hedendaagsche talen. Het personeel der onderwijzers bestaat er sedert uit den rector en den conrector, benevens evengenoemden leeraar.
Waar niet alleen elk der onderwijzers voor zijne taak ten volle berekend en met ijver bezield is, maar zij ook onderling harmonisch arbeiden, laat gewoonlijk het onderwijs niets te wenschen over.
Wat hier het eerste betreft, de rector Van Bleeck van Rijsewijk 14), in 1846 aan den met professoraten geleerdheid toegeruste Clarisse opgevolgd, staat wel achter zijnen voorganger te dezen opzigt, maar bezit voor zijne taak nogtans de noodige kunde en gave van mededeeling. Vier leerlingen bevond ik dan ook vrij goed bedreven in het Latijn en Grieksch, de antiquiteiten en historia literaria. Maar hij ontvangt dan ook van den conrector uitmuntend voor zijn onderwijs voorbereide leerlingen. De laatste, Engelbregt 15), die verdiend had tot het rectoraat te worden bevorderd, waartoe hem waarschijnlijk zijn misvormd figuur in den weg stond, is zijn ambtgenoot verre vooruit in literarische kunde en scherpte van oordeel en vernuft. Ten uiterste was ik voldaan over zijn onderwijs in de beide geleerde talen, in de fabelleer, en de geschiedenis, mede aan niet meer dan vier leerlingen gegeven. Gemis van harmonie in zijn onderwijs met dat des rectors heb ik niet bespeurd, ofschoon hij niet ongevoelig is over de voorkeur, welke aan eenen anderen, minder geleerden, bij de vervulling van het rectoraat gegeven is.
De rector is belast met het onderwijs der wiskunde. Naar den leiddraad van professor de Gelder geeft hij het op eene duidelijke wijze en tot de vereischte hoogte. De leraar van 't Fransch, Engelsch en Hoogduitsch, A. Lettink, broeder van den Arnhemschen leeraar, evenaart zijnen broeder niet in zuiverheid van uitspraak, in kracht en zelfstandigheid. Zijn onderwijs is nogtans voldoende. Ik heb mij echter verpligt geacht hem opmerkzaam te maken op hetgeen mij voorkwam minder zuiver in de uitspraak te zijn. Hij nam mijne opmerkingen gewillig aan.
In het laatst van December i 842 (Exh. 12 December 1842, no- 77, Vde Afd.) is door den Gouverneur van Gelderland in overweging gegeven om een nieuw ontwerp van reglement, door curatoren ingezonden, goed te keuren, waarmee dan zoude gepaard gaan de definitieve erkenning van de nieuwe inrigting des gymnasiums. Dat reglement is onder den toenmaligen rector Clarisse ontworpen. Welligt heeft sedert de ondervinding geleerd, dat het eenige wijziging behoeft. Hierover zullen derhalve curatoren mogen gehoord worden, alvorens aan dat vroeger door hen geuit verlangen gevolg worde gegeven.

B. LATIJNSE SCHOLEN

Elburg; Ter gelegenheid der inspectie van het gymnasium te Harderwijk heb ik de Latijnsche school te Elburg bezocht. Zij maakt eene afdeeling uit van het Instituut van wijlen den admiraal Kinsbergen. De leerlingen der Latijnsche school kunnen dan ook gebruik maken van het onderwijs in de hedendaagsche talen, in de gymnastiek, enz. hetwelk in de andere afdeeling van het Instituut gegeven wordt. Bij mijn laatstvorig bezoek was de rector Engelen belast met het geheele onder wijs, uitgenomen dat der wiskunde. Aan diens opvolger, den Heer Halbertsmal 16), is een conrector toegevoegd, ook voor het wiskundig onderrigt. Doch deze (van Cappelle) was, tijdens mijn tegenwoordig bezoek, reeds als rector naar Doetinchem vertrokken, terwijl in zijne vervanging nog niet voorzien was. Men had wel voor de wiskunde aan de Latijnsche school een afzonderlijk onderwijzer benoemd, doch deze was nog niet in functie. Den rector was dus tijdelijk het onderwijs in den geheelen omvang opgedragen, en zijne veelzijdige geleerdheid stelde hem in staat om zich van die gewigtige taak naar eisch te kwijten. De Latijnsche en Grieksche taalregels waren grondig beoefend. Zoo ook de wiskundige beginsels. Van de 16 leerlingen waren er twee in de hoogste klasse en dus bestemd voor het staatsexamen van dit jaar. Daarvoor bleken zij mij behoorlijk toegerust te zijn. Uit het liber Epodon van Horatius werd door hen een gedeelte uitgelegd en er de poëtische schoonheid in aangewezen. Uit een boek van Herodotus werd eene goede Latijnsche vertaling gemaakt, met aanwijzing van het Ionische dialect, en het verschil met het Attische. Zij hadden opstellen in het Latijn vervaardigd over een gedeelte der mythologie, der antiquiteiten en der historia literaria, met aanwijzing der plaatsen in de oude schrijvers, waaruit zij geput hadden. Het waren antwoorden op vragen, door den rector opgegeven. Zij hadden zich daarbij in den zuiveren Latijnschen stijl geoefend. Ook in de geschiedenis waren zij wel bedreven. Zij hadden excerpta gemaakt uit de algerneene geschiedenis van den vorigen rector Engelen en de chronologie en aardrijkskunde niet uit het oog verloren. Zoo behooren, mijns inziens, de kweekelingen voor het akademisch onderwijs algemeen opgeleid te worden. Hun oordeel zou daardoor gescherpt, hun schoonheidsgevoel verfijnd worden.

NOTEN
1) E.Waardenburg, I792-1839; rector te Lochem, later conrector te Arnhem.
2) J. K. Badon Ghijben, i8o5-42; studeerde te Utrecht; 1835 gepromoveerd; 1829-35 conrector te Hoorn; 1836 conrector te Arnhem, later rector.
3) H. J. Matthes, 18o6-78; studeerde te Leiden; 1830 gepromoveerd; 1830-40 rector te Zaltbornmel; daarna te Zutphen.
4) Dit is C. H. D. Buys Ballot, 1817-1890, de bekende geoloog. Hij werd geboren te Brakel, classis Zaltbommel, waar zijn vader predikant was. In 1835 student te Utrecht; 1844 gepromo veerd; 1845 lector in de geologie; 847 buitengewoon, 1857 gewoon hoogleraar.
5) J. Terpstra, 1805-37; studeerde te Groningen en Utrecht; 1824 gepromoveerd; conrector te Franeker, preceptor te Rotterdam, rector te Harderwijk.
6) W. C. L. Clarisse, 1811-45; studeerde te Leiden; 1834 conrector te Harderwijk, 1837 rector; 1844 ook schoolopziener.
7) P. Hofman Peerlkamp, 1786-1865; 1803 preceptor te Haarlem; 1804 rector te Dokkum, 1816 te Haarlem; 1822 hoogleraar te Leiden.
8) C. Enklaar, I794 preceptor te Nijmegen, rector van 1817-42.
9) J. A. Schneither, de jongste der drie gebroeders; 1803-6o; 1827 gepromoveerd; rector te Wageningen, Zierikzee (1835) en Groningen (1841).
10) J. H. Kroon, 1804-81; studeerde te Utrecht; 1828 leraar te Zutphen; 1840 gepromoveerd; 1847 schoolopziener; 1857 inspecteur l.o. voor Gelderland.
11)I, J. W. Elink Sterk, 1806-56; studeerde te Leiden; 1828 gepromoveerd; 1829 preceptor te Middelburg; 1833 rector te Gorkum, 1842 te Arnhem.
12) M. P. Lindo, 18I9-77; docent Engels te Arnhem; 1853 gepromoveerd; daarna leraar aan de K.M.A.; hij schreef o.a. onder het pseudoniem De Oude Heer Smits.
13) W. G. Brill, 1811-96; 1836 gepromoveerd; 1840 leraar te Zutphen; 1859 hoogleraar te Utrecht.
14) F. G. B. Bleeck van Rijsewijk, 1814-45; studeerde te Leiden; 1837 gepromoveerd; rector te Enkhuizen; 1846 te Harderwijk.
15) C. A. Engelbregt, 1816-90; studeerde te Leiden; 1842 gepromoveerd; conrector te Harder wijk; 1849 rector te Doesburg; 1859 te Deventer; 1862 hoogleraar te Amsterdam; 1865 directeur der R.H.B.S. te Middelburg; 1866 te Utrecht.
16) P. Halbertsma, 1817-52; studeerde te Deventer en Leiden; 184I gepromoveerd; rector te Elburg.