Home | About Us | Contact Us


Gerard Gaston Remery, onderwijzer in Nistelrode en van 1920-1947, Hoofd der School in Asten door Marry Remery-Voskuil

1 Geboorte, jeugd en opleiding
2 Huwelijk, gezin en korte schets van zijn loopbaan
3 Onderwijzer in Nistelrode van 1912 tot 1920
4 Hoofd van de openbare school in Asten 1922 tot 1947
5 Leraar aan de landbouwhuishoudschool in Lierop 1929 tot 1957
6 Overige activiteiten

1 Geboorte, jeugd en opleiding

Gerard Gaston Remery werd op 17 mei 1892 in Zuiddorpe geboren als oudste zoon van Florentinus Remery en Emma Tacq. Zijn vader was onderwijzer aan de openbare school in Zuiddorpe. In 1894 verhuisde het gezin naar Koewacht omdat Florentinus hoofd van de openbare school in Koewacht St. Andries werd. Gerard groeide op in een groot gezin, hij had zes broers en 8 zussen. Zijn jongste broertje werd in 1912 geboren toen Gerard het huis al uit was. De familie woonde in het schoolhuis van Koewacht St. Andries.
Gerard heeft zijn opleiding tot onderwijzer in de normaalschool in Axel ? gevolgd.
In november 1911 bleek uit een schrijven van de Gedeputeerde Staten van Zeeland dat G.G. Remery, loteling no 9 van Koewacht, na geneeskundig onderzoek voor den krijgsdienst geschikt is verklaard. vervolg 2

2 Huwelijk, gezin en korte schets van zijn loopbaan

In juni 1912 vertrok Gerard naar Nistelrode omdat hij daar een aanstelling kreeg als onderwijzer. In Zeeuwsch Vlaanderen was het moeilijk om een aanstelling als onderwijzer te verkrijgen. In Nistelrode leerde hij Elizabeth van der Ven kennen, zij was de dochter van de burgermeester. Zij trouwden 26 april 1920 en kregen samen 9 kinderen, 5 dochters en 4 zonen. Het gezin woonde eerst op het Koningsplein (nu VVV-kantoor) en later in de Burg. Wijnstraat. Het was een groot gezin, maar veel kinderen gingen vanaf hun twaalfde jaar naar kostschool. Er was een tijd dat er wel vijf tegelijk op kostschool zaten en alleen in de vakanties thuis waren. De oudste dochter Nelly heeft de opleiding voor onderwijzeres in Veghel gevolgd en was ook jarenlang werkzaam in het onderwijs. Vader Remery nam zijn kinderen en ook buurkinderen vaak mee naar buiten om van de natuur te genieten tijdens lange wandelingen. De kinderen kijken terug op een harmonische en fijne jeugd.

Vanaf 1912 was hij als onderwijzer verbonden aan de lagere school te Nistelrode. Uit correspondentie bleek dat hij bij het begin van de mobilisatie in de eerste wereldoorlog als gewoon militair in dienst is gegaan en sindsdien bevorderd is tot de rang van officier. Op 15 februari 1918 keerde hij weer terug in de functie van onderwijzer. In het eerst volgend examen slaagde hij voor de hoofdakte gevolgd door de 2 jarige studie voor landbouwleraar die in Boxtel werd gegeven.
Van 1922 tot 1947 was Gerard hoofd van de openbare lagere school in Asten. Daarnaast gaf hij les aan de landbouwhuishoudschool in Lierop, eerst parttime en vanaf 1949 kreeg hij een volledige dagtaak met het geven van Algemeen Vormend onderwijs aan leerplichtige leerlingen. In 1957 ging hij met welverdiend pensioen. Hij ging nog enige tijd door met de vele sociale functies die hij in de gemeente Asten vervulde, bijvoorbeeld als adviseur van verenigingen voor jonge boeren, de eierverenigng, de bijenhouders en in de muziekvereniging St. Cecilia. Bij zijn jubilea en zijn overlijden in 1980 werden vele krantenartikelen aan hem gewijd en werd er veel waardering uitgesproken voor zijn verdiensten voor de gemeenschap.

3 Onderwijzer in Nistelrode van 1912 tot 1920

De openbare lagere school in Nistelrode stond in het centrum van Nistelrode, op het plein schuin tegenover het raadhuis.
Het schoolgebouw dateerde uit 1892. In 1916 vond een grondige verbouwing plaats. De school bestond uit 3 klassen, een gymzaal en een overdekte speelplaats. De heer H.C. Borgmans was hoofd van de school sinds 1892. Hij was een zeer markant figuur. In het uitvoerige verslag over de ingebruikname van de nieuwe school werd de situatie als volgt weergegeven: In augustus van het jaar 1914, toen de verschrikkelijke Europeesche oorlog uitbrak, was het schoolplein door de zorgen van het gemeentebestuur van zwarte grond gezuiverd en met zand opgehoogd en was het voornemen eerstdaags de aanbesteding te houden doch herhaalde briefwisseling deswege o.a. met de Heeren Gedeputeerde Staten, over de vraag zullen we bouwen, heeft de zaak tegengehouden. Doch tot mijn innige vreugde heeft men het toch in de troebele dagen zover gebracht dat men dacht 1 april 1916 de school te kunnen betrekken. Doch wegens toevallige omstandigheden was zij op dat tijdstip niet gereed en zou eerst woensdag 5 april 1916 de keuring door de Heeren schoolopziener in het district Eindhoven en de Rijksbouwkundige plaats hebben...... De goedkeuring kwam de volgende dag al en op 6 april 1916 hield burgemeester van de Ven voor schooltijd een korte toespraak: Ik heet u allen in de nieuwe school welkom en spreek de hoop uit dat de heer Borgmans met verjongde krachten nog lange jaren moge werkzaam zijn tot heil der Nistelrodense jeugd. De wensch van het gemeentebestuur is dat de kinderen bij het betrekken der nieuwe school een feestje wordt bereid en roep daartoe de welwillende medewerking in om na overleg op nader te bepalen datum daartoe te komen. De heer Borgmans gaf te kennen daartoe gaarne bereid te zijn en bracht een woord van hulde aan Burgemeester en Gemeentebestuur voor de goede zorgen besteed om in het bezit van zo'n modern gebouw te komen. En hiermee was de plechtigheid afgelopen. De volgende dag werd Borgmans op het gemeentehuis ontboden omdat hij op 1 april de leerlingen van de hoogste klas naar huis had gestuurd omdat de school eigenlijk te klein was. Er moest geschipperd worden met verplaatsing van banken en vroegtijdige overgang van enkele goede leerlingen naar een andere klas om ruimte te maken. Uiteindelijk lukte dit en werden de schoolkinderen, na Pasen eind april, na een plechtige mis getrakteerd op krentenbollen en warme chocolademelk.

Schooltijden en vrije dagen
In Nistelrode werd op maandag dinsdag donderdag en vrijdag elke dag les gegeven van 9 tot half twaalf en van 2 tot vier uur 's middags, in de winter was de middagschooltijd van half twee tot half vier. Op woensdag en zaterdag was er alleen in de voormiddag les. Er werd vakantie gegeven gedurende de paasweek, de eerste helft van september en twee volle schooldagen die volgden op het kerstfeest. Ook in de openbare school werden toen alle algemeen te vieren RK feestdagen in het Bisdom van 's- Hertogenbosch als vrije dagen in het leerplan vermeld. Voorts was er vrij op 17 september omdat het de naamdag was van de patroonheilige van de parochie en op het kindsheidfeest. Het schooljaar begon in de meeste Brababtse dorpen eind april.

De leerlingen van de school waren verdeeld over zes klassen, waarvan twee voor elke onderwijzer. Op de plattegrond is te zien dat er drie klaslokalen waren en er waren dus drie combinatieklassen. De overplaatsing naar een hogere klas geschiedde op de laatste schooldag, in maart, na onderzoek van de vorderingen.

Inhoud van het leerplan en gebruikte schoolboeken rond 1911 en 1916
Toen Gerard zijn loopbaan als onderwijzer begon was het leerplan van kracht dat de hoofdonderwijzer in 1904 had opgemaakt. In alle klassen werd de meeste aandacht gegeven aan de vakken lezen, schrijven, rekenen en Nederlandse taal. Vanaf de vierde klas was er voor aardrijkskunde, vaderlandse geschiedenis en kennis der natuur voor elk vak drie kwartier per week uitgetrokken. Voor handtekenen was 1,5 uur per week uitgetrokken en voor zingen een half uur. Elke zaterdagmorgen stond als laatste les een half uur vertellen op het rooster. Voor de kleintjes bestond dit vaak uit verhalen van Heinze en Stamperius en sprookjes van Andersen. In de middengroepen bestonden de vertellingen meestal uit sagen en legenden, ook uit de Noord Brabantse streek, en geschiedenisverhalen. In de hoogste klassen stonden de verhalen in dienst van de algemene ontwikkeling, wellevendheid en karaktervorming.

De lijst van gebruikte leerboeken geven een indruk van de wijze waarop werd lesgegeven.
Voor aanvankelijk lezen werd de methode van E.C. Noyons gebruikt met toepassing van sprekende letterbeelden van van Wulfen. Dit was eigenlijk een heel eenvoudige methode. Van Wulffen vertelde bij elk letterteken een verhaaltje. Daarbij gaf hij een plaatje waarin de letterklank en het letterteken van zelf uitkomen. Zo vertelde van E. Wulffen bijvoorbeeld over twee jongens Koos en Toon die samen hoepelen. Toen hun hoepels bijna in de sloot terecht kwamen riepen ze in koor OoOo. Op het bijbehorende plaatje rolden de hoepels als ronde letters van de hoogte omlaag. Daarbij werden dan de klanken van Oo, Toon, Koos, hoogte en sloot herhaald ter inoefening. Op een vergelijkbare manier behandelde van Wulffen de andere letters. De s is een s- vormige worst die in de pan sist. De h is een stoel waarop iemand hijgend neerploft enz.
In 1916 is de school overgestapt op de methode Hoogeveen en de eerste leesboekjes van Jan Ligthart en H. Scheepstra. Deze methode is ruim een halve eeuw op heel veel lagere scholen in gebruik geweest en het meest bekend geworden door het leesplankje met Aap, noot en mies en de leesboekjes met illustraties van Jetses over Ot en Sien.

Voor voortgezet technisch lezen werden de zoveelste herdrukken gebruikt van de boekjes van Bosman, Rood Wit en Blauw en van Leopold Meiregen en dauwdruppels. De teksten dateerden uit de tweede helft van de 19e eeuw, maar de illustraties en de spelling werden bij nieuwe drukken regelmatig aangepast. . Zelfs het kunstmatig leesboek van Anslijn, dat uit het begin van de 19e eeuw dateerde werd voor de 5e klas genoemd. Iets nieuwer waren de leesboekjes van Wijma De jonge lezer en de Blauwe en gele boekjes van Baarscher.

Voor Nederlandse taal werd in de tweede klas het boekje Koenen gebruikt voor voorbereidend taalonderwijs. Vanaf de derde klas werden de boeken Mijn Taalboek en Het stellen van Klein Bentinck en de Vries gebruikt en Onze Moedertaal van Stellwagen. In de zesde klas werd extra aandacht geschonken aan het opstellen van brieven met behulp van De jeugdige correspondent van Roring.

Rekenonderwijs werd gegeven aan de hand van de Rekenboeken voor de lagere school en hoofdrekenen van Raadersma. Voor meer inzichtelijk rekenen werden de boekjes Begrijpen en doen van Borrenbergs gebruikt. In de hoogste klas kwam daar nog bij gemengde rekenkundige vraagstukken over bijvoorbeeld interest en berekening van oppervlakte en inhoud van Benthem en Nijenhuis.

Schrijfoefeningen werden in de meeste klassen nog op de lei gedaan, maar ook wel op papier met kroontjespen en inkt. De grondvormen van de letters en cijfers werden aangeleerd met de schrijfmethode Van t Hoff. In de derde klas moesten de kinderen eerst met potlood schrijven op papier en daarna pas met de pen. In de vierde klas moesten bijvoorbeeld op de lei spreuken en spreekwoorden van het bord overgeschreven worden, maar op papier enkele taaloefeningen in middelsoort en klein schrift. En in de vijfde klas werden opstellen en taaloefeningen van de lei op papier overgeschreven. In de zesde klas waren het vooral praktische oefeningen zoals opstellen van brieven, rekeningen en kwitanties, maar ook oefeningen in het schoonschrijven, dik en dun.

Aanschouwingsonderwijs nam een speciale plaats in op bijna alle Nederlandse scholen. In de openbare school van Nistelrode werd in de eerste klas lesgegeven naar aanleiding van voorwerpen en platen van van Wulfen. In de tweede klas werd dit aangevuld met platen van IJkema. In de derde klas werden ambachten behandeld aan de hand van platen van Scheepstra en Walstra, steeds met het oog op zuiver en beschaafd spreken. We zouden dit nu systematische uitbreiding van de woordenschat en Oriëntatie op Mens en Wereld noemen.

Vanaf de vierde klas werd het aanschouwingsonderwijs geïntegreerd in de zaakvakken. Voor aardrijkskunde en geschiedenis werden de boeken van Ten Have gebruikt. Aan de muur hingen de nieuwe wandkaarten van R. Noordhoff en de leerlingen werkten met de tekenatlassen van R. Bos. Er zijn heel veel kaartjes overgetrokken en plaatsnamen van buiten geleerd.
Voor kennis der natuur werden de platen van J.W. Boersma en K.Knip over dieren in hun omgeving gebruikt en van F.J. Uildriks en V. Bruinsma van planten en dieren.

Tekenlessen werden gegeven met de Nieuwe Teekenschool van R. Bos en C.H. Steenbeek en er werden ook wel eenvoudige tekeningen naar de natuur gemaakt. In de vierde klas is bijvoorbeeld sprake van tekenen op de lei of papier naar bordtekeningen of wandplaten. Er was ook sprake van mechanisch tekenen en geheugen tekenen.
In de zanglessen werden liedjes uit verschillende zangbundels gezongen o.a. Voor School en huis van Th. Giesen en Zingende jeugd van C.G. Weezen
De gymlessen, werden vrije en ordeoefeningen genoemd,
Het onderwijs was overwegend klassikaal en de kinderen moesten heel goed luisteren en opletten. Er werd veel van buiten geleerd. Voor de meeste kinderen uit het dorp was de lagere school eindonderwijs.

Pacificatie in 1917 en de wet op het lager onderwijs in 1920, opheffing openbare school
Na jarenlange schoolstrijd vanuit de confessionele partijen werd in 1917 in de grondwet opgenomen dat het geven van onderwijs vrij was. De financiële gelijkstelling werd nader uitgewerkt. Onder het bewind van minister de Visser kwam de onderwijswet van 1920 tot stand die tot 1985 van kracht is gebleven. In de wet werd onderscheid gemaakt tussen gewoon lager onderwijs, uitgebreid lager onderwijs, buitengewoon onderwijs en vervolgonderwijs.
Na 1920 waren veel confessionele scholen gesticht. Rond 1920 was er een kleine schoolstrijd in Nistelrode. Vanaf het eind- midden van de 19e eeuw was er in Nistelrode al een katholieke meisjesschool in Nistelrode gevestigd onder leiding van de zusters van Liefde van Veghel. Jarenlang bestond de openbare jongensschool in de kom van het dorp naast de katholieke meisjesschool in de ...straat. Elk had gemiddeld rond de 100 leerlingen. .... Na de financiële gelijkstelling werden stappen gezet door het RK kerkbestuur om ook een katholieke jongensschool te stichten in Nistelrode. Dit ging met veel strijd gepaard omdat de leerlingen onttrokken werden aan de openbare school.

In een brief van 11 maart 1921 schreef de gemeenteraad aan de heer Borgmans Wanneer in onze laatste raadsvergaderingen tot ons College het verzoek werd gericht, om afstand te doen van onze openbare school in de kom dezer gemeente, vermits men het daarin te geven onderwijs, met toelating van den wetgever, voortaan wenscht te schoeien op zuiver katholieken grondslag, dan viel daarop het besluit dat in de geschiedenis van Nistelrode zijn weerga niet vindt. Het was ons alsof men beslag kwam leggen op dat pand, zoo tal van jaren het voorwerp onzer zorgen, een beslag zonder meer, en / noodzakelijk gevolg / er moest tot opheffing der school worden besloten, waaraan zich paren kwam eene voordracht van Burgemeester en Wethouders, enkel steunend op de wet, tot het verleenen van eervol ontslag aan het op dit ogenblik aan opgemelde school verbonden onderwijzend personeel. En, hoezeer wij ervan overtuigd waren, dat dit ontslag het meest van allen treffen zoude U geachte heer Borgmans, zoovele jaren met het grootste succes werkzaam als hoofd dier school, zoo wisten wij in deze geen uitkomst en restte ons slechts dat ontslag te verleenen op de meest eervolle wijze...
Per 1 april 1921 werd de Openbare lagere school in de kom van de gemeente Nistelrode in bruikleen afgestaan aan het Rooms Katholieke Parochiale Kerkbestuur St. Lambertus. De provincie verleende ontheffing voor het niet in stand houden van een openbare school. Voor de katholieke jongensschool werd een nieuw gebouw opgetrokken en de oude school werd in 1922 verbouwd tot vergaderzaal van de gemeenteraad. De onderwijzerswoning werd in 1924 verkocht.

Gerard was toen al weg uit Nistelrode. In 1920 solliciteerde Gerard Gaston naar de functie van onderwijzer aan de openbare school in Asten. De gegeven referenties waren zeer gunstig. Hoofdonderwijzer Borgmans uit Nistelrode schreef: In school heeft hij zich altijd ijverig getoond en weet op eene zachte en liefdevolle wijze de goede orde onder zijne leerlingen te handhaven. Op zijn gedrag buiten de school alsook met zijn collega´s en tegenover zijn superieuren valt niet de minste aanmerking te maken en door zijn degelijk karakter dwingt hij respect af van allen, die met hem omgaan.

4 Hoofd van de openbare school in Asten 1922 tot 1947

Per 1 mei 1920 werd Gerard benoemd tot onderwijzer door de gemeenteraad van Asten. Na het overlijden van de heer L.ten Haaf, Hoofd der School, in 1921 werd hij waarnemer en 1 jaar later volgde zijn officiële benoeming tot hoofd der school.

In het begin van de 19e eeuw bestond al een openbare school in Asten, de schoolgebouwen werden diverse malen verbouwd. In 1878 werd een schoolhuis gebouwd aan het huidige Koningsplein. Hoofdonderwijzer Ten Haaf woonde daar vele jaren en hield er ook een kostschool. In 1894 werd een nieuwe school gebouwd op de markt in Oud-Hollandse stijl. Rond 1912 bleek de school te klein te zijn en stuurde Ten Haaf leerlingen weg omdat er in diverse klassen drie leerlingen in een bank zaten, in sommige lokalen zaten wel 56 en 68 leerlingen. De onderwijzers schreven brieven met klachten aan de schoolopziener en de gemeenteraad. Er waren ook wrijvingen met de hoofdonderwijzer die van de lagere school een soort Mulo maakte met Franse en Duitse les, zonder dat hij daarvoor toestemming had. Uiteindelijk werden op de bovenverdieping twee lokalen bijgemaakt.

In 1841 hadden de zusters van Liefde uit Tilburg in Asten een klooster gesticht en nauwe samenwerking met pastoor Bartholomeus Kemps. In 1845 werd door de gemeente goedkeuring gegeven tot het oprichten van een lagere school buiten bezwaar van de gemeente of s lands kas. Het onderwijs mocht alleen aan meisjes worden gegeven in lezen schrijven en rekenen. In 1867 werd een bewaarschool geopend. In 1883 werd een nieuw klooster gebouwd voor het Liefdesgesticht, het geven van onderwijs en de verzorging van zieken en ouden van dagen. In 1894 mochten zij de oude openbare school gebruiken. In 1908 werd de villa van de firma Bluijssen door de zusters gekocht en als pension ingericht. In 1917 werd een nieuwe bewaarschool gebouwd met een aparte fröbelschool, was dit in de kerkstraat . Rond 1930 werd de meisjesschool door ruim 300 leerlingen bezocht. De huidige huisvesting was veel te klein geworden en de zusters kochten een nieuw terrein. Op 5 mei 1931 vond de plechtige opening van de nieuwe RK meisjesschool en kleuterschool in de Julianastraat plaats. In 1937 werd de jongensschool verbouwd.

In Asten werd met ingang van 1 maart 1922 de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs met de schoolmeubelen in bruikleen gegeven aan de Vereniging tot bevordering van het R.K. Bijzonder in onderwijs. De ouders van 250 kinderen die op de openbare school zaten hadden in november 1921 een verklaring getekend dat zij hun kinderen naar de R.K. bijzondere school zouden zenden. Met ingang van 1 januari 1922 werd de openbare school aan de markt omgezet in een Rooms katholieke jongensschool. Hoofdonderwijzer Ten Haaf was in augustus 1921 overleden en in zijn plaats werd de heer J.M. Hoes met ingang van 31 december 1921 benoemd, enkele onderwijzers gingen mee over. Bijna alle inwoners van Asten waren katholiek. Er waren echter nog 15 niet katholieke leerlingen, waarvan de ouders geen onderwijs wensten op de nieuwe katholieke school. In Asten woonden vanaf 1798 een klein aantal protestanten, die in 1856 klaagden over de kwaliteit van de openbare lagere school en hun kinderen van school haalden. Curieus genoeg stuurden zij hun kinderen vanaf die tijd naar de school van de zusters van liefde en zij waren zeer tevreden over de kwaliteit en vochten af en toe voor de rechten van het bijzonder onderwijs. In 1920 gebeurde het omgekeerde en stonden zij in de kou. De gemeenteraad stelde de oude school ter beschikking aan een nieuw op te richten openbare school en benoemde Gerard Remery tot hoofd van die school. Hoewel hij zelf een praktiserend katholiek was, werd hij net als zijn vader, grootvader en overgrootvader hoofd van een openbare school. Tot 1920 werden deze scholen voornamelijk bezocht door katholieke leerlingen. Na de oprichting van de bijzondere scholen werd de situatie geheel anders.

De openbare school in Asten was van 1920 tot en met de sluiting in 1947 steeds door een zeer beperkt aantal leerlingen bezocht, de aantallen varieerden van 10 tot 15 leerlingen. De gemeenteraad moest jaarlijks een besluit nemen tot instandhouding onder goedkeuring van de Gedeputeerde Staten omdat het aantal leerlingen minder dan 50 leerlingen bedroeg. Als er voor meer dan 8 leerlingen openbaar onderwijs verlangd werd, binnen een goed bereikbare afstand van 4 km, moest de school worden opgeheven. Dit was in 1932 het geval voor de school in Koewacht St. Andries waar Florentinus Remery schoolhoofd was.

In Asten had de leegloop in 1946 plaats naar aanleiding van een actie van dominee N.J. van t Hooft. Hij schreef aan het Gemeentebestuur van Asten. Weledelachtbare Heren, Namens de Kerkeraad der Ned. Hervormde Gemeente van Asten e.o. heb ik de eer U het volgende te berichten: De kerkeraad wenscht U zijn erkentelijkheid te betuigen voor het genoten Openbaar Lager Onderwijs tot hiertoe aan de kinderen der Hervormde Gemeenteleden verstrekt, en deelt u bij dezen mede, dat de ouders, resp. pleegouders der schjoolgaande Hervormde kinderen tot het besluit zijn gekomen hun kinderen, resp. pleegkinderen met ingang van 1 januari 1947 van de Openbare Lagere School af e nemen; de reden hiervoor is deze: dat er op dien dag eene bijzondere school (Ned. Herv.) geopend zal worden met twee Hervormde leerkrachten, die daartoe bevoegd zijn, te Someren, en dat zij besloten hebben hun kinderen op die school te laten gaan. De Kerkeraad verwacht, dat u de conclusies van dit besluit zult trekken, ten aanzien van het openbaar onderwijs hier ter plaatse. Met verschuldigden eerbied, Hoogachtend namens den Kerkeraad voornoemd, N.J. van 't Hooft en F.W. Gerritsen.

Aan Gerard werd op 10 december om een reactie gevraagd. Hij schreef op 13 december Naar aanleiding van bovenaangehaald schrijven heb ik ik de eer u te berichten, dat mij van de aangelegenheid behandeld in de brief van de Ned. Herv. Gemeente alhier tot op heden niets bekend was. Geen der ouders heeft nog te kennen gegeven zijn kinderen van de Openbare Lagere School af te nemen en ik acht mij niet gerechtigd tot afschrijving over te gaan, zonder persoonlijk verzoek van de ouders. Indien de inhoud van de brief van de Ned. Herv. Kerkeraad met de werkelijkheid overeenkomt, dan zou het aantal leerlingen per 1 januari 1947 dalen tot een, indien er tenminste geen aanmeldingen van andere zijde komen. Het hoofd der school. G. Remery

Met ingang van 1 april 1947 werd de openbare school in Asten opgegeven omdat nog maar 3 leerlingen waren ingeschreven. 27 jaar lang had Gerard Gaston zich voor het onderwijs aldaar naar beste vermogen ingezet.

Hoewel de school klein was van omvang, moest toch aan alle wettelijke voorschriften worden voldaan. In 1924 was bijvoorbeeld officieel een oudercommissie opgericht bestaande uit 3 leden. Zij stelden zich ten doel de belangen te behartigen van de schoolgaande kinderen der openbare lagere school te Asten door samenwerking te bevorderen van de ouders der leerlingen met het onderwijzend personeel.

Over de inhoud van het onderwijs in al die jaren heb ik tot nu toe niets teruggevonden. Navraag bij de gemeente Asten en het archief in Deurne in de zomer van 2001 leverden niets op.

5 Leraar aan de landbouwhuishoudschool in Lierop 1929 tot 1957

Vanaf zijn verhuizing naar Asten had Gerard in de avonduren in de winteravonden landbouwkursussen gegeven. In 1903 waren de landbouwcursussen gestart door de onderwijzer van Helden die, tot aan zijn vertrek naar Liessel in 1919, druk bezochte lessen gaf. Van Helden verrichtte belangrijk werk voor de boerenbevolking. Hij nam het initiatief tot oprichting van diverse landbouworganisaties. Gerard heeft zijn werk voortgezet. Al eerder is aangegeven dat hij in Boxtel de tweejarige landbouwcursus met het behalen van de akte landbouw in 1920 had afgerond. Verder had hij bij zijn vader Florentinus Remery in Koewacht al een goede basis meegekregen.
De eerste lessen waren voor hem een vreemde gewaarwording omdat hij als onderwijzer aan ervaren boeren moest vertellen hoe zij de grond het beste konden bewerken, welke meststoffen zij nodig hadden en hoe zij het vee moesten verzorgen. Maar hij verstond de kunst om moeilijke zaken in eenvoudige woorden toe te lichten en had geen moeite met het handhaven van de orde.

In 1929 werd Gerard gevraagd om lessen te geven aan de RK landbouwhuishoudschool Nazareth in Lierop, ook wel de boerinnenschool genoemd. De school was in 1911 door pastoor Offermans gesticht om de algemene en landbouwtechnische vorming van toekomstige boerinnen te verzorgen. In de folder uit 1911 stond als doel vermeld Onze boerenmeisjes in alles eene haar passende opvoeding te geven en haar te vormen tot godsdienstige en werkzame moeders, huisvrouwen en boerinnen. Tot 1916 bood de school een eenjarige dagopleiding met internaat, daarna volgde uitbreiding tot een tweejarige cursus.

In 1919 was de Wet op het Nijverheidsonderwijs opgenomen, waarin ook het landbouwhuishoudonderwijs werd geregeld. In de jaren dertig verdubbelde het aantal landbouwhuishoudscholen van 36 tot 72. De inspectie stimuleerde een betere afstemming van het leerplan van de onderscheiden cursussen.
Om u een indruk te geven volgt hier een beschrijving van een dagindeling uit M. van der Burg Laat ze maar leren.: Opstaan om half zes, wassen aankleden, bed opmaken en naar de H. Mis. Daarna ontbijt en om 8 uur klaar staan voor het groepenwerk. Dit betekende dat er vier groepen gevormd werden om in de praktijk ervaring op te doen. Het betrof werk in de keuken, kamers en handwerk, de was of de boerderij en de tuin. Na het middageten werd er les gegeven in taal, rekenen en achtergrond bij de huishoudelijke vakken, gezondheidsleer, verpleging en verzorging en boekhouden. Voorts werden er lessen gegeven in de meer specifieke land- en tuinbouwvakken zoals de zuivelbereiding, bemesting, groente- fruit en bloementeelt en verzorging van het vee.

De opzet van de meeste landbouwhuishoudcursussen was in de jaren dertig als volgt. Het waren jaarcursussen met 450 lesuren: 225 uur voor huishoudkunde en koken, 180 uur voor knippen en naaien en slechts 30 uur voor land en tuinbouw en 15 uur algemene gezondheidsleer. Daarnaast stonden er nog lessen in godsdienst en maatschappijleer op het rooster. Deze mochten niet uit rijksmiddelen worden bekostigd.
Aangezien vrouwen vanouds de kippen verzorgden werden aparte pluimveecursussen gegeven om nieuwe ontwikkelingen te bevorderen. Ook de melkerscursussen trokken veel vrouwen en meisjes.
Van een paar lessen over melkerscursussen en zuivelbereiding zijn nog handgeschreven lesvoorbereidingen van Gerard bewaard gebleven. Daarbij werd vrij diep op de materie ingegaan.

De leervakken bleven van 1920 tot begin 1950 in hoofdlijnen identiek. Er waren niet zoveel verschillen tussen de programma's van de scholen. Er waren wel wat specialisaties op grond van de aard van de bedrijven in de regio. Op scholen op de zandgronden met gemengd bedrijf werden andere accenten gelegd dan in gebieden met bijvoorbeeld kleigrond. Naast grondbewerking en plantenteelt werd ook aandacht besteed aan zuivelbereiding, boekhouden en bedrijfsvoering. In 1946 startte een commissie voor het nijverheidsonderwijs voor meisjes onder leiding van Prof. Kohnstamm met als opdracht een aangepaste didactiek te ontwikkelen. De commissie was voorstander van proefondervindelijk onderwijs, omdat dit een leerling stimuleerde om zelf iets te weten te komen. Op een aantal proefscholen werd met de vernieuwing geëxperimenteerd. Kenmerkend voor de nieuwe opzet was de grotere aandacht in de eerste leerjaren voor algemene vorming. Er werd meer tijd dan voorheen uitgetrokken voor de algemene vakken zoals Nederlandse taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis en plant- en dierkunde. Ook werden nieuwe vakken toegevoegd zoals zingen, tekenen en lichamelijke oefening. Aan Gerard werd na de opheffing van de openbare lagere school in Asten een volledige betrekking in Lierop aangeboden voor het geven van algemeen vormende vakken en enkele bovengenoemde specialistische cursussen. Hij was een goede en gewaardeerde leraar. Bij zijn afscheid van de lanbouwhuishoudschool in Lierop in 1957 werd door de leerlingen een revue opgevoerd over het werk en leven van de heer Remery. Burgemeester Boerenkamp dankte hem uit ieders naam voor de 28 jaar waarin hij zijn beste krachten had gegeven aan de school en wenste hem en zijn echtgenote alle goeds toe. Na zijn pensioen had hij niet stilgezeten. Integendeel hij zette veel werk voor de gemeenschap nog jarenlang voort.

6 Overige activiteiten en overlijden

Gerard heeft de beide wereldoorlogen bewust meegemaakt. In de eerste wereldoorlog als officier tijdens de mobilisatie. Na de oorlog was hij jarenlang commandant van de Vrijwillige Landstorm. Voor en tijdens het uitbreken van de tweede wereldoorlog was hij hoofd van de Luchtbescherming in Asten. Zijn oudste zoon Andre was in de oorlog actief in het verzet en de hulp aan onderduikers.
Na de bevrijding van ons land boven de rivieren was Gerard een van de harde werkers bij de organisatie van de Hark (Hulp Actie Rode Kruis), een materiele hulpverlening uit het Westen. Vanuit de Zaanstreek werden grote partijen meubelen en huishoudelijke artikelen naar Asten verzonden.

Zo lang hij nog kon bukken, werkte Gerard nog in zijn eigen tuin en bracht zoveel mogelijk in praktijk wat hij aan anderen leerde. Regelmatig gebruikte hij stukjes grond als een proefveldje, daarbij werd onderzoek, voorlichting en onderwijs op een eenvoudige wijze gecombineerd. Als de resultaten goed waren toonde hij met trots de producten aan degenen die hij tegenkwam en maakte een praatje, als hij van zijn buitentuin naar huis ging.

In de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw hadden de boeren behoefte aan algemene kennis over specifieke sectoren. Zij hadden het nodig om vanuit meerdere bronnen inkomsten te verkrijgen en daarmee steeg de vraag naar cursussen op het gebied van pluimveeteelt, bijenteelt, tuinbouw en rundveehouderij. Er ontstonden ook aparte verenigingen vanuit de algemene Katholieke Boerenbond. Gerard heeft veel tijd en energie gestopt in het adviseren van een aantal van deze instellingen en verenigingen in Asten en omgeving.
Hij was een van de oprichters van de Bijenhoudersbond St. Ambrosius. Ruim 40 jaar was hij daarvan bestuurslid en technisch adviseur. Hij bracht het imkeren ook zelf in de praktijk en leerde de boeren in de omgeving nieuwe technieken en aanpakken.
Van de plaatselijke Eierbond was hij eveneens tientallen jaren bestuurslid en technisch adviseur. Bij zijn afscheidshuldiging ontving hij een gouden ereteken.
Heel veel voldoening vond hij in het adviseren van de Vereniging voor RK Boeren. Tijdens het jubilleum in 1960 werd hij op grootse wijze gehuldigd en werden zijn verdiensten breed uitgemeten.

De ruilverkavelingswet van 1954 regelde de herverdeling van percelen en de verbetering van de waterhuishouding. Het werken op grotere percelen, die op kleinere afstand van elkaar lagen, bevorderde de efficientie in het landbouwbedrijf. Voor gebieden die in ontwikkeling achterbleven werd de ruilverkaveliung met streekverbetering gecombineerd. De streek ontving dan extra gelden voor de verbetering van het woon- en werkklimaat. Bij de grote ruilverkaveling in Someren was Gerard Gaston nauw betrokken als secretaris.

Buiten het onderwijs en zijn adviseurschappen liet Gerard Remery de Astense gemeenschap eveneens van zijn gaven, kennis en werklust genieten.

Bijna 20 jaren was hij bestuurslid van de harmonie St. Cecilia en secretaris van het comité dat festivals, concoursen e.d. organiseerde. Ook menig Koninginnefeest heeft hij mede doen slagen en in verscheidene ad hoc comite' s had hij zitting zoals o.a. in 1935 bij het zilveren ambtsjubileum van wijlen burgemeester Wijnen. Vele jaren stond hij aan het hoofd van de commissarissen van de orde van de Sacramentsprocessie.

Op 26 april 1963 ontving hij voor de vele diensten door hem aan de gemeenschap en kerkelijke instellingen bewezen, de pauselijke onderscheiding van het ridderschap in de Orde van de H. Sylvester.

Bij zijn overlijden in 1980 verschenen diverse lovende krantenartikelen: De volgende citaten lijken me wel passend om dit artikel te eindigen:

"De heer Remery was een geboren lesgever. Wegens zijn imponerende houding ging er groot gezag van hem uit. Geen autoritair gezag vol koele terughouding en kunstmatig opgebouwd overwicht, maar een innemend en vriendelijke, een uitnodigend gezag, dat niemand weerhield van benadering en dat graag aanvaard werd.
Ook was hij geen man die zijn lesgeven klokgebonden achtte. Wie raad of advies van hem nodig had, kon hem altijd benaderen, ook thuis en op straat, tijdens zijn onstpanningsuren en als het moest bij nacht. Hij heeft dit tot ruim na zijn 65ste volgehouden, hetgeen een bewijs vormt van zijn doorzettingsvermogen, hulpvaardigheid, dienstbaarheid en karaktervastheid."

Bronnen: de archieven van Deurne en Oss en met dank voor de gegevens van Nelly, Gaston en Gerard Remery. Volledige tekst met noten, sept. 2005. Gepubliceerd in de Kroniek van de Heemkundige Kring sas van Gent nr. 38, dec. 2003 en....