Home | About Us | Contact Us


Florentinus Remery. Hoofd der school in Koewacht St. Andries 1894-1932 door Marry Remery-Voskuil

Inhoudsopgave


1 Jeugd en gezin
2. Opleiding en eerste jaren als onderwijzer in Zuiddorpe
3 Hoofd der school in Koewacht St. Andries 1894-1932
4 Inhoud van het onderwijs aan het eind van de 19e eeuw in Koewacht St. Andries
5 Lees- en natuuronderwijs in het begin van de 20e eeuw volgens de schoolopzieners
6 Landbouwonderwijs, de grote passie van Florentinus Remery
7 Materiele zaken rond 1917 en historie van het schoolgebouw in Koewacht St. Andries
8 Leesonderwijs, rekenen en beginselen der Nederlandse taal rond 1917.
9. Schoolstrijd in Koewacht tussen 1920 en 1932
10 Eervol ontslag in 1932 en lofrede van de heer Hamerlinck in de gemeenteraad

1 Jeugd en gezin

Florentinus Remery was geboren in op 19 juni 1864 in Koewacht als jongste zoon van Hugo Remery en Rosalie Gijsel. Zijn vader was 46 jaar lang hoofd van de school in Koewacht en bewoonde het schoolhuis aan de Oudemolen 34. Florentinus groeide op in een groot gezin. Hij had zeven halfbroers en zusters en vier echte broers en zusters, hiervan waren er echter vier zeer jong gestorven. Zodat hij in werkelijkheid te maken had met vijf grote zussen waarvan de oudste, Mathilde, wel twintig jaar ouder was dan hij en twee broers waarvan de een tien jaar ouder was en de ander twee jaar met hem scheelde. Twee halfzussen traden in als begijntje in Gent, en werden daar .zuster Zilata en Zuster Coleta genoemd. Zijn echte zus Pharailda Maria, trouwde met Philemon Baert, wagenmaker van beroep. Vader Hugo woonde bij haar in huis na zijn pensionering in 1886 tot zijn dood in 1895, moeder Rosalie woonde bij hen tot 1914. Waarschijnlijk trok Florentinus het meeste op met zijn broer Franciscus Joannes (de grootvader van mijn echtgenoot), die in 1888 naar Sint. Kruis en Aardenburg vertrok en vanaf 1906 commies bij 's Rijks Belastingen was in Rotterdam
Florentinus trouwde in mei 1891 met Emma Tacq, die op 4 november 1872 geboren was in Zuiddorpe. Zij kregen samen vijftien kinderen waarvan de oudste, Gerard Gaston, in mei 1892 werd geboren en de jongste, Emile Remy, in 1912. Gerard Gaston werd ook onderwijzer en werkte jarenlang in Nistelrode en Asten (N-Brabant). Het gezin van Florentinus woonde tot 1832 in de onderwijzerswoning bij de school in Koewacht St. Andries, nu Emmabaan 62, die enige jaren geleden is afgebroken.
Na zijn pensionering in 1932 vertrok Florentinus met zijn vrouw en vier van zijn kinderen (Gabrielle, Irène, Alice, Emile) naar Deurne in België. Daar kwam hij, samen met zijn vrouw, aan het eind van de tweede wereldoorlog in 1944 om het leven door de inslag van een V1-bom. 1

2 Opleiding in Axel en eerste jaren als onderwijzer in Zuiddorpe

Florentinus moest als jongen al meehelpen in de school van zijn vader in Koewacht Oudemolen. Zijn oudere broer Franciscus werd vanaf 1873…tot 1883 in de jaarverslagen aangegeven als kwekeling en ontving daarvoor een vergoeding van f 40,- per jaar voor. 2 Jarenlang had vader Hugo in zijn eentje onderwijs gegeven aan ruim tweehonderd leerlingen in de winder. In de zomer kwamen er minder leerlingen naar school omdat ze dan op het land mee moesten helpen bij hun ouders. Het was in die tijd erg moeilijk om hulponderwijzers te krijgen in Oost-Zeeeuwsvlaanderen. Vanaf 1878 lukte dit gelukkig wel in Koewacht, maar toen de leerlingenschaal verhoogd werd moest er een tweede hulponderwijzer aangesteld worden en dat ging moeizamer. Bovendien was de positie van kwekelingen in de onderwijswet van 1878 ingrijpend veranderd, zij mochten niet meer zelfstandig
ingezet worden voor een klas zoals tot dan toe gebruikelijk was, maar mochten alleen praktijkoefeningen doen in het kader van hun opleiding onder toezicht van een bevoegde onderwijzer.3
Florentinus was inmiddels ingeschreven als leerling op de opleidingsschool van de heer van Wijngaarden in Axel. Elke zaterdagmorgen ging hij samen met zijn broer Franciscus naar de lessen die in Axel werden gegeven. De ijver en vorderingen van Florentinus waren zeer goed. 4.
De overige dagen van de week deden de kwekelingen praktijkervaring op in een bekende school. Een verzoek van vader Hugo in januari 1883 om zijn beide zonen van 19 en 21 jaar als aspirantonderwijzers aan te stellen voor f 100,- per jaar, omdat hij geen hulponderwijzers kon krijgen, werd afgewezen.5

De exameneisen voor de onderwijzersakte waren vrij streng. De eisen voor taal en lezen waren: Naauwkeurig en natuurlijk lezen met eene beschaafde uitspraak. Voldoende kennis van de rededeelen, van de woordvorming en vormverandering; bedrevenheid in het taal- en redekundig ont leden; bekendheid met de regels voor het plaatsen van leesteekens en met die van de spelling, alsmede bedrevenheid in toepassing van beiden. De kandidaten moesten zich zowel mondeling als schriftelijk gemakkelijk kunnen uitdrukken. Ze moesten bedreven zijn in de vier hoofdbewerkingen van de rekenkunst, zowel met gewone als tiendelige breuken, en vraagstukken over het stelsel van maten en gewichten en eenvoudige meetkundige lichamen vlug en nauwkeurig oplossen. Zij moesten voldoende algemene kennis hebben over aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkennis Het handschrift van het schriftelijk werk telde mee bij de beoordeling van de schrijfvaardigheid, daarnaast moesten zij ook teksten in schoonschrift schrijven. Er was ook nog basiskennis nodig voor het zangonderwijs. Op pedagogisch-didactisch gebied was bekendheid nodig met:De hoofdvereischten van klassikaal onderwijs; de meest gebruikelijke leerwijzen voor de vakken lezen, schrijven en rekenen; de tegenwoordige inrigting van het lager schoolwezen in Nederland. 6

In het voorjaar van 1884 slaagde Florentinus voor zijn examen gedaan als onderwijzer. Dit bleek uit zijn sollicitatiebrief die hij schreef op 16 april 1884 voor de betrekking van hulponderwijzer aan de openbare school in Zuiddorpe. 7
De procedure verliep erg vlot. Op 21 april werd de officiële voordracht door burgemeester A. van Haelst en secretaris A. Moerdijk getekend. De hoofdonderwijzer J.C. Schuijt schreef in zijn voordracht op 29 april 1884 aan de schoolopziener "…mijn gevoelen is, dat dit een geschikte persoon is, die alle aanbeveling verdient, gelijk ook zijne stukken zullen getuigen.8
De heer Johan Schuijt was in die periode al bijna 50 jaar hoofdonderwijzer in Zuiddorpe en kwam in de stukken van Hugo en Bernardus Franciscus Remery regelmatig voor als collega in het onderwijzersgezelschap van Sas van Gent. In het begin van zijn loopbaan werd hij door de hoofdinspecteur Wijnbeek geprezen als leerling van P.J. Prinsen van de kweekschool in Haarlem. 9 Aan het eind van zijn loopbaan was zijn relatie met Burgemeester en wethouders vrij stroef. Eind december 1886 bracht raadslid Goossens de volgende kritiekpunten naar voren in de raadsvergadering…Den slechten toestand van het onderwijs, de niet- naleving der verordeningen door het schoolhoofd. Klachten rijzen over den slechten vooruitgang der leerlingen, beleefdheid wordt hun, als men naar hunne handelingen mag oordelen, zeker niet ingeprent, de kinderen loopen voortdurend op straat en naar men zegt, wordt hun het gebruik der door de gemeente aangelegde en dure speelplaats door een chagrijnige knorrige meester verboden, nooit begint de school op tijd.10 Meester Schuijt werd met ingang van 1 april 1887 eervol ontslagen.
Zijn opvolger was H.R. Karstel uit Den Haag. Hij liet B en W al snel een nieuwe verordening uitvaardigen om orde en regelmaat in het schoolleven te brengen door duidelijke regels. Dat lukte goed; hij bleef een gewaardeerd schoolhoofd tot 1927. Florentinus had dus in Zuiddorpe het meest te maken gehad met de heer Karstel.11

Het schoolgebouw in Zuiddorpe dateerde uit 1838 en bestond uit één lokaal dat te klein werd voor de 133 leerlingen die in 1883 de school bezochten. Het gebouwtje lag naast de begraafplaats op de plaats waar later het gemeentehuis werd gebouwd. In april 1884 vond de aanbesteding plaats van de nieuwe school die aan de Sint Marcusstraat moest komen, het omvatte drie lokalen. Dit gebouw werd tot ver in de 20e eeuw voor het onderwijs gebruikt en dient momenteel als opslagplaats van bouwmaterialen. De raming van de nieuwbouw was bijna 8000 gulden en de aankoop van gronden ruim bijna 2000, hiervan betaalde het Rijk f 4990 als subsidie, de rest moest door de Gemeente zelf opgebracht worden. De kosten van de school drukten zwaar op de 962 inwoners van Zuiddorpe die hiervoor extra belasting moesten betalen. Bovendien was de bevolking verre van rijk, dit bleek uit het feit dat drie vierde deel der ouders als minvermogenden geen schoolgeld konden betalen. 12

De school had … leerlingen verdeeld over zes klassen. Uit het leerplan van Zuiddorpe uit 1889 weten we dat de schooltijden dagelijks van half negen tot elf uur waren en ’s middags van één tot drie uur. De meisjes kregen van drie tot vier uur handwerken en de jongens van de hogere klassen hadden na drie uur nog een half uur tekenles, volgens de methode van F. Deelstra.. Het godsdienstonderwijs werd dagelijks in de kerk gegeven voor schooltijd, van half acht tot acht uur.

Voor het aanvankelijk leesonderwijs werd de methode van Bouman gebruikt met 12 grote platen en de boekjes van C. Zernike.. Voor meer gevorderde lezers had de school verschillende series leesboekjes van L. Leopold met de kleurrijke namen zoals: Meiregen, Dauwdruppels, Sneeuwvlokkenb,veelkleurige bloemen en rood wit en blauw. Taalonderwijs werd gegeven uit de standaardwerken vanm C. den Hertogh en J.Lohr. En het eerste deel van het nieuwe taalboek door M.J. Koenen. Voor rekenonderwijs maakten de leerlingen oefeningen uit het aanschouwelijk rekenonderwijs, de rekenschool genoemd H.H. Wisselink. Aardrijkskunde werd gegeven uit de boeken van Bruins Driemaal de aardbol rond en vaderlandse geschiedenis bestond voornamelijk uit vertellessen aan de hand van de platen van IJkema.13

In de avonduren werd er in de wintermaanden van vijf tot half zeven lesgegeven aan leerlingen die al van school af waren en toch nog iets wilden leren. Over dit zogenaamde herhalingsonderwijs is een serie brieven bewaard gebleven omdat Florentinus een extra vergoeding vroeg voor deze lessen na schooltijd. De gemeente Koewacht was echter van mening dat dit werk was opgenomen in het reguliere onderwijzerssalaris van f 660,-..dat Florentinus jaarlijks kreeg. De schoolopziener gaf de gemeente gelijk en moest hij ook herhalingsonderwijs geven.14

3. Hoofd der school in Koewacht St. Andries 1894-1932

De vader van Florentinus Remery was geboren in Westdorpe en was van 1840- 1886 hoofd der school in Koewacht bij de Oudemolen. Deze school bestond al in het begin van de 19e eeuw. In 1885 werd aan de andere kant van het dorp, richting Heikant en St. Jansteen een nieuwe school gesticht met onderwijzerswoning in Koewacht St. Andries bij de Boschkreek. 15
Vanaf die tijd had Koewacht dus twee openbare scholen. Het eerste schoolhoofd was G.Th. Kievenaar van 1886- 1890 en de tweede V.J. Born die in 1893 vetrok naar Hontenisse. 16
Florentinus solliciteerde vanuit Zuiddorpe met succes naar de openstaande vacature.Er waren negen kandidaten voor het vergelijkend examen.17
Zijn voordracht werd van harte gesteund door de schoolopziener Collot d Escurie:
De onderwijzer F. Remery te Zuiddorpe onderscheidt zich door een zeer goed gedrag en flinke plichtsbetrachting, terwijl hij de noodige geschiktheid bezit om met de leerlingen om te gaan. Ik vertrouw wel dat hij een goed schoolhoofd zal zijn. 18

De gemeenteraad van Koewacht besloot om Florentinus Remery aan te stellen als Hoofd der school aan de openbare lagere school in de buurtschap St. Andries op een jaarwedde van achthonderd gulden, te betalen in vier driemaandelijkse termijnen, benevens het genot van vrije woning en tuin. De benoeming ging in op 16 februari 1894.19
Florentinus nam de benoeming van harte aan zoals bleek uit zijn antwoordbrief: Ondergetekende heeft de eer UwEdAchtb. antwoord op Uwe missive d.d. 12 Januari l.l. te berichten, dat hij de benoeming tot Hoofd der School in Uwe Gemeente onder de buurtschap St. Andries aanneemt op de voorwaarden, in hooger bedoelde missive uitgedrukt…. Mocht het ondergeteekende gegeven zijn vele jaren te arbeiden aan de ontwikkeling van Koewachts jeugd, moge onder Gods onmisbaren zegen, zijn arbeid strekken tot heil zijner dierbare geboorteplaats. Met het uitspreken van dezen hartgrondigen wensch en met de verzekering dat hij met al de kracht, die in hem is, zal streven naar een nauwgezette vervulling van zijn plicht, meent hij te mogen eindigen na zich van UwEdAchtb. te hebben genoemd.20
We kunnen constateren dat Florents wens is uitgekomen. Hij bleef hoofd van de school tot 1932.

4 Inhoud van het onderwijs aan het eind van de 19e eeuw in Koewacht St. Andries

De schooltijden en gebruikte schoolboeken had Florentinus eind 1897 gedetailleerd beschreven in het Leerplan van de openbare school te Koewacht St. Andries. Het leerplan was opgesteld conform de bepalingen in de wet van 1878 en de wijzigingen van 1889. Van maandag tot en met vrijdag werd er onderwijs gegeven van 9 tot 11 uur en van 1 tot 4 uur, Tesamen 25 uren in de week. Daarnaast werd apart godsdienstonderwijs gegeven: Het door de schoolgaande kinderen van de godsdienstleeraren te genieten godsdienstonderwijs zal in of buiten de schoollocalen kunnen worden gegeven op elken schooldag van iedere week des voormiddags van 8 tot 8 ¾ ure.
De vakanties waren op en rond de Rooms katholieke feestdagen, de eerste woensdag in april vanwege de jaarmarkt, en enige dagen in mei en september omdat het dan kermis was.
De leerlingen werden op basis van hun vorderingen verdeeld in zes klassen. De overgang van de ene naar de andere klas geschiedde eenmaal per jaar op de eerste schooldag in de maand mei.

Om u een indruk te geven van de inhoud van het onderwijs volgt hieronder een beschrijving van de vakken die in de dagschool werden onderwezen.
In de 1e of laagste klasse. (Kinderen van 6 tot 7 jaar) was leren lezen en schrijven het voornaamste. De kinderen moesten eenvoudige woordjes en zinnetjes, vooral van 't bord lezen. Daarbij werden de deeltjes 1 t/m 4 van De Kleine Lezer uit de methode van Colenbrander gebruikt. Zij kregen veel oefeningen in de combinaties van medeklinkers met het invullen van klinkers en tweeklanken. De methode van Colenbrander was in dezelfde periode ontstaan als de meer bekende methode van Hoogeveen. De leergang ging ook uit van een grote vertel-leesplaat, waaruit zestien normaalwoorden resulteerden nl. geit, zeep, does, hout, roos, wiel, haan, beuk, duif, schuur, mest, vat, bijl, hok, juk, wip. Op het eerste gezicht leek er een grote mate van overeenkomst te bestaan. De werkwijze was echter geheel anders: de eigenlijke methode lag namelijk in de vooroefeningen en de leesplaat diende alleen voor het zelf oefenen en het terugzoeken van een letterteken. Die vooroefeningen waren uitgebreide klankanalyses; de letters in de normaalwoorden dienden daarna als herkenningstekens. Het meest opmerkelijke is wel dat bij de aanbieding van een nieuw woord dit woord nooit vooraf mocht worden gesproken door de leerkracht: de leerling moest zelf het verband leggen tussen teken en klank, aan de hand van de plaat. Een dergelijke werkwijze stond en viel met de normaalwoorden, die niet alleen fonetisch, maar ook als begrip zo zuiver mogelijk geselecteerd moeten zijn. Twintig jaar later, in 1917, gebruikte Florentinus de methode van Colenbrander nog steeds.

Voor schrijven gebruikten de leraren voorbeelden uit de serie De Kleine Calligraaf van Munnich en de schrijfcursus van Van 't Hoff. De leerlingen moesten op een afgelijnde lei schrijven: streepjes, haakjes, eenvoudige letters als i, u, n, m, r en de cijfers en oefeningen met tot woordjes verbonden letters. Voor de beginselen der Nederlandsche taal deed men aanschouwings- en spreekoefeningen naar aanleiding van voorwerpen en platen.

Voor rekenen werd de methode Hoeveel en Waarom van H. Scholte gebruikt. Zij leerden rekenen met de getallen van 1-20. Tenslotte werd genoemd: op het gehoor zingen van eenvoudige liedjes en vrije en orde-oefeningen der gymnastiek met eenvoudige nabootsingsspelen en vang-en loopspelen. De meisjes leerden breien bij het vak Nuttige handwerken.

In de tweede klas gingen de kinderen door met het nauwkeurig lezen van enkele zinnetjes, uit eenvoudige woorden bestaande. Hiervoor werden de boekjes Meiregen van Leopold gebruikt, Van Eigen Bodem door Honigh en Vos en Rood, Wit Blauw door Bosman. Deze reeksen zijn tientallen jaren populair geweest op lagere scholen in heel Nederland en gebruikte hij ook al in Zuiddorpe. Er werd gelet op de juiste uitspraak der woorden, op klemtoon en op leesteekens. De leeslesjes werden op de leien nageschreven. Ook werden er eenvoudige versjes van buiten geleerd.
Bij rekenen werkten de kinderen met de getallen van 1-100, uitgebreid met meters en liters.
In de 3e klas werd uit het hoofd en schriftelijk gerekend met de getallen van 1-1000. Vanaf deze klas werd de rekenmethode van Zernike gebruikt.

Voor Nederlandse taal gebruikten de leraren de methode van den Hertogh en de Lohr. Rond 1880 waren zij baanbrekers voor beter taalonderwijs met Onze Taal en steloefeningen, die het voorbeeld voor tal van later verschenen methoden zijn geworden. Zij gingen uit van het gehoorbeeld.

In de 4e klas werden aan de schoolvakken aardrijkskunde, geschiedenis en kennis der natuur toegevoegd. Tot en met de 6e klas werden delen gebruikt van Beknopte Aardrijkskunde van Nederland van Ten Have en de Eerste Teekenatlas door P.R. Bos. Ten have gaf in zijn handleiding voor het onderwijs in de aardrijkskunde en een tweetal werkjes ons vaderland en buiten ons vaderland een goede leergang uit voor de volksschool. Voor het kaartjes tekenen voegde hij er twee schetsatlasjes aan toe waarin niet de vorm der landen minutieus moest worden afgebeeld, maar de omtrek in een meetkundige figuur gegeven werd. De wandplaten van Nederland, Europa de werelddelen en Nederlands Oost Indië waren voor zijn tijd goed uitgevoerd.

Ook werd aandacht geschonken aan de regio door de behandeling van de school en hare omgeving en der gemeente, Zeeuwsch Vlaanderen en een algemeen overzicht van Nederland. Vaderlandse geschiedenis werd gegeven uit Vroeger en nu van der Pelt en van der Ent en geschiedenisversjes door P. Louwerse. Geschiedenis was altijd een hobby van Florentinus. Dit werd nog eens bevestigd door een dochter van een oud leerling die mij onlangs mailde dat thuis altijd werd gezegd bij geschiedenisverhalen: Het is echt waar, want meester Remery heeft het ons verteld.22

Bij kennis der natuur werd de bespreking van dieren en planten uit de omgeving toegelicht door voorwerpen en platen. Hierbij dienden de beroemde schoolplaten en de boekjes over Natuurkennis voor de volksschool door Scheepstra en Walstra als leidraad. Ook hiervan maakte Florentinus meer werk dan nodig was, zoals bleek uit een gunstig verslag van de schoolopziener uit 1903.

Bij zingen stond eenige kennis van het noten schrift en oefeningen in het treffen der tonen vermeld en liedjes op het gehoor. De bundeltjes De Zingende kinderwereld van Worp en Klein Liedeboek van R. Hol zijn waarschijnlijk stukgezongen.

Bij tekenen oefenden de kinderen in het maken van loodlijnen, schuine lijnen en versieringen daarmede verkregen met veelhoeken en figuren daarin beschreven. Bij vrije en ordeoefeningen der gymnastiek moesten zij een cirkelrij, front en flankrij vormen, zwenken in diverse combinaties en oefeningen doen met kort en lang springtouw en met stok en bal. In de handwerklessen leerden de meisjes ook merken, mazen, stukken breien, knippen en naaien. 23

5 Leesonderwijs en kennis der natuur in het begin van de 20e eeuw volgens de schoolopzieners in provinciale jaarverslagen

De schoolopzieners waren niet alleen in de 19e eeuw, maar ook in het begin van de 20e eeuw vrij kritisch over het onderwijs in Oost Zeeuwsch Vlaanderen. In 1904 stond in het jaarverslag bijvoorbeeld een passage over de negatieve invloed van het dialect op het leren lezen. Over het algemeen heeft het leesonderwijs in het arrondissement veel te kampen met het door bijna alle leerlingen en onderscheidene onderwijzers gesprokene dialect, iets wat aan de duidelijkheid vele schade doet. Vooral in de grensgebieden laat dientengevolge het lezen veel te wenschen over, bepaald goed lezen komt in deze gemeente dan ook weinig of niet voor. Het bestrijden van het dialect kost bovendien zeer veel tijd.

Bij het aanvankelijk leesonderwijs worden van verschillende methoden gebruik gemaakt. De hier meest gebruikte methode is die van Schoonbrood, terwijl ook die van Versluijs nog op onderscheidene scholen worden gebruikt. Bovendien worden nog gebruikt de methoden Colenbrander, Boumans en Bosman. Op onderscheidene scholen treft men verder de sprekende letterbeelden als hulpmiddel aan. Over het geheel leeren ze op de meeste scholen vrij vlug lezen.Nauwkeurig lezen geschiedt over het geheel vrij goed, zoals bij mijne bezoeken bleek, dat ze het gelezene op de meeste scholen goed begrepen hebben. 24

Kennis der natuur werd in Koewacht St. Andries goed gegeven.In het jaarverslag van 1903 door baron Collot d' Escury schoolopziener van het Arrondissement Hulst werd in positieve zin gesproken over de kwaliteit van het onderwijs in kennis der natuur in Koewacht St. Andries. De leerlingen konden goede verklaringen geven op vragen van de schoolopziener en er waren verzamelingen aanwezig van gedroogde planten en schedels van dieren. Omdat het ruimere informatie geeft over de regio, citeer ik de tekst:" Naar aanleiding der vragen vervat in uwe missive van 18 jan, heb ik de eer u mede te deelen dat de toestand van het onderwijs in het algemeen in dit arrondissement weinig reden tot bijzondere opmerkingen geeft; evenals in het vorig jaar kan vermeld worden, dat het meer geregeld schoolbezoek, als gevolg van de leerplichtwet nuttig heeft gewerkt, niet alleen bleek het onderwijs in de hoofdvakken verbetering te hebben ondergaan, doch ook in de bijvakken waaraan vroeger op de meeste dorpsscholen geen tijd kon worden besteed, was verandering ten goede te bespeuren.

Wat meer in het bijzonder het onderwijs in de vakken g en i (g werd in geen der scholen van dit arrondissement onderwezen) betreft, het navolgende:
Kennis der natuur wordt in alle scholen van mijn arrondissement onderwezen, dit onderwijs heeft evenwel zoo goed als niets te beteekenen in de vier bijzondere meisjesscholen. Waar het daarvoor bestemde half uur per week wordt gebruikt voor het lezen uit een leesboek of voor het aanhooren van eene inleidende vertelling van de onderwijzeres over planten of dieren, een en ander zonder resultaat; de leerlingen weten absoluut niets van het leervak. Treurig zijn ook de resultaten in de openbare scholen te Hengstdijk, Pauluspolder en Ossenisse, waar al even weinig aan het vak gedaan wordt. In de overige scholen wordt kennis der natuur met eenige meerdere vruchten onderwezen, in enkele scholen zoals die te Graauw, Koewacht St. Andries, Hontenisse, Zuiddorpe en Clinge Nieuw-Namen, zelfs bepaald met goede uitslag. Vooral in de beide eerstgenoemde scholen is dit onderwijs bepaald bevredigend te noemen. De leerlingen toonden niet alleen bekend te zijn met de eenvoudige natuurverschijnselen, die zij voldoende konden verklaren, doch zij waren ook op de hoogte van het leven en het doen van enkele planten en dieren.

Op de meeste scholen begint het onderwijs in de vijfde klasse, in enkele reeds in de 4e, terwijl in de kleinere scholen het onderwijs gewoonlijk voor twee klassen gecombineerd gegeven wordt. In de wintermaanden wordt behalve natuurkunde gewoonlijk ook onderwijs in dierkunde gegeven, terwijl de zomermaanden meestal uitsluitend aan de behandeling van planten gewijd worden.

Als leerboek wordt in de meeste scholen voor natuurkunde het werkje van Janse gebruikt, voor plant-en dierkunde de boekjes van Scheepstra en Walstra, Helge, Bos en de Vries. Behandeling van planten geschiedt in bijna alle scholen zonder de platen, de leerlingen brengen de te behandelen planten mede. In een paar scholen, die te Koewacht St. Andries en Zuiddorpe, waren bovendien verzamelingen van planten en gedroogde planten aanwezig. Voor het behandelen van dieren zijn in de meeste scholen wandplaten aanwezig, bovendien vindt men in een paar scholen, die te St.Andries en Graauw een paar schedels en in eerstgenoemde school eene verzameling van insecten. In onderscheidene scholen zijn thans de eenvoudigste instrumenten voor het onderwijs in de natuurkunde aanwezig, terwijl daarbij overal waar zij niet zijn, op.aanschaffen wordt aangedrongen, gewoonlijk met succes. Hoewel hier en daar het leer-leesboek o.a. dat van Helge nogal gebruikt wordt, heeft het onderwijs in de meeste scholen door het vrije veld plaats.25'

Florentinus was erg geboeid door de natuur. Zijn onderwijzer A. Hamerlinck bracht dit in de afscheidsrede als volgt onder woorden:
Ik weet nog goed toen in 1897 op zekeren dag de Vacature binnenkwam, en daar stond een advertentie in van een docter, die de hulp van de onderwijzers hier uit de streek inriep, om te helpen zoeken naar een zekere plant, het z.g. speenkruid. Toen ik 's middags op de school kwam vroeg hij mij. Heb je het gelezen. we zullen er eens op uitgaan, daar en daar heb ik het al eens zien staan. We trokken erop uit en na urenlang zoeken vonden we het speenkruid. Blij, een ander weer te kunnen helpen trokken wij huiswaarts. Zoo had de heer Remery weer een plantje gevonden ten dienste van de wetenschap. 26

6 Landbouwonderwijs, de grote passie van Florentinus Remery

In 1899 kreeg Florentinus van de gemeenteraad toestemming om in Koewacht een tweejarige cursus voor landbouw - en veeteelt te geven. Daartoe mocht hij in de winter een lokaal van de school op kosten van de gemeente verlichten en verwarmen. Hij kreeg ook verhoging van zijn jaarsalaris met f 50 omdat hij de akte voor landbouwonderwijzer had behaald. Het examenprogramma voor de l.o. akte landbouwkunde was vrij zwaar en bevatte de volgende eisen:

Kennis van scheikunde en natuurkunde; algemene kennis van de bouw en het leven van planten en dieren; bekendheid met de gesteldheid en vorming van de bodem in Nederland; bekendheid met de hoofdzaken van de landbouw, met de eigenschappen van de grond en de meest belangrijke methoden van grondbewerking en grondverbetering; de hoofdpunten van de leer der bemesting, met de voornaamste bijzonderheden over de teelt; de meest algemeen voorkomende onkruiden en nuttige en schadelijke dieren; de hoofdpunten van veeteelt en zuivelbereiding en de meest belangrijke werktuigen en gereedschappen bij landbouw.28

Vanaf het midden van de 19e eeuw had de Zeeuwsche Landbouwmaatschappij goed landbouwonderwijs gestimuleerd en waren er diverse pioniers geweest in Zeeland die zich daarvoor hadden ingezet. In 1843 had de voorzitter de heer C. Vis overleg gepleegd met de schoolopziener over de mogelijkheid onderwijzers te machtigen landbouwonderwijs op de scholen in te voeren. In 1848 was er bijvoorbeeld subsidie voor vier hoofdonderwijzers in Goes die op hun beurt weer belast zouden worden met landbouwcursussen voor onderwijzers. Met de heer Picke en andere commissieleden werd geijverd voor de oprichting van een landbouwschool in Goes. Dit werd in 1893 gerealiseerd. J.M. Kakebeeke was de eerste directeur. Aan de overkant van het water, in Zeeuwsch Vlaanderen was de heer G.A. Vorsterman van Oyen een van de grote voorvechters van landbouwonderwijs. Hij was hoofdonderwijzer in Aardenburg en gaf regelmatig lezingen en landbouwcursussen, ook aan onderwijzers. De lessen werden om de 14 dagen in de winter in Oostburg gegeven. Omdat hij veel op pad was om voordrachten te geven werd hij ook wel, wandelleraar genoemd, zijn bijnaam was Gavvo. In 1878 richtte hij in Oostburg de Cooperatie Welbegrepen eigenbelang, vereeniging tot aankoop van gewaarborgde meststoffen en zaden op. Dit was een uitkomst voor de boeren die erg veel last hadden van de crisis in de landbouwprijzen. Spoedig volgden ook dergelijke coöperaties in Axel en Zaamslag. In Westdorpe was al begin jaren negentig een landbouwcursus gestart op de school door de heer Bijlevelt. Er waren in 1895 vijf scholen die rond de 200 gulden provinciale subsidie kregen voor het geven van een landbouwcursus. Dit aantal moest vermeerderd worden. In 1897 werd in Terneuzen een wintercursus gehouden voor rekening van het rijk door leraren van de winterschool in Goes. Er waren 43 deelnemers, waaronder waarschijnlijk Florentinus. 29

Ruim 30 jaar lang had Florentinus zijn kennis doorgegeven aan de jonge avondcursisten in Koewacht Sint Andries. Op de foto uit 1928 zien we hem trots zitten tussen de 20 cursisten, die in het boekje Koewacht in oude ansichten allen bij de naam zijn genoemd. 30 Hij werkte ook in andere dorpen in de omgeving. In 1900 was hij met een landbouwcursus in Clinge gestart en hield dit vol tot en met 1923. In Sint Janssteen gaf hij van 1903 t/m 1913 cursussen en in Hontenisse van 1903 t/m 1921. Vanaf 1923 gaf hij ook lessen in Hulst. 31Dit betekende dat hij na de reguliere schooltijden bijna elke avond deels te voet en zo mogelijk met de tram naar de andere dorpen reisde en weer terug. De faciliteiten verschilden per dorp, maar meestal mochten de lessen in de schoollokalen ter plaatse gegeven worden. De foto met 10 leerlingen laat Florentinus ook zien temidden van jongemannen van de landbouwcursus in 1917 op het boerenerf van familie de Kock aan de Zoutelandsedijk in Mariapolder te Kloosterzande.

Daarnaast gaf Florentinus ook cursussen aan volwassenen in Koewacht St. Andries en enkele jaren in Sint Janssteen. De cursustijden hiervoor wisselden en waren seizoensgebonden.
Van 1909 t/m 1919 gaf hij op zondagmorgen landbouwhuishoudkundelessen aan meisjes. In het eerder genoemde boekje met ansichten uit Koewacht staat een foto uit 1913 van een excursie van de jongedames met hun leraar naar een melkfabriek en een bietenfabriek in het Belgische Moerbeke, vlak over de grens. De fabrieken waren interessant omdat er ook elektriciteit werd gemaakt die benut werd voor moderne machines. De vaders brachten de dochters per rijtuig naar Moerbeke.De dames waren erg enthousiast over het leerzame uitstapje en hadden zich keurig daarvoor gekleed. Florentinus staat er aan de rechterkant trots bij en doet wat denken aan Poirot. De dameshoeden waaiden niet af omdat een hoedenspeld door de lange haren was gestoken om deze op de plaats te houden. 32

Voor de landbouwlessen gebruikte hij veel aanschouwelijk materiaal zoals we al in de vorige paragraaf lazen in het inspectierapport van 1903. Uit opmerkingen en aantekeningen in het gemeentearchief blijkt ook dat hij regelmatig zelf voorwerpen vervaardigde ten dienste van het landbouwonderwijs. 33 Waarschijnlijk volgde hij daarbij de raadgevingen van de landbouwdeskundigen op om de lessen zo praktisch mogelijk te maken. Het bleef niet alleen bij theoretische lessen hij ging ook regelmatig op bezoek bij boeren in de omgeving en er bestaan enkele foto's waarbij hij trots toekijkt bij de oogst van bieten uit twee proefvelden van de familie Hesters. Het hoopje met kleine bieten komt van het onbemeste veld, de grote bieten komen van een veld waaraan salpeter is toegevoegd. 34

Rond het schoolhuis had Florentinus zelf kleine proefveldjes aangelegd en voor het grote gezin was er een moesstuin met aardappelen, groenten en ook wat fruitbomen. Florentinus verdiepte zich ook in de bijenteelt en hield konijnen. Ook na zijn pensionering was hij daarmee bezig, zoals blijkt uit een Brief van Florentinus in 1942 aan zijn kinderen en kleinkinderen:
Uw zevenvoudige felicitatie kwam in goede orde op 29 juni in mijn bezit. Mijn innigen dank voor de goede wensen daarin uitgedrukt. Het wordt hier ook steeds moeilijker om aan het allernoodigste voedsel te geraken. Vanaf 1 juli krijgen we notabene nog slechts per persoon een dagelijks rantsoen aan vroege aardappelen van 200 (tweehonderd) gram. Daarom bezweren we u, uw uiterste best te doen, om te beproeven ons ter hulp te komen. Als ge ons soms een raat (ou sont ces beaux jours d' autrui?) of een pot honing kondet toekomen, zou dat ten allerhoogste door ons geapprecieerd worden.

De honingproductie zal door het overheerlijke zomerweer, waarvan we gelukkig thans volop mogen genieten, wel reusachtige verhoudingen hebben aangenomen. Hoe staat het met de zwermen? Is de wacht kunnen slagen? Hebt ge nog koninginnen die uit Italie afkomstig zijn? Hoe houden zich tenslotte de Italiaanse bijen...De tuin van George De Setter staat er uitstekend bij. Hij heeft 500 koolplanten gezet... Hebt ge nog geen konijnen? Zoo niet dan raad ik u sterk aan, er zoo spoedig mogelijk te gaan houden. Maurice en Remy hebben er thans een prachtige stapel van 35 stuks blinkend van gezondheid en veeltijds wordt er een geofferd aan god Culinaris.35

Zijn oudste zoon Gerard Gaston is in het Brabantse Asten nog intensiever bezig geweest met advisering van boeren, landbouwonderwijs, bijeenteelt en pluiveehouderij. 36

7 Materiele zaken en het schoolgebouw in Koewacht St. Andries

Schoolsituatie in 1917

Elk jaar maakten de schoolopzieners afspraken over systematisch onderzoek in de scholen. De antwoorden van Florentinus Remery in 1918, op de vragen van de schoolopziener in het arrondissement Hulst, K.J.A.G. Collot d' Escury zijn in het Rijksarchief in Middelburg bewaard gebleven. Zij geven een aardige indruk van de situatie rond 1917.

De eerste vraag ging over veranderingen ten opzichte van het vorige jaar. 1 Heeft in de loop van 1917 de omvang van het onderwijs aan Uwe school al of niet verandering ondergaan? Het antwoord was. Neen.

De tweede vraag ging over de lokalen: 2 Laat de toestand der schoollokalen ten Uwent te wenschen over, en zoo ja in welk opzicht ? Florentinus antwoordde: De netheid der lokalen laat wel wat te wenschen over. Dit klopt met eerdere verslagen waarin kritiek was geleverd op dit punt. Vraag 3 sloot hierop aan: Werden in 1917 de lokalen Uwer school behoorlijk schoongehouden, zoo niet wat ontbrak daaraan en wat moest gedaan worden om verbetering aan te brengen ? Florentinus gaf tot antwoord: Meermalen werd door ondergeteekende bij het gemeentebestuur er over geklaagd dat het vegen der school op woensdagnamiddag niet geschiedde, ofschoon zulks toch bij de instructie was voorgeschreven. Sedert mijn laatste klacht zijn nog slechts een drietal weken verlopen, of er dus een blijvende verbetering verkregen is, zal de tijd leren. In het kort wordt hier een slepend conflict beschreven over het schoonhouden van de school waarbij de burgemeester regelmatig moest bemiddelen tussen de schoonmaakster en Florentinus.

De volgende vragen werden in bijna alle scholen van Zeeuwsch Vlaanderen positief beantwoord, ook al was de werkelijke toestand niet zo rooskleurig. 4 Hoe is de toestand der schoolmeubelen in uwe school, wat ontbreekt daaraan. Florentinus antwoordde m.i. voldoende. 5. Zijt ge in het bezit van de noodige leermiddelen, zoo niet, welke ontbreeken u. Het antwoord was Ja.

In Koewacht St. Andries was het personeelsbestand jarenlang stabiel 6. Onderging het onderwijzend personeel aan uwe school al of niet verandering? Het antwoord was neen.

Vanaf de start van de school in 1885 werd herhalingsonderwijs gegeven. Bij de benoeming van Florentinus werd aangegeven dat hij hiervoor geen extra vergoeding zou krijgen. Bij de antwoorden op dit onderdeel werden de gevolgen van de eerste wereldoorlog op het dagelijks leven enigszins zichtbaar. 7. Werd in uwe school in 1917 herhalingsonderwijs gegeven? Antw. Aan de jongens van 1- 18 dec 1917, op welken laatsten datum het door gebrek aan petroleum moest gestaakt worden. Aan de meisjes gaat het nog geregeld door. Aantallen: 7 jongens en 3 meisjes, die de lessen geregeld volgen. Voor de jongens wordt het onderwijs gegeven op maandag-, dinsdag- en donderdagavond van 5 en half tot 7 en half gedurende october tot en met februari door de onderwijzers Boddaert, Hamerlinck en Remery. Voor de meisjes wordt het gegeven op zaterdagvoormiddag vanaf de eerste zaterdag van october tot er 96 uur herhalingsonderwijs gegeven is. Dezelfde onderwijzers geven les, alsmede om den derden zaterdag de onderwijzer Tertooij. Tot 31 dec. 1917 bedroeg de belooning f 0,60 per uur, vanaf 1 jan 1918 waarschijnlijk f 0,80 per uur. De betreffende verordening is door H.H., gedep. Staten nog niet definitief goedgekeurd. Aan het H.O. werd onderwezen alle der vakken c, d, g, i en k.

8. Vallen er voorzover Uwe school betreft ook bijzonderheden te vermelden over de heffing van schoolgelden ? antw. Neen

9. Ondervond het onderwijs in uwe school storing door het gebrek aan brandstoffen en zoo ja gedurende welke tijd. Antw. Nee. We zijn nog ruim voorzien van steenkolen. Bij Oude Molen werd de school van 8 t/m 16 februari gesloten.

14 Zijn in uwe school nog Belgische vluchtelingen en zoo ja hoeveel en in welke klassen zijn ze geplaatst ? antw. 11 nl. 5 in de 1e klas, 1 in de 2e, 2 in de 3e en 3 in de 4e. Bij Oude Molen 19.

Uit het bovenstaande blijkt dat er gedurende de eerste wereldoorlog in Koewacht op de scholen af en toe gebrek was aan brandstof, maar dat de meeste lessen gewoon door konden gaan. Verder waren er in Koewacht 30 Belgische vluchtelingen in de beide openbare scholen opgenomen.37

Schoolgebouw

In 1886 werd in St. Andries een school met onderwijzerswoning gebouwd voor ruim 10 000 gulden door P.Thiersens uit St. Niklaas en J. Verijzer uit Axel.38

Uit het verslag van de schoolopziener 1903 bleek dat de schoolmeubelen over het algemeen in voldoende staat verkeerden. In de scholen te Graauw en St Andries lieten de kachels echter te wensen over.39

Na 27 jaar intensief gebruik was een ingrijpende verbouwing noodzakelijk. In 1913 werd aan de districtsschoolopziener te Middelburg het bestek met begroting van kosten en tekening der beide openbare scholen voor de verbouwingen gezonden, met het verzoek te berichten of er van zijn kant bezwaren zijn, alvorens het geheel aan de minister van binnenlandse zaken ter goedkeuring toe te zenden. In de reactie werd aangegeven dat de begroting gedetailleerder uitgewerkt moest worden en dat bij de stukken alsnog tekeningen op de schaal 1:200, aangevende het schoolterrein en de ligging van het schoolgebouw ten opzichte van de windstreken moest worden overlegd. Ook werd er zeer uitvoerig ingegaan op de kwaliteit van de toiletten:

In aansluiting met de voorschriften van het Koninklijk Besluit verdient het aanbeveling de privaten en waterplaatsen met hunne kolken enz. volgens bijgaande lichtdruktekening uit te voeren; in het belang van eene goede samenstelling dezer inrichtingen dient daarvan eene nauwkeurige omschrijving in de bestekken te worden opgenomen. Het is beter en goedkoper om de riolen niet te metselen, doch van in en uitwendig verglaasde ijzeraarden buizen te maken. Aangezien volgens het laatste lid van voornoemd artikel de wanden in de privaten en waterplaatsen tot ten minste 1.50 m uit den vloer zoodanig moeten worden afgewerkt, dat reinigen met water gemakkelijk mogelijk is, zal eene bekleeding tot die hoogte met verglaasde tegeltjes gewenscht zijn. De in het bestek voorgeschreven afpleistering met portland cement voldoet niet aan de voorschriften van het Koninklijk besluit, tenzij met lakverf geschilderd, hetgeen echter veel aan onderhoud kost.

Vermits volgens het voorschrift van artikel 12 van het KB de breedte van de gang ten minste 2 m moet bedragen, kunnen daarin bij de school aan den Ouden Molen geen privaten en waterplaatsen worden uitgebouwd. Indien dus niet, zoals bij de school te St. Andries, alle bestaande privaten worden afgebroken en worden uitgebouwd, zodat eene langs alle schoolvertrekken doorlopende gang wordt verkregen, zullen althans de noodige privaten en waterplaatsen dienen te worden aangebracht op de wijze als dezerzijds op de teekening met potlood is aangegeven. In het bestek voor de school te St. Andries is alsnog de herstelling van den gangvloer ter plaatse van de afgebroken privaten op te nemen.

Voor het houden van behoorlijk toezicht op deze gelegenheden is in den muur tusschen de gang en de schoolvertrekken een flink toezichtsraam aan te brengen, terwijl tevens de deuren der privaten en waterplaatsen, alsmede alle deuren waardoor toezicht noodig is van glazen bovenpaneelen zijn te voorzien. Opdat dit glas uitsluitend voor het houden van toezicht door het onderwijzend personeel zal diene zal de onderkant op 1.40 m uit den vloer moeten zijn gelegen. Deze maat is op de teekening in te schrijven……

Voorts moeten in de bestekken alsnog worden opgenomen de bepalingen omtrent minimumloon, maximumarbeidstijd en verbod tegen het gebruik van sterken drank volgens bijgaand model. De minimumloonen behooren door Burgemeester en wethouders volgens plaatselijken loonstandaarden te worden ingevuld."

Op de plattegrond is te zien dat de school uit twee lokalen bestond. De verbouwing was netjes uitgevoerd en de onderwijzers en leerlingen hebben er jaren plezier aan gehad. 40

Jammer genoeg werd er vanuit de gemeente weinig geïnvesteerd in onderhoud en dit leidde in 1932 tot een volkomen afkeuring van het gebouw door de rijksinspecteur en dreiging tot het intrekken van subsidie zoals in de laatste paragraaf wordt beschreven.

8 Leesonderwijs, rekenen en taal rond 1917 in Koewacht

8.1 Leesonderwijs rond 1917

De schoolopzieners maakten onderscheid tussen het aanvankelijk en voortgezet leesonderwijs. 41 Bij het aanvankelijk leesonderwijs moest gelet worden op de leesmethode, een oude of voor die tijd nieuwe methode en op de leermiddelen die gebruikt werden. Zeer aanbevelenswaardig was volgens hen de methode Hoogeveen met een klassikale leesplank, hoofdelijke leesplankjes, dicteerdoosjes, vertelselplaat, bijbehorende leesboekjes enz. In de lessen werd gekeken of de onderwijzer(es) de les eerst op het bord behandelde, dan wel of alleen het leesboekje werd gebruikt en het dialect direct werd bestreden. Florentinus gaf in de vragenlijst aan dat hij voor aanvankelijk lezen de oude methode van Colenbrander gebruikte en de daarbij behorende leermiddelen.

Bij het voortgezet leesonderwijs stelden de schoolopzieners eisen aan de technische vaardigheid, het natuurlijk lezen en duidelijk lezen, niet te vlug en te zacht lezen en het leggen van goede accenten. Zij gingen ook na of de onderwijzer zelf voorlas en hoe hij dit deed. Verder werd er gelet op de manier waarop de onderwijzer fouten verbeterde of wel de leerling door vragen de fout liet zoeken en zelf verbeteren. Voor het verkrijgen van een goede leestoon werden boekjes met samenspraken ter afwisseling aanbevolen. Ook onderzochten zij in welke mate de leer en-leesboekjes gebruikt werden Men kwam er van terug enkel belettristische leesboekjes te gebruiken. Tegen leer- leesboeken voor geschiedenis, aardrijkskunde en natuurkunde bestond geen bezwaar, mits het lezen hoofdzaak bleef. Tenslotte moest erop gelet worden of niet teveel tijd besteed werd aan het verklaren der les. Er mocht niet; meer dan een vierde van den tijd voor het leesonderwijs bestemd, aan verklaringen besteed worden.

Florentinus gebruikte in 1917 nog veel boekjes die hij ook al in 1897 in het leerplan had opgeven. Zoals Rood, wit en blauw, Viooltjes en Klimop en Van eigen bodem. Nieuw waren de leesboekjes van Stamperius en Mijn leeren is spelen. Als leesboekje bij het onderwijs in geschiedenis gebruikten ze in de 4e klas en verder Nu en vroeger

8.2 Rekenen

De aanwijzingen voor de schoolopzieners in 1916 gaven in het kort enkele ontwikkelingen weer in de didactiek van het rekenonderwijs. Het motto was: Van cijferen naar verklaringen geven, tot een nieuw evenwicht tussen beide stromingen. Bepaalde men zich aanvankelijk bij het rekenonderwijs tot het maken van cijferoefeningen, zoo kwam daarna de tijd van Wisselingh, Padersma en Versluijs, toen men weder tot een ander uiterste oversloeg en alleen heil wachtte van beredeneerd rekenen. Het cijferen werd bijna geheel verwaarloosd en de te maken sommen waren dikwijls raadseloefeningen. Deze tijd is gelukkig weder voorbij en thans wordt weder meer aandacht geschonken aan het cijferen naast het oplossen der vraagstukken.

Het is heel boeiend op te merken dat een dergelijke verschuiving zich in de jaren negentig van de twintigste eeuw opnieuw heeft voorgedaan, toen uit een periodiek peilingsonderzoek in 1996 van het reken- en wiskundeonderwijs bleek dat in de nieuwste methoden teveel nadruk werd gelegd op het proces van probleem oplossen en te weinig aandacht was voor basisvaardigheden in het cijferen.43

Bij het rekenonderwijs gingen de schoolopzieners na of het leerplan werd gevolgd, welke methode werd gebruikt en of in het eerste leerjaren de hele getallen voldoende werden behandeld. Het was voor hen belangrijk om te weten in welk leerjaar de school begon met de behandeling van breuken en het metriek stelsel en welke leermiddelen hierbij gebruikt werden Zij keken welke stellen maten, gewichten, kuben enz in de school aanwezig waren en of het onderwijs in het metriek stelstel aansloot bij de praktijk in het dagelijks leven.. Voorts werd er gelet op het hoofdrekenen en of de sommen op een lei of in een schrift gemaakt werden. Tegen het gebruik van de lei voor kladrekenen bestond geen bewaar, wel was er een voorkeur om een zoogenaamd klassenschrift te gebruiken voor controle..

Florentinus had in Koewacht St. Andries ten opzichte van 1897 een nieuwe rekenmethode aangeschaft van Bouwman, Bos en Jaspers. In de lagere klassen gebruikten zij als leermiddel de eenen, tienen enz. van Keulings rekenkast en verder bruine bonen. In de derde klas waren latjes aanwezig met verdeling in centimeters, decimeters, meters, maten en gewichten. Op de muur was een vierkante meter getekend en op de speelplaats werd geregeld getekend met kubieke meters.

Aan het hoofdrekenen werden geen afzonderlijke uren besteed, de sommen uit de rekenboekjes berekenden de leerlingen zoveel mogelijk uit het hoofd. In de klassen 1 tot en met 3 werden de meeste sommen op de lei gemaakt in de hogere klassen werden de sommen in een schrift gemaakt, die dan naderhand besproken worden.

8.3 Beginselen der Nederlandse taal

Over Nederlandse taal schreef de schoolopziener Collot d 'Escury in 1917, dat op alle scholen in zijn arrondissement gebruik gemaakt werd van de spelling de Vries en te Winkel; de Kollewijnsche spelling werd nergens gevolgd. Hij merkte op dat de moeilijkheden welke het leesonderwijs ondervond door het spreken van het Vlaams dialect in de grensgemeenten, voor een deel ook gold voor het onderwijs in de Nederlandse taal. Bij leerlingen die slecht Nederlands spraken, was behoorlijk taalbegrip voor die taal veel moeilijker aan te brengen, dan bij kinderen die reeds van huis uit behoorlijk Nederlands spreken geleerd hadden. Toch sprak de schoolopziener over het algemeen over grote verbeteringen. In bijna alle scholen werd aan het taalonderwijs veel tijd besteed. Bij Koewacht St. Andries bijvoorbeeld 5,5 uur per week in de hogere leerjaren en nog eens 3,5 uur voor lezen. Voor rekenen was gemiddeld 5 uur per week uitgetrokken.

In 2002 zijn de verhoudingen van de tijdsbesteding voor de verschillende vakken nog ongeveer hetzelfde. Het dictee werd op alle scholen vrij veel gemaakt, vooral in de hogere klassen. Er werd veel aandacht gegeven aan het maken van opzettelijke taaloefeningen, doch ook aan een nauwkeurig toezicht op het schriftelijk onderwijs in alle leervakken. In het algemeen oordeelde de schoolopziener ook gunstig over de wijze waarop in de meeste scholen de grammaticale oefeningen dienstbaar gemaakt werden om aan een goed taalgebruik te wennen.

Het stelonderwijs onderging in de laatste jaren veel verbetering, al is de toestand in deze in de meeste scholen van het allernodigste nog lang niet wat die konde wezen. Op de meeste scholen geschiedt het onderwijs in stellen volgens de methode Klein-Bentinck en de Vries, terwijl in de hoogste klassen hier en daar opstellen gemaakt worden naar aanleiding van het behandelde in de vakken geschiedenis, aardrijkskunde en kennis der natuur. Het maken van opstellen naar platen (methode van Schie) wordt slechts gedaan aan de openbare school te Zuiddorpe. Behalve de methode Klein Bentick en de Vries wordt gebruik gemaakt van de methode Hertogh en Lohr en op de bijzondere scholen van de boekjes van Jos Reijnders uit Tilburg. Bovendien worden de leerlingen geoefend in het schrijven en stellen van brieven, nota's enz.

In Koewacht St. Andries gebruikten de leraren het Nieuwe Taalboek van Koenen en voor diverse onderdelen nog steeds die van Hertog en Lohr. In Koewacht Oudemolen was de methode van Reijnders aangeschaft. Spreekonderwijs werd gegeven naar de platen van Klootsema.

9 Schoolstrijd in Koewacht tussen 1920 en 1932

In 1913 was in Koewacht al een bijzondere R.K. school voor meisjes gesticht. Deze was echter niet van invloed op de bevolking van de twee openbare lagere scholen in deze gemeente, daar bij opening van de meisjesschool in 1913, de bijzondere school te Moerbeke (Belgie) werd gesloten en de leerlingen dus slechts van de eene naar de andere kant van de grens overgingen.45 In 1920 telde de RK meisjesschool 186 leerlingen. De openbare school in Oude Molen had 125 jongens en 5 meisjes. In Koewacht St. Andries bezochten 45 jongens en 14 meisjes de school. Op de personeelslijst stonden Fl Remery, A. Hamerlinck. Hamerlinck gaf les in klas 1-3 en Florentinus in de 4-6e klas. Beiden gaven ook herhalingsonderwijs.46

In 1917 werd de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in de grondwet vastgelegd. Vanaf 1920 werd een nieuwe wet op het lager onderwijs ingevoerd die tot 1985 van kracht is gebleven. Na 1920 werden dan ook veel bijzondere scholen opgericht. Soms ging de omzetting van openbaar naar bijzonder onderwijs geruisloos, zoals bijvoorbeeld in Westdorpe. Soms was er veel strijd, zoals in Koewacht.

Op advies van het R.K. Centraal Bureau voor Opvoeding en Onderwijs in Den Haag van 17 oktober 1922 vroeg de zeereerw. pastoor M.M. A. Swagemakers te Koewacht aan de gemeenteraad om overeenkomstig art.72 om voor de stichting van een nieuwe school benoodigde gelden te mogen ontvangen. Er waren 109 handtekeningen van ouders verzameld, die bijzonder onderwijs verlangden. De kapelaan heeft hierbij door huisbezoeken en vertrouwelijke brieven aan de rijksinspecteur H. v.d. Weyer in Sas van Gent en andere autoriteiten een grote rol gespeeld. Op 13 mei 1932 schreef de kapelaan aan de heer B.J.A. Stoopman rijksinspecteur van het L.O. Scheldekade 26 Terneuzen. ...Zoo juist heb ik aan Ged. Staten een tegen request gezonden van de ouders die twee maanden geleden voor het behoud der openbare lagere school te St. Andries geteekend hadden. De zaak waarom het gaat is deze. In onze gemeente, ongeveer 2600 zielen, is een RK meisjesschool bediend door de zusters van Oudenbosch en een R.K. lagere jongensschool. Bovendien een openbare lagere school gelegen in de wijk Sint Andries. Deze school werd op 1 januari jl nog bezocht door 23 jongens. Door bevoegde autoriteiten is eenige jaren geleden de kath. jongensschool afgekeurd en na veel besprekingen is er een nieuwe school gebouwd, deze is 12 april ingezegend. Ook de openbare lagere school is begin van dit jaar door uw voorganger afgekeurd. De raad heeft toen besloten de openbare school onder te brengen in het zesde lokaal van de katholieke jongensschool. Misleid door onjuiste voorstellingen hebben toen minstens 14 ouders van leerlingen die de openbare school bezochten verzocht aan ged. staten de openbare school ter plaatse te doen blijven bestaan.

Op 1 mei, begin van het nieuwe schooljaar te St. Andries zou de openbare school 25 leerlingen tellen. Door middel van bezoek aan de betrokken ouders, door dagen- en wekenlang overleg is het mij mogen gelukken 22 van deze 25 op onze jongensschool te krijgen, terwijl een meisje als tegenactie van de kath. meisjesschool genomen is. Zodat op 1 mei het schooljaar begon met 4 leerlingen, alle 4 katholiek uit 2 huisgezinnen. De raad besloot met meerderheid van stemmen bedoeld schooltje op te heffen en wacht nu op goedkeuring van het besluit door G.S.

Intussen heeft tegen 1 april het hoofd der openbare school F Remery ontslag gevraagd en gekregen en is als waarnemend hoofd benoemd A. Hamerlinck, wachtgelder, niet in het bezit van hoofdacte. Hamerlinck heeft vroeger les gegeven aan de openbare school en is wachtgelder geworden toen het aantal leerlingen beneden de 33 gedaald was. Sinds juni 1931 was hij lid van de gemeenteraad en heeft nu ontslag gekregen wegens zijn nieuwe functie. Zoo staan momenteel de zaken. Hamerlinck beproeft met 4 leerlingen de school in stand te houden en tevens in de raad te blijven.Mochten zich in deze schoolkwestie onverhoopt nieuwe en onvoorziene complicaties voor doen, dan zal ik u op de hoogte houden. Ik dank u nu al voor uw welwillendheid en hoop u spoedig hier te zien. Graag teeken ik met verschuldigde hoogachting en beleefde groeten. In Xo uw dw dr. kapelaan.47

Een oud- onderwijzer de heer Boddaert nam de moeite om in juli 1924 naar het Bisdom in Breda te schrijven met de klacht dat hij als onderwijzer die al 38 jaar in de gemeente als onderwijzer werkzaam was, nu gepasseerd werd voor de vacatures van onderwijzers aan de bijzondere school die in september start. Hij vroeg zich af: waarom heeft de heer pastoor mij niets gezegd of gevraagd, b.v. of ik op wachtgeld wilde of nog aan de bijzondere school wenschte te komen. Solliciteren durfde ik niet omdat de pastoor meerdere malen gezegd heeft er geen een van Koewacht te willen hebben. Ik heb altijd gehoord dat het de wens van uwe D H is, dat bij het overgaan eener openbare school zoo mogelijk rekening dient gehouden te worden met in functie zijnde personeel. De heer pastoor heeft echter het grootste deel van het personeel van de school in deze genegeerd, gehoond en beledigd en zulke onheusche bejegeningen verwacht men in de eerste plaats niet van het geestelijk hoofd eener gemeente..Temeer verwondert mij de handelwijze van den heer pastoor omdat ik mij nooit met politiek bemoeid heb en steeds lid ben geweest van feestcommissies, zowel van kerkelijke als gemeentelijke feestelijkheden. Tevens heb ik mijne kinderen allen een R.C. opvoeding gegeven. ...Ik meen dat Pastoor Swagemakers zeer eigendunkelijk en geheel in strijd met de wil zijner parochies en de christelijke naastenliefde gehandeld heeft.48

Uit deze brieven bleek dat de pastoor en de kapelaan geen middel schuwden om hun heilig ideaal van een bijzondere jongensschool te bereiken ten koste van het voortbestaan van de openbare school en veel verdriet bij de oudgedienden. Van Florentinus heb ik geen correspondentie gevonden in deze schoolstrijd. Waarschijnlijk heeft hij zich afzijdig gehouden.

Per 1 januari 1923 werd de openbare school aan de Oude Molen beschikbaar gesteld door de gemeente aan het kerkbestuur van Koewacht. De school werd voortaan de St. Aloysius genoemd. De gebouwen van beide openbare scholen verkeerden in slechten staat. 49

In 1925 viel het besluit van de gemeenteraad om de onderwijzers woning te St. Andries het karakter van ambtswoning te ontnemen. Florentinus kon het huis voor f 150 per jaar huren. Fl verdient f 3570 + f 429 kinderbijstand. A. Hamerlinck werd onderwijzer van bijstand omdat het aantal leerlingen sterk daalde.50

In 1929 telde de school in Koewacht St. Andries nog maar 15 leerlingen. De jongensschool in Oude Molen had er 108. Eind 1930 besloot de gemeenteraad tot een heel nieuw schoolgebouw ter vervanging van de Aloysiusschool.51

Op 7 januari 1932 schreef de rijksinspecteur H. v.d. Weyel aan B en W van Koewacht een zeer krachtige brief: "Nu gebleken is dat het gebouw der o.l. lagere school te St. Andries in Uwe gemeente niet aan het kerkbestuur zal worden overgedragen en als openbare school in gebruik zal blijven, kan ik niet gedoogen, dat dit gebouw nog langer in den toestand blijft verkeeren, waarin het zich thans bevindt." Na een gedetailleerde beschrijving van de zaken die niet in orde waren, nodigde hij het bestuur uit om in den onhoudbare toestand der openbare school te St. Andries op afdoende wijze te voorzien, door een uitvoerig bestek met verbeteringen in te dienen, op straffe van verlies der Rijksvergoeding. 52

In 1932 besloot de gemeenteraad, na een lange interne discussie, om de bestaande openbare lagere school in St. Andries met ingang van 1 mei 1932 op te heffen en een lokaal van de nieuw gebouwde R.K.Jongensschool in te richten voor het geven van openbaar lager onderwijs. Het gebouw en de meubelen mochten verkocht worden. De schoolboekjes gingen weg voor 1 gulden per stuk.53

10 Eervol ontslag in 1932 en lofrede van de heer Hamerlinck in de gemeenteraad

In de vergadering van de gemeenteraad van Koewacht op 23 februari 1932 werd de ontslagaanvrage van de heer Florentinus Remery als hoofd der openbare lagere school St. Andries voorgelezen. Alle leden waren ervan overtuigd dat hij zijn eervol ontslag, met dankbetuiging voor de bewezen diensten ten volle had verdiend. De heer A. Hamerlinck sprak een dankwoord uit, namens de ingezetenen van Koewacht, dat in de notulen van de gemeenteraad is opgenomen. Een stukje uit zijn rede luidde als volgt:

"… De heer Remery is 38 jaar aan de school van St. Andries werkzaam geweest en heeft steeds zijn beste krachten voor het onderwijs in die school gegeven. Toen ik in 1895 als jong onderwijzer en met een boel van theoretische kennis, maar onervaren in de praktijk aan de school van St. Andries kwam, heb ik daar de heer Remery gevonden die daar een jaar te voren benoemd was. Ik heb zijn werk gadegeslagen en heb er mijn profijt als jong onderwijzer uit getrokken. Ik heb hem bewonderd voor de wijze waarop hij met zijn kinderen omging. Met liefde, tact en geduld werkte hij, uit liefde voor zijn kinderen. Het is bewonderenswaardig hoe hij met een kleine opmerking de kinderen hun aandacht vergde voor hetgeen hij behandelde, en mijnheer de voorzitter zoowel bij de kinderen als bij de ouders van St. Andries zijn de uitdrukkingen van de heer Remery die hij altijd in zijn klas bezigde algemeen bekend geworden.

Ik heb gezien hoe de heer Remery problemen met de kinderen besprak en wat een geduld en tact hij daarbij aan den dag legde, zoodat ik dikwijls bij mezelf dacht, gij moet toch een geboren onderwijzer zijn, om zoo met de kinderen om te kunnen gaan. En ook op het gebied van landbouwonderwijs was hij een van de besten. …En mijnheer de voorzitter nu gaat die man ons verlaten, verlaten gaat hij ons, maar vergeten nooit. Hij gaat met onze besten wenschen, een goede gezondheid en een welverdiende rust. En als de heer Remery zijn tenten zal opgeslagen hebben in een vreemd land ver van Koewacht, dat hij dan nog dikwijls denke aan de lange uren, doorgebracht in het eenvoudige en nederige schooltje van ons Sint Andries. Ik heb gezegd mijnheer de Voorzitter. "

Een algemeen applaus, betuigde de instemming van alle leden.54

Bronnen:

GAAX, Gemeentearchief in Axel met name de stukken over Koewacht. Met veel dank aan de archivaris C.E. Buijsrogge voor zijn bereidwillige hulp.

RAZ. Zeeuwsch Archief in Middelburg(voorheen Rijksarchief Zeeland.), voornamelijk inventarisnummer 45.Archief van de Commissie van Onderwijs in het Departement Zeeland (1806 juli - 1815 mrt), later de Commissie van Onderwijs in de Provincie Zeeland (1815 apr. - 1857 dec.) en 94. Toezicht Lager Onderwijs, 1806-1920

Familie Remery, foto’s en brieven, met name van de kleinzonen: Andre Remery in Someren en Gaston Remery in Eersel.

Noten

1. Zie gedetailleerde gegevens van de familie Remery op www.remery.nl.

2. RAZ 94.145-.158 en GAAX Beredeneerde jaarverslagen van de gemeente Koewacht.

3. Onderwijswet van 17 augustus 1878 (Staatsblad no.127).

4. RAZ 94.141. Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, Ingekomen stukken en verzonden brieven 1880, Staten van de opleidingsklasse in het 6e schooldistrict van Zeeland.

5. RAZ 94.370 brief van 20 januari 1883.

6. RAZ 94.408, Programma van het examen ter verkrijging eener acte van bekwaamheid als onderwijzer en als onderwijzers, bedoeld in art. 56, onder a, der wet van 17 augustus 1878 (Staatsblad no.127

7.GAAX, correspondentie, 16 april 1884.

8. GAAX, 29 april 1884, brief van J. Schuijt aan de schoolopziener.

9. H.WIJNBEEK.Verslag van den Staat der Lagere scholen in de provincie Zeeland, door den ondergeteekende bezocht in 1838. Uit Archief Binnenl.Zaken, V de afd.,11-2-1839 no.138.

10. GAAX, Notulen gemeenteraad dec 1886

11. GAAX, Zuiddorpe, notulen gemeenteraad 1887.

12. dr. G. van HAELST, Het geslacht Haelst in Zuiddorpe, Mechelen, 1999. Het schoolleven in Zuiddorpe p.261-291.

13 RAZ 94.223. leerplan van Zuiddorpe 1889.

14 GAAX oktober 1884, correspondentie G.S. over herhalingsonderwijs in Zuiddorpe.

15.RAZ 94.371, jan, maart en 20 juni 1884, stukken aan de schoolopziener over de bouwing van de 2e school in koewacht St Andries en de motieven daarbij.

16 GAAX, Koewacht, 20 juli 1886, voordracht G.Th. Kiervenaar onderwijzer te Nijmegen.

17. GAAX Axelse Courant 28 juni 1886

18.RAZ 94.399, 18 dec 1893, brief van de schoolopziener uit Hontenisse over de vacature in Koewacht St. Andries.brief schoolopziener met fraaie aanbeveling

19 GAAX, Koewacht, Besluit gemeenteraad Koewacht 12 jan. tot aanstelling Fl. Remery per 1 febr. 1894.

20. GAAX, Koewacht, Correspondentie B en W, januari 1884.l

21.RAZ 94.223, Regeling van schooltijden en vacantiën, klassenverdeeling en leerplan van de Openbare School Koewacht St. Andries, opgemaakt door Fl. Remery, 31 dec.1897

22 Mail het is echt waar

23 Zie methoden

24 RAZ 94. 244 Jaarverslag van 1904 over leesonderwijs

25. RAZ 94.245, Notulen van de vergadering van de schoolopzieners in Middelburg, 22 maart 1914?.

26 GAAX, Koewacht, notulen gemeenteraad, 23 febr. 1932.

27 GAAX, Koewacht, notulen gemeenteraad, 5 september 1899. besluit winterlandbouwcursus.

28 Eisen examen landbouw

29 Schets landbouw in zeeland

30 Koewacht in oude ansichten, Zaltbommel, nr.6

31 A. Remery Someren, Staat van dienst als landbouwonderwijzer door Fl. Remery, sept. 1924. fl

32 Koewacht in oude ansichten, Zaltbommel, nr.6

33 opmerkingen gem archief materiaal

34 R. LAMMENS, ex directeur Vlassersschool Koewacht 1942-1960, , kopie foto met toevoegen salpeter ter vergroting van de bietenoogst bij de familie Hester.Foto van E.Steijns landbouwcursus op het erf van de fam de Koek in Kloosterzande rond 1916.

35 A. Remery Someren, brief fl 1942

36 Artikel over G. Gaston Remery in de Kroniek van Sas van Gent 2003 door M. Remery.

37 RAZ 94.569, Vragen van schoolopziener K.J.A.G. Collot d’Escury voor het. jaarverslag 1917 en de antwoorden van Fl. Remery uit Koewacht.

38 GAAX, Koewacht, doos diversen, schoolgebouw 1886

39 RAZ 94.244verslag 1903 met opmerking over slechte kachels in Koewacht

40 GAAX, Koewacht doos diversen, tekeningen verbouwing school Koewacht St. Andries 1913.

41.RAZ 94.245, Notulen van de vergadering van de schoolopzieners in Middelburg, 28 januari 1916.

42 RAZ 94.245, Notulen van de vergadering van de schoolopzieners in Middelburg, 28 januari 1914

43 Cito, PPON, peilingsonderzoek rekenen en wiskunde,1996

44 RAZ 4.569, Notulen van de vergadering van de schoolopzieners in Middelburg, 15 januari 1917.

45 Meisjesschool in Moerbeke vanaf 1913

46.GAAX, leerlingen Koewacht St Andries in 1920

47 Eikelaar, correspondentie 1920-1930, brieven van de kapelaan aan de schoolopziener.

48 Eikelaar, correspondentie 1920-1930, 24 juli 1924, brief van J.A. Boddaer aan de bisschop van Breda.

49 GAAX, Koewacht, Brieven B en W,Brief van Rijksschooltoezicht LO Terneuzen aan B en W van Koewacht, 7 januari 1932.

50 GAAX, Koewacht, notulen gemeenteraad, besluit gemeenteraad 1925

51 GAAX, Koewacht, notulen gemeenteraad,.1930, besluit nieuw schoolgebouw voor de Aloysiusschool.

52 GAAX, Koewacht, correspondentief, brief van inspecteur 1932 aan B en W.

53 GAAX, Koewacht, notulen gemeenteraad,.opheffingsbesluit mei 1932.

54. GAAX, Koewacht, notulen gemeenteraad 23 febr 1932, eervol ontslag.

versie, september 2005. eerder`Gepubliceerd in: De Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent nr.37, december 2002, p.29-46.