Home | About Us | Contact Us


Bernardus Franciscus Remerij, Schoolmeester in Westdorpe van 1851 tot 1897 door Marry Remery-Voskuil

Inhoudsopgave


1. Jeugd en gezin
2. Opleiding en benoeming in Westdorpe volgens de reglementen uit de onderwijswet van 1806
3. Veranderingen in het onderwijs in Westdorpe door de onderwijswet van 1857
4 Veranderingen door de onderwijswet van 1878
5 Veranderingen door de wet van 1889 en inhoud van de opvoeding en het onderwijs in Westdorpe
6 Veertigjarig ambtsjubileum van Bernardus Franciscus in 1891 en op de meest eervolle wijze ontslag in 1897

Bernardus Franciscus Remerij was een zoon van Pieter Remerij en Francisca Martens. Hij werd op 29 oktober 1827 in Westdorpe geboren en is daar in 1905 overleden. Hij volgde in 1851 zijn vader op als hoofdonderwijzer van de openbare school in Westdorpe. Ruim 46 jaar is hij hoofdonderwijzer geweest. In 1897 schreef Bernardus Franciscus zijn ontslagbrief aan het gemeentebestuur in Westdorpe. De gemeenteraad verleende op de meest eervolle wijze dit ontslag aan hem, met grote dank voor de bewezen diensten

1. Jeugd en gezin

Bernardus Franciscus Remery werd op 29 oktober 1827 in Westdorpe geboren. Hij was een zoon van Pieter Remery en Francisca Martens die in juni 1815 in Bassevelde waren getrouwd. Vader Pieter was van 1816 tot 1824 onderwijzer in Boekhoute.1 In 1825 verhuisde het gezin naar Westdorpe omdat Pieter benoemd was als hoofdonderwijzer aldaar. 2 Bernardus Franciscus had acht broers en zusjes waarvan er zes heel jong zijn gestorven. De oudste broer was tien jaar ouder dan Bernardus en heette Hugo. Deze was vanaf 1840 tot 1886 schoolmeester in Koewacht.3 De tweede broer, Leo, was in 1820 geboren en was timmerman van beroep. Het zusje Julia werd in 1824 geboren en is in 1835 gestorven, waarschijnlijk speelde Bernardus regelmatig met haar samen. De overige kinderen leefden niet langer dan een jaar. De familie woonde in het schoolhuis in wijk A van Westdorpe op nr. 72, dat in 1827 als zodanig in gebruik genomen was, (nu een braakliggend terreintje op de hoek van de Lindenlaan en Graaf Jansdijk). In 1837 woonde de dienstmeid Ludovica Voghelaere bij de familie in. In mei 1844 stierf moeder Francisca Martens. Bernardus Franciscus was toen 16 jaar oud. Zijn grote broers waren het huis al uit. Vader Pieter hertrouwde in 1845 met Francisca de Letter, zij kregen geen kinderen. In 1851 overleed Pieter Remerij onverwacht op 61 jarige leeftijd en nam Bernardus Franciscus zijn werk en de verplichtingen ten aanzien van het huishouden over.4

1.2 Gezin

Bernardus trouwde vrij laat, hij was 31 jaar, op 3 juni 1859 met Ida Stevens uit Zelzate. Zij kregen samen 15 kinderen, hiervan waren er drie jong overleden. Van de andere kinderen weten we vrij nauwkeurig met wie ze trouwden en wie hun nakomelingen warten. De oudste zoon Clemens was in april 1861 geboren en de jongste dochter, Pharailde Marie, in juni 1879. Het moet een drukke tijd geweest zijn met zoveel jonge kinderen tegelijk in huis. In 1875 verhuisde het gezin van het oude schoolhuis naar de nieuwe onderwijzerswoning. In de instructie uit 1860 stond aangegeven dat de onderwijzer zelf voor de school moest zorgen:

De hoofdonderwijzer zorgt voor de zuiverheid der localen en draagt zorg dat ze tusschen de schooltijden gelucht worden en tenminste eenmaal per week schoongemaakt worden. Het is hun niet geoorloofd de schoollocalen voor eenig huishoudelijk gebruik te bezigen. 5 De kinderen hielpen regelmatig met de schoonmaak en af en toe kregen ze daar een kleine vergoeding voor.

Tot nu toe is niet bekend hoeveel kinderen van Bernardus Franciscus in het onderwijs gewerkt hebben. Enkelen hebben hun vader wel enige tijd geholpen in de school, zoals bijvoorbeeld de tweede zoon Petrus, die geboren was in december 1864. Hij werd in het jaarverslag van 1879 genoemd als kweekeling, oud 15 jaar, van 1 september tot het eind des jaars. 6 Hij is echter niet doorgegaan in het onderwijs, want we weten dat hij rond 1890 naar Amerika is vertrokken en daar in de handel terecht is gekomen. De nazaten van deze Petrus wonen in South Bend, Amerika. 7 Onlangs zijn ze naar Europa geweest en hebben we met hen een excursie gemaakt naar de oude archieven in Zeeland en het schoolhuis in Westdorpe, dat nu een klein museum is. 8

Ook de jongste kinderen hielpen mee in school. In 1891 werden bijvoorbeeld boekgeschenken uitgereikt aan Bernardus Franciscus Remery junior en Pharailde Remery voor het kaften van boeken, ander hulpbetoon en getrouw schoolbezoek.9 Bernardus junior hielp als dertienjarige ook mee in de klassen, omdat zijn vaders gezondheid achteruit ging. In 1890 schreef Bernardus Franciscus in zijn jaarverslag:

Het onderwijzend personeel was gelijk aan dat op het laatste van 1889 met dit verschil echter dat het hoofd der school, onderwijzer in de 1e klasse, in die klasse om zijne gevorderden ouderdom en zwakke longen een helper zocht en die vond zonder kost der gemeente in zijn zoon Bernardus Franciscius Remery, geboren te Westdorpe den 29e october 1877, die sinds september aldaar nuttig behulpzaam is.10

2 Opleiding, jaarinkomen en benoeming in Westdorpe volgens de reglementen uit de onderwijswet van 1806

2.1 Opleiding en onderwijzersexamens

Het ligt voor de hand dat Bernardus Franciscus het vak van onderwijzer leerde in de school van zijn vader. Het was heel gebruikelijk dat leerlingen vanaf hun 14e jaar, of eerder, meehielpen om de jongere kinderen te onderwijzen. De school in Westdorpe werd bijvoorbeeld in de winter van 1844 bezocht door 127 leerlingen en in de zomer door 74 leerlingen. De avondschool werd door 6 leerlingen bezocht. 11 Waarschijnlijk ging Bernardus eens per maand met zijn vader mee naar de bijeenkomsten van het onderwijzersgezelschap in Sas van Gent en leerde zo elke keer iets meer van de vakken die op school werden onderwezen. 12

Elke onderwijzer moest in het midden van de 19e eeuw examen doen volgens de reglementen die in de wet van 1806 waren vastgelegd.

Bernardus Franciscus slaagde voor de akte van de vierde rang tijdens de najaarsexamens van 13 en 14 oktober 1847.13

Toen Bernardus Franciscus op 4 april 1850 examen deed voor de 3e rang moest hij aan de schoolopziener en de plaatselijke schoolcommissie laten zien dat hij voldoende vaardigheden en kundigheden bezat in het lezen, schrijven, rekenen en beginselen van de Nederlandse taal. Wat dat precies inhield illustreer ik met een citaat uit artikel 9 van de verordening op het afnemen en afleggen der Examens in den Staat der Nederlanden:
"9.1 Eene proeve doen geven van vaardigheid in het juist, natuurlijk en met den vereischten toonval lezen van allerlei gedrukt en geschreven schrift, en tevens onderzoeken de kunde in het gebruik der scheid- en zinteekenen.
9.2. Enkele woorden. of ook een opstel, waarin de regelen eener goede spelling verwaarloosd zijn, ter verbetering voorleggen, en de redenen der gemaakte veranderingen afvragen, ten einde de bekwaamheid in de spelkunst (Orthographie) te ondertasten.
9.3. Tot eene proeve der vorderingen in de Nederduitsche Taalkunde, eenen volzin opgeven, om de rededeelen daarin aan te wijzen, en de ervarenheid in de Woordbuiging, Woordvoeging enz. te toetsen.
9.4. Eenige regels in het groot, middelsoort en klein doen schrijven, en de pennen, welke hiertoe gebruikt worden, zelve doen versnijden.
9.5. Eenige rekenkundige voorstellen ter oplossing geven, welke, zoo veel mogelijk, zullen moeten betreffen zaken, in liet dagelijksch leven voorkomende, en waaruit tevens de geoefendheid in de rekenkundigebewerking der geheele en gebroken getallen zal kunnen blijken; voorts vragen over het Theoretisch gedeelte der Rekenkunde, en bijzonder over de tientallige breuken.14

Ik heb geen resultaten gevonden van de uitslag van het examen van Bernardus Franciscus. Maar gezien het mooie handschrift dat ik tegengekomen ben in zijn brievenboeken, denk ik dat hij voor schrijven een ruime voldoende had. Hij had in het dorp de bijnaam "Noartsen Penne" om zijn mooie handschrift. 15 Rekenen kon hij waarschijnlijk ook redelijk goed. In ieder geval heeft hij als bijbaantje soms stukken land opgemeten en plattegronden gemaakt. Ik vond bijvoorbeeld een aantekening uit 1891 waarin vermeld staat dat hij eene plattegrondstekening heeft gemaakt van het perceel kadastraal bekend onder nummer 329. 16 Er schijnt ook nog een tekening uit 1869 te zijn van zijn hand in het kader van de aanleg van de spoorlijn Gent-Terneuzen .

Taalkunde had hij waarschijnlijk grondig van zijn vader geleerd, want ik heb onlangs een handgeschreven boekje te leen gehad dat in 1836 door Pieter Remery was geschreven over de Eerste grondbeginselen der Nederduitsche Spel-en Taalkunde.17 In april 1851 stierf vader Pieter, hij was al enige tijd ziek. Bernardus Franciscus werd in zijn plaats benoemd als hoofdonderwijzer te Westdorpe.

2.3 Benoemingsprocedure

De benoemingsprocedure van Bernardus Franciscus Remery verliep geheel volgens de regels van de wet uit 1806. De schoolopziener van het 5e District van Zeeland, F.van Deinse speelde hierbij een belangrijke rol. Op 27 april schreef hij vanuit zijn woonplaats in Hulst een briefje aan de burgemeester in Westdorpe om nadere inlichtingen.18

De antwoorden op de vragen zijn verwerkt in de advertentie, die gepubliceerd is in het blad Nieuwe Bijdragen van 1851, in de rubriek Schoolberigten uit Zeeland:
V.Distr.F.van Deinse.WESTDORPE. Door het overlijden van den verdienstelijken onderwijzer P. Remery is diens betrekking alhier opengevallen. De daaraan verbondene voordeelen bestaan in vrije school, woning en tuin, eene jaarwedde van F 150 uit de gemeentekas, eene toelage van f 45 voor het onderwijs der armen kinderen, en de gewone schoolgelden welke gemiddeld op f 350 kunnen berekend worden. Sollicitanten van den derden of hoogeren rang worden uitgenoodigd, zich onder overlegging van hunne acte van rang, en van een getuigschrift wegens goed gedrag en practische bekwaamheid, af te geven door hunnen schoolopziener, in persoon of met vrachtvrije brieven, voor of op den 16 junij e.k., aan te melden bij den Burgemeester der Gemeente. Het vergelijkend onderzoek zal plaats hebben op den 1 julij daaraanvolgende, des morgens ten 9 ure in het schoolgebouw. 19"

De schoolopziener had vrij snel de stukken van het vergelijkend examen en de voordracht van het gemeentebestuur verzonden, want op18 juli 1851 kwam al een verbaal terug van de Heeren Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland met enkele vragen over het burgerlijk en zedelijk gedrag van Bernardus Franciscus.:
vermits hij misbruik van sterken drank zoude maken, hetgeen meer bepaaldelijk, nog na het overlijden zijns ouders, en tijdens hij met de waarneming der school belast was, het geval schijnt te zijn geweest, en hij zelfs, ook volgens zijne eigene bekentenis, op zondag den 18 Mei geheel beschonken, op klaarlichten dag, uit eene herberg gezet, de straat opgejaagd is en toen een burger eenen slag op het hoofd heeft gegeven.20

Waarschijnlijk ging het hier om een eenmalig incident, waarbij de jonge Bernardus Franciscus enkele weken na de dood van zijn vader, iets teveel had gedronken en iemand een klap op zijn hoofd had gegeven. De provincie kreeg ten antwoord dat het gedrag doorgaans onberispelijk was en op 1 oktober 1851 trad Bernardus Franciscus officieel als hoofdonderwijzer der openbare school in Westdorpe in functie.21

2.4 Jaarinkomen

De jaarwedde die in 1851 door de gemeente werd betaald, was hetzelfde als het aanvangssalaris van zijn vader in 1825, namelijk f 150 en f 45 gulden voor het onderwijs aan arme en behoeftige kinderen. Wel ontving Bernardus nog f 350 per jaar aan schoolgeld erbij. Elke leerling die op papier scheef betaalde 53 cent en elk ander 30 cent per maand. 22
In de onderwijswet van 1857 werd de jaarwedde van een hoofdonderwijzer vastgesteld op minimaal f 400,-. De inkomsten van onderwijzers in de regio Oost- Zeeuwsch Vlaanderen liepen nogal uiteen. Bernardus Franciscus verdiende in het jaar 1859 f 527,93. Broer Hugo verdiende ongeveer hetzelfde bedrag. Het lijkt een redelijk gemiddelde te zijn; er waren hoofdonderwijzers in naburige dorpen die minder verdienden, maar ook die een hoger jaarinkomen hadden. Collega Hollebrands uit Sas van Gent verdiende bijvoorbeeld in datzelfde jaar f 829,- en Jan Christiaan Schuijt uit Zuiddorpe f 732,48. Joost van der Baan in Zaamslag haalde de hoogste jaarwedde in de regio met f 1382,17. Baan had naast de gewone inkomsten van het rijk, de gemeente en de schoolgelden nog allerlei bijbaantjes. Zo kreeg hij bijvoorbeeld voor het voorlezen in de kerk f 100, als koster f 69 en f 66 van de diakonie. 25 De kerk in Westdorpe was niet zo scheutig.

In de wet van 1878 werd de minimumjaarwedde voor hoofdonderwijzers verhoogd tot f 700 en f 400 voor onderwijzers. 25 De gemeente Westdorpe volgde getrouw de wettelijke voorschriften en in de raadsbesluiten is te lezen dat Bernardus Franciscus ook werkelijk de verhogingen kreeg.26

In het kohier der hoofdelijke belasting van de gemeente Westdorpe in 1882, werd hij ingedeeld in de 32e klas, met nog twaalf anderen. In dezelfde klas zat ook zijn onderwijzer R. Hamerlinck, een herbergier, een timmerman, een hoefsmid, een slachter en een winkelier. In de 38e klasse waren vijftien personen uit het dorp opgenomen, die per hoofd 48 cent moeten betalen. De burgemeester was ingedeeld in de 17e klasse en betaalde 97 gulden. De totaalopbrengsten van de hoofdelijke omslag der gemeente Westdorpe was f 2981,58 van 134 contribuanten en ruim 1600 inwoners. 27

Aan het eind van zijn onderwijsloopbaan verdiende Bernardus Franciscus f 900,- per jaar. De pensioenbijdrage hiervan bedroeg f 9 dat was 1%. De onderwijzers aan zijn school verdienden toen f 600,- per jaar.28

3 Veranderingen in het onderwijs in Westdorpe door de onderwijswet van 1857

3.1 Uitbreiding van het aantal vakken

In de Wet van 1857 werd bepaald dat het Gewoon Lager onderwijs de volgende vakken moest omvatten: lezen, schrijven, rekenen, de beginselen der Nederlandse taal, vormleer, aardrijkskunde, geschiedenis, kennis der natuur en zingen. Dit betekende een forse uitbreiding ten opzichte van de vier vakken die in de wet van 1806 verplicht waren gesteld. Toch verliep deze overgang voor de meeste onderwijzers geleidelijk, want in sommige scholen werd ook voor 1857 al les gegeven in geschiedenis, aardrijkskunde en vreemde talen.29

Uit het notulenboek van 1852-1858 van de maandelijkse bijeenkomsten van het onderwijzersgezelschap in Sas van Gent, kan ik opmaken dat deze onderwerpen regelmatig ter sprake kwamen en dat de onderwijzers zich in de materie verdiepten. Nu zouden we dit een vorm van nascholing noemen. Het onderwijzersgezelschap bestond uit gemiddeld zeven leden; allen onderwijzers uit de omgeving. De voorzitter van het onderwijzersgezelschap was Marinus Hollebrands, hoofdonderwijzer in Sas van Gent en de secretaris J.C. Schuijt, hoofdonderwijzer in Zuiddorpe .In elk verslag werden de activiteiten van de afzonderlijke leden nauwkeurig aangegeven. De secretaris stuurde de verslagen naar de schoolopziener, omdat die een kleine subsidie mocht verstrekken en daarover zelf weer moest rapporteren aan zijn superieuren. Het was tevens een controlemiddel om te kunnen volgen hoe ijverig de onderwijzers aan de collegiale scholing deelnamen. Het onderwijzersgezelschap beheerde ook een kleine bibliotheek en bemiddelde soms bij de aanschaf van schoolbehoeften. Iemand die zonder geldige reden afwezig was kreeg een boete.

Ter illustratie volgt hier een voorbeeld uit het notulenboek:
Verslag der bijeenkomst op 3 april 1852. Afwezig I.C. Moealaert (door ongesteldheid). Nadat de voorzitter de vergadering geopend had verklaard, werden de overgelegde schriften in het groot geschreven, nagezien en beoordeeld. J.C. Schuijt las een opstel hetwelk een onderwerp had: Zamenspraak tusschen onderwijzer met zijn leerlingen over de smerigheid en de daar tegenoverstaande zindelijkheid; naar aanleiding van eene les uit de brave Maria door N. Anslijn. Door M. Hollebrands en F.Br. van den Eeckhout werd kunstmatig gelezen. H. Remery behandelde de 11 eerste steden van Frankrijk en wees die op de kaart aan. Vervolgens werd er overgegaan tot het verbeteren van een foutief opstel, door F.Br. van den Eeckhout op het bord geschreven, hetwelk door al de leden werd behandeld maar in het bijzonder door B.Fr.Remery en I.C. Peters verbeterd en taal-en redekundig ontleed. Daarna werden de sommen door F.Br. van den Eeckhout in de vorige maand opgegeven nagezien en vergeleken, waarna eindelijk door B.F. Remery eene som van het bord werd opgelost waarmede deze vergadering werd gesloten. Getekend door voorz. en secretaris.30

Van zingen is waarschijnlijk nooit veel terecht gekomen. Want zelfs in 1890 vermelde Bernardus Franciscus in het rooster Uit hoofde van het geringe talent in het zingen werd het zingen niet voorgeschreven en dus niet uitgevoerd door de onderwijzers. 31"

Het lager onderwijs werd gescheiden in gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs. Het uitgebreid lager onderwijs omvatte de bovengenoemde vakken en daaraan werd toegevoegd: vreemde talen, wiskunde, tekenen, gymnastiek en landbouwkunde.32

3.2 In de wet van 1857 vervielen de vier rangen.

In de wet van 1806 werden vier rangen voor onderwijzers onderscheiden. De derde en de vierde rang kwamen het meest voor in Zeeuwsch-Vlaanderen. Slechts enkele onderwijzers bezaten de eerste of de tweede rang. Vanaf 1857 verviel dit onderscheid en werden er twee akten van bekwaamheid ingesteld: die van hoofdonderwijzer en die van hulponderwijzer. De opleiding van kwekelingen werd voortaan verzorgd in kweekscholen en normaalscholen. Er waren in het begin van de negentiende eeuw slechts enkele Rijkskweekscholen, namelijk in Haarlem en Groningen. Pas in 1876 werd in Middelburg een Rijkskweekschool opgericht, de toelatingsselectie hiervoor was heel streng en slechts een beperkt aantal leerlingen (gemiddeld 80) volgde de opleiding die vier jaar duurde.

Aan enkele der meest voortreffelijke lagere scholen werden normaallessen worden verbonden. Voor Oost Zeeuwsch Vlaanderen werd in Axel een opleidingsklasse gestart onder leiding van de heer H. van Wijngaarden. De schoolopziener was in zijn verslagen erg tevreden over de kwaliteit van het onderwijs. De lessen werden veelal gegeven door onderwijzers uit de omgeving. De kwekelingen hadden elke zaterdagmorgen les in Axel van half negen tot 1 uur. Op de praktijkschool ontvingen de kwekelingen dagelijks les van de hoofdonderwijzer van 7 tot 8 uur 's morgens en van 5 tot 7 uur na schooltijd. 33

3.3 In de wet van 1857 werd, in theorie, de verhouding geregeld tussen het aantal leerlingen en het aantal onderwijzers

Voor meer dan 70 leerlingen kon de hoofdonderwijzer bijgestaan worden door een kwekeling. Telde de school meer dan 100 leerlingen dan moest een hulponderwijzer aangesteld worden. In artikel 7 van de schoolorde stond dat de leerlingen verdeeld zullen worden over drie klassen welke van elkaar afgezonderd zitten en ieder binnen elke schooltijd onderwijs ontvangen.34

De praktijk was echter weerbarstiger. Rond 1850 had Westdorpe bijna 1400 inwoners. Een zesde deel kon hiervan als schoolplichtig aangemerkt worden; dat wil zeggen 233 leerlingen. In werkelijkheid werden er in totaal 160 leerlingen als schoolgaand door de schoolopziener opgegeven. Maar dit getal gaf een vertekend beeld, omdat er in de zomer slechts 55 kinderen de school bezochten en in de winter bijna drie maal zoveel. Het aantal leerlingen varieerde iets per jaar. 35

Tot en met 1858 had Bernardus Franciscus geheel alleen de verantwoording voor het onderwijs aan alle leerlingen. Hoe dit precies verliep weten we niet. In het onderwijzersgezelschap werd wel een verhandeling gehouden over het onderwijs aan 150 leerlingen, maar de inhoud van het verhaal is nog niet teruggevonden. 36

In Westdorpe was het aantal leerlingen in de zomer van 1859 gestegen tot 74 en in de winter waren er 139 leerlingen in de school, 23 leerlingen bezochten de avondschool. Voor het eerst was er in het jaarverslag sprake van een kwekeling, Eduardus van de Acker, 16 jaar oud. In 1863 bezochten 98 leerlingen de school in de zomer en waren er 213 in de winter.

In 1864 werd E. van de Acker aangesteld als hulponderwijzer en zijn broer Linneus was toen kwekeling. Van Acker verliet in 1867 de school en hij werd opgevolgd door Wilhelmus Cornelis Imandt.37 In 1872 was Rudolf Hamerlinck kwekeling en vanaf 1876 hulponderwijzer. In 1877 klaagde Bernardus Franciscus dat hij een klas had met 105 leerlingen en dat de onderwijzer R. Hamerlinck wel 130 leerlingen in de klas had.38 Voor 235 leerlingen zijn tegenwoordig minstens tien leerkrachten beschikbaar.

De schoolopziener schreef in 1872 in zijn verslag:
Opmerkenswaardig in mijn district is vooral het grote gebrek aan hulponderwijzers, waardoor een groot aantal vacatures ontstaan zijn en nog voortduren, ofschoon de meeste gemeentebesturen de jaarwede tot f 400 en f 450 verhoogd hebben. Bepaalde klachten tegen onderwijzers zijn bij mij slechts weinige ingekomen. Het onderwijzend personeel is over het algemeen bekwaam genoeg en van goed zedelijk gedrag. Minder geschikte onderwijzers worden gaandeweg door betere vervangen. De weinige lust bij velen hunner moet vooral ten platten lande, zeker grootendeels geweten worden aan eene te karige bezoldiging en slechts in zeer enkele gevallen aan bepaalde onwil.39

3.4 Plaatselijke schoolcommissie, brievenboek 1860-1882 en instructie voor het hoofd der school uit 1860

In de kleinere gemeenten werd een Plaatselijke Schoolconmmissie benoemd. Het aanschaffen van schoolboeken e.d. werd opgedragen aan de gemeentebesturen. In Westdorpe is de burgemeester W. Verkaert tevens voorzitter van de schoolcommissie. I.P. Kieboom was formeel secretaris en hij ondertekende de brieven altijd. 40 In de praktijk schreef Bernardus Franciscus heel veel brieven in naam van de schoolcommissie. Dit bleek uit het brievenboek met kopieën uit 1860 tot en met 1882. Het waren vrij formele briefjes genummerd van 1 t/m 58. Ze gingen meestal over de aanbieding van het jaarverslag aan de schoolopziener en het hoofd der school (dat was hij zelf), vervulling van vacatures en verantwoording van provinciale toelagen.41

Om te voldoen aan de wet stelde de gemeenteraad in 1860 een instructie vast voor de hoofdonderwijzer en de hulponderwijzers. Vanaf de eerste zin is de relatie duidelijk: " "Art 1 De hoofdonderwijzers staan onder het onmiddellijk toezigt der Plaatselijke Schoolcommissie. Zij kennen deze in alles wat met hun persoon als onderwijzer en met de belangen der school in verband staat.”42

Uit de instructie blijkt dat Bernardus Franciscus als hoofd der school niet zoveel vrijheid had en zeer afhankelijk was van de schoolcommissie. In zijn brieven is te lezen, dat hij zich heel onderdanig opstelde en zeer beleefd vroeg om inkt, schoolboeken en reparaties aan het schoolgebouw. Slechts een enkele keer in zijn leven is hij ten aanzien van de schoolcommissie wat brutaler geweest. Zo durfde hij midden jaren zeventig een kritische opmerking te maken over de keuze van de boeken voor de schoolbibliotheek: "Het spijt mij dat Uweled.Achtb in het kiezen van schoolboeken voor de schoolbibliotheek zoo ongunstig zijt geslaagd en hoop dat u bij voorkomende gelegenheden mensen zult raadplegen die door hun stand beter op de hoogte van dergelijke zaken zijn." Iets later beklaagde hij zich over niet uitgevoerde werkzaamheden aan de school 43.

De aanwezigen achtten dit niet gepast en ondankbaar. In de notulen van de gemeenteraad stond: Nog wordt voorgelezen een brief van den hoofdonderwijzer alhier aan Burgemeester en Wethouder gerigt, bevattende de klagt dat niet voldaan wordt aan de sints lang gedane en herhaalde belofte opzichtens de te doene werkzaamheden aan school-en schoolhuis, met verzoek daarin te willen voorzien, speciaal verhalende de last die hij heeft bij regenachtig weder door het overtollig water in den vuilnisput, gevende tenslotte te kennen dat die questie waarin hij buiten zijn schuld gesteld is, onhoudbaar en onaangenaam is, en eerbiedig toch dringend verzoekt daaraan een einde worde gesteld opdat het verder geen blijk geve dat het onderwijs en den onderwijzer in deze zo stiefmoederlijk wordt bedacht. De voorzitter zegt hierop dat de voorgelezene brief van den hoofdonderwijzer hem zeer scherp voorkomt, ja veel te scherp tegen het bestuur alhier wat nog niet anders gedaan heeft dan het verlangen der hoofdonderwijzer in allen zooveel doenlijk is terwille geweest. Zoo wat hem zeker in prive betreft als wat het onderwijs in Westdorpe, hij begrijpt niet hoe de brief te moeten verstaan en voornamentlijk wat schrijver bedoeld met de uitdrukking dat onderwijs en onderwijzer stiefmoederlijk worden bedacht. De vergadering keurt eenparig het schrijven van de hoofdonderwijzer tegenover het bestuur af, overtuigd dat steeds alles is aangewend wat ter bevordering van het onderwijs kan strekken en het lot des onderwijzers kan verbeteren. 44"

De hoofdonderwijzer was zelf als toehoorder in de raad aanwezig en had waarschijnlijk zeer nederig zijn excuses gemaakt en opheldering gegeven, want in de tientallen jaren die na dit incident volgden zien we geen kritische Bernardus Franciscus meer. Hij moest natuurlijk op de eerste plaats voor zijn grote gezin zorgen en kon zich daarbij geen onenigheid met het plaatselijk bestuur veroorloven. Eigenlijk wel jammer omdat de onderdanige toon en afhankelijkheid van de burgemeester voor de kleinste schoolbehoeften en reparaties, voor mijn gevoel wat beklemmend overkomen.

In 1890 stond aan het eind van zijn jaarverslag nog een aardige opmerking:
...En hiermede meen ik zoveel mogelijk voldaan te hebben aan het voorschrift vervat in artikelen mijner instructie en koester de hoop dat de voorspellingen der tegenstanders der nieuwe wetgeving op het onderwijs mogen zijn hersenschimmen, maar dat elke onderwijzer openbaar en bijzonder moge bezield zijn met een zedelijken ijver van hunne leerlingen te brengen tot die hoogte als waartoe ijver en vlijt vermogen, om met gepasten hoogmoed te kunnen terugzien op de resultaten daardoor verkregen. 45“

Vanaf 1858 diende de schoolcommissie van Westdorpe jaarlijks een verslag in bij de schoolopziener en een lijst van de schoolgaande leerlingen. Het jaarverslag bestond uit enkele pagina's met voorgedrukte vragen waarnaast ruimte was voor de antwoorden. De handgeschreven toelichtingen waren meestal erg summier.46

3.5 Schooltoezicht

Bij de inwerkingtreding van de onderwijswet in 1857 werd de heer C.M. Visvliet benoemd tot inspecteur van het lager onderwijs in de provincie Zeeland. De schoolopzieners hadden geregeld overleg in Middelburg en hielden hem op de hoogte van de toestand van het onderwijs in hun district. De schoolopzieners werden voor de tijd van zes jaar benoemd en waren daarna opnieuw benoembaar. Zij ontvingen een vaste som als vergoeding voor reis-en verblijfkosten. De heer F.J. van Deinse, notaris te Hulst, was vanaf 1834 schoolopziener van het 6e District in Zeeland. Hij werd in 1857 officieel herbenoemd.47 In de notulen van het onderwijzersgezelschap waartoe Bernardus Franciscus behoorde sond dat er enige onrust ontstaan was over de benoeming van de schoolopziener. Zij hadden midden jaren vijftig het gerucht vernomen dat hij zijn ontslag zou aanvragen. Zij stelden hem voor van dit besluit af te zien omdat hij jarenlang met voorbeeldige ijver de belangen van hun scholen had behartigd en zij dit zeer op prijs stelden. In 1857 ondertekenden de leden van het onderwijzersgezelschap een rekwest aan Zijne Majesteit den Koning ten einde de heer F. van Deinse opnieuw te benoemen als schoolopziener. 48 Het had succes, want Van Deinse is aangebleven tot 1863. Hij werd achtereenvolgens opgevolgd door jhr.mr.L.F van Panhuys, Baron mr J.C. E van Lynden en mr.J.W.A. Schneiders van Greiffenswerth. 49

De verslagen die zij schreven over de kwaliteit van het onderwijs waren niet zo gunstig. De heer Panhuys schreef bijvoorbeeld in zijn algemene beschouwingen over 1863 dat de bestaande toestand nog geenszins als voldoende beschouwd kon worden. De bepalingen van de wet van 1857 worden weliswaar formeel naar behooren toegepast, maar niet in iedere gemeente is aantal scholen voldoende voor de behoefte en op vele scholen ontbreekt het de hoofdonderwijzers nog aan bijstand. De verhouding van het getal scholieren tot dat der bevolking is zeer ongunstig te noemen en het schoolverzuim heeft een onrustbarende hoogte bereikt heeft.

Het onderwijs zelf laat nog veel te wensen over. “Wel worden op alle scholen de vakken a t/m i van art 1 der wet opgenoemd, min of meer behandeld, doch op verreweg de meeste bepaalt zich het eigenlijke onderwijs tot het lezen, het schrijven en de allereerste beginselen van het rekenen en zulks zonder dat ook nog in die vakken overal een zekere trap van ontwikkeling bereikt wordt. Moge ook al het schrijven vrij goed zijn. Het lezen geschiedt al te werktuigelijk; de meeste onderwijzers verzuimen zich te vergewissen of het gelezene wel goed begrepen is, daardoor wordt het lezen niet wat het werklijk zijn kan en moet een der voornaamste hulpmiddelen tot oefening en ontwikkeling van verstand en hart. ....Het onderwijs in de beginselen der Nederlandse taal laat op vele scholen te wenschen over, meestal tengevolge de minder doelmatige wijze waarop het gegeven wordt, soms tengevolge van onkunde van de zijde van de onderwijzers. Dat der aardrijkskunde bepaalt zich veeltijds tot de mededeling van enige bijzonderheden omtrent Zeeland. ….Het meer uitgebreid lager onderwijs heeft over het geheel in het 6e schooldistrict al zeer weinig te beduiden. Ik acht het dan ook onnodig hieromtrent in verdere uitweidingen te treden, na opgemerkt te hebben dat landbouwkunde, gymnastiek en tekenen in het geheel niet beoefend worden.50"

Vanaf 1872 was Baron H.A.A. Collot d' Escury, wonende te Kloosterzande, schoolopziener in Oost Zeeuwsch Vlaanderen. Zijn zoon uit Hontenisse vervulde deze functie tot 1920. Ook zij waren in het begin zeer kritisch en werden later wat milder in hun oordeel.51

3.6 Nieuw schoolgebouw in Westdorpe in 1875 geopend

In 1869 verzocht de schoolopziener aan de gemeenteraad van Westdorpe om te worden geïnformeerd over de maatregelen die waren genomen met betrekking tot de vernieuwing van het gebouw.52 In de vergadering van 19 october 1870 werd het besluit genomen om over te gaan tot het opstellen van een bestek en een begroting en ook voor het nodige terrein te zorgen. De voorzitter nam op zich om met de Heer Opzichter van s Rijks Waterstaat te Sas van Gent te overleggen en als model de nieuwe school van Hoofdplaat te nemen, omdat deze ook kort geleden nieuwgebouwd was en het inwoneraantal overeenkwam. Bij de onderhandelingen waren kennelijk enige vertragingen opgetreden want pas in april 1874 werden concrete besluiten genomen over de aanbesteding van de bouw van de school en het schoolhuis. W.E. Plasschaert uit Westdorpe was de laagste inschrijver voor f 9.600. De heer Kl.de Jonghe werd, na enige discussie, tot opzichter benoemd.54

De bouw verliep voorspoedig want in november mogen nieuwe schoolmeubelen vervaardigd worden en mocht Bernardus Franciscus een verklaring ondertekenen voor de ingebruikneming van het nieuwe schoolhuis.55

De oude school en het schoolhuis werden verkocht worden aan J.de Munck, landbouwer, voor de som van vijftien f 1548. De post onvoorziene uitgaven in de begroting van 1875 mocht overschreden worden de feestelijke opening. Er werd f 20,21 uitgegeven aan gedachtenisbewijzen aan de schoolkinderen uitgereikt bij de inwijding van het nieuwe schoolgebouw .Voor geleverd gebak en anderen ter onthaal der schooljeugd was f 27,71 nodig, voor betaalde daglonen f 3,25 en voor de verteringen van de raad bij dezelfde gelegenheid f 28,24.57

Het schoolgebouw is tot 1952 als zodanig gebruikt.58

4 Veranderingen door de onderwijswet van 1878

4.1 Op grond van artikel 21 van de wet moest het hoofd van de school een leerplan samenstellen en een lijst van de te gebruiken boeken

De eerste leerplannen waren vrij technisch van aard en de opstellers ervan beperkten zich door korte antwoorden op de voorgedrukte vragen in de trant van: in de vakken vermeld onder de letter a t/m i werd onderwijs gegeven en de toestand van het onderwijs blijft goed.

Een brief van Bernardus Franciscus van januari 1879 en zijn bestellijsten van schoolbehoeften geven iets meer informatie over de gang van zaken bij het onderwijs in de school. Hij werd geholpen door een kwekeling en er kon zo van half acht tot tien uur onderwijs gegeven worden aan de laagste klassen. Om negen uur werd de hoogste klas binnengeroepen die tot tien uur onder het toezicht van de helper hun werkzaamheden verrichten. Bernardus vond het dan moeilijker om in de laagste klas hoofdelijk onderwijs te geven daar de kinderen dan zonder toezicht waren en de orde niet zelden wordt verbroken. Zo was het ook in de namiddag. Voor het aanvankelijke leesonderwijs bestelde hij de leesboekjes van Leuben, enkele dozijnen van het 1e tot en met 5e stukje. In een voorgaand jaar had hij 5 dozijn van het eerste en 2e stukje van de nieuwe uitgaven van de Leesboekjes van Bouman aangeschaft omdat deze leerwijze voor aanschouwelijk leesonderwijs thans meer algemeen in gebruik is en door de hulponderwijzer als meer doelmatig en geschikt wordt geacht. 59 Maar een paar maanden na diens vertrek schreef Bernardus Franciscus: De leeswijze van Bouman, hoe nuttig anders ook, moet ik achterwege laten omdat ik grondige kennis bezit van de leerwijze van Leuben.

Pas vanaf midden jaren tachtig kwamen de boekjes van Bouman regelmatig voor op de bestellijsten. Voor voortgezet lezen gebruikte hij de leesboekjes van Rood, Wit blauw, 1e tot en met 4e stukje en de gele, blauwe en groene boekjes. Hij overwoog om de Beknopte Nederlandsche Spraakkunst van van Dale door een goedkopere en even doelmatige te vervangen. Voor rekenen gebruike hij het Practisch Rekenboek dat in de 19e eeuw vele herdrukken beleefde. Voor Vormleer, een soort meetkunde, vroeg hij de nieuwe uitgave van Bouman. Bij Aardrijkskunde lag de nadruk op de provincie Zeeland zoals was beschreven in het boekje van van der Jagt. Voor Natuurkunde gebruikte hij boeken van Ganot en voor algemene geschiedenis van Pickè. Voor Vaderlandse geschiedenis had hij een dozijn boeken nodig en van de schetsen van delfstoffen, planten en dieren van Helge ook. Interessant is verder ook dat hij een aantal exemplaren nodig had Van Vrienden en vijanden van den land-en tuinbouw van A. Dijkhuis. Zijn neef Florentinus Remery zou later nadrukkelijker bezig zijn met landbouwonderwijs.

Voor het schrijfonderwijs gebruikte hij zes gros stalen pennen van Callewaert en gelinieerde schriften die vier gulden per honderd stuks kosten. Griffels gingen per kistje van 3000 stuks en hij had 30 leien nodig.59

Af en toe deed hij voorstellen om de kosten te beperken: "Onder toezending van bijgaande staat der schoolleerlingen, heb ik de eer UedAchtbare ter voorkoming van kosten door het veelvuldig breken van leien in de laagste klasse voor te stellen: De leitjes van genoemde klasse met vijsjes aan de banken te bevestigen, waardoor het den leerlingen onmogelijk zal zijn daarmede beweging te maken en alzoo bevorderlijk aan de orde in de school". Voor de inktpotten heeft hij een andere oplossing: "Ik moet Ued kennis geven dat de door den smid Heymans gemaakte inktpotten niet goed aan het doel beantwoorden; met mijnen voorkennis werd er een zinken bodem ingepast en ik heb ondervonden dat zink met ijzeroxide oxideert, dan is die inkt niet meer bruikbaar. Met een laagje lood in te gieten zouden ze misschien wel bruikbaar zijn. 60

De bestellingen voor de schoolbehoeften kwamen niet altijd even vlot door, zo had hij regelmatig een tekort aan leien, papier en inkt zoals uit het volgende citaat blijkt:

Gisteren morgen heb ik de nieuwe leerlingen in de school ontvangen en den gewonen toestand, enkelen met een vrolijk gelaat, doch de meesten een weinig teruggetrokken met de blik op onderwijzers en leerlingen als willen ze daaruit zien hoe hun komst op deze plaats door hen wordt opgenomen. Een vriendelijk woord en vrolijken blik van onderwijzers en medeleerlingen maakt hunne tong een weinig los en beginnen zij op de kinderlijken vragen te antwoorden. Jammer dat het hoofd der school niet in staat was den kinderen eene nieuwe lei en griffel te geven, dat zou hunne vreugde nog meer vermeerderd hebben, daar zij dat als een geschenk beschouwen, doch daar ik denzelfde nog niet had ontvangen kon ik hun niets dan gebrokene leien aanbieden. Ik hoop dat de leverancier van schoolbehoeften op het toezenden van den behoeften..zal worden herinnerd.61"

4.2 Inhoudelijk vond er door de wet van 1878 een kleine verschuiving in leervakken plaats. Geschiedenis werd beperkt tot Vaderlandse geschiedenis en nuttige handwerken voor meisjes werd verplicht gesteld. De handwerkjuffrouw had af en toe last met ordeproblemen zoals uit bijgaand citaat uit het brievenboek van Bernardus Franciscus blijkt:

.Ook dat ik zaturdag bij bezoek van het onderwijs in de nuttige handwerken tot mijn spijt de onderwijzers met tranen in de ogen en bevende lippen eene klachte moest aanhooren over eenige hare leerlingen die haar niet wilden gehoorzamen, bij het achter gaan zonder noodzakelijk verlof op de straat bij ons in de buurt te gaan drinken, haar beledigden door te zeggen dat hare mama het beter wist te naaien en breien dan zij. Ik heb de leerlingen op het verkeerde dier handeling opmerkzaam gemaakt en de onderwijzeres in het bijzijn der leerlingen aangezegd dat ze de leerlingen die zich aan dergelijke vrijheden hebben plichtig gemaakt uit de klas zou verwijderen. Ik heb gemeend u (schoolcommissie) dit te moeten mede delen.62

De inhoud van het handwerkonderwijs was vrij omvangrijk. In de tweede klas begonnen de meisjes van 8 tot 9 jaar met breien en haken. Ze moesten leren opzetten en de rechte en averechtse steken oefenen door het breien van een kous. Daarnaast moesten ze een eenvoudige haaklap haken. In de 3e klas werd een knie in de kous gebreid en een eenvoudig mutsje gehaakt. De kinderen leerden ook met kruissteekjes druk- en hoofdletters maken en allerlei randjes. In de vierde klas maakten ze een borstrok en leerden ze naaien, stikken en zomen. In de vijfde en zesde klas werden de vaardigheden uitgebreid met mazen, knoopsgaten maken en allerlei verstelwerkzaamheden.63

Er werd aangedrongen op het geven van herhalingsonderwijs. Bernardus noemt het in een van zijn aantekeningen spottend “inhalingsonderwijs”. Het herhalingsonderwijs bestond uit 3 afdelingen. Het onderwijs in de 1e en 2e afdeling werd elke dag s avonds van zes tot acht gegeven van 15 november tot 1 maart op behalve op zaterdag. Het onderwijs in de derde afdeling van 1 nov tot 1 maart op dezelfde dagen en uren plaats en edurende de overige maanden van het jaar alleen op zaterdagavond van zes tot acht uur. Het onderwijs in de 1e afdeling omvat lezen, schrijven, rekenen en Nederlandse taal. Het onderwijs in de 2e afdeling omvat een herhaling van het geleerde in het zesde schooljaar met toepassing op zaken die het dagelijks leven met zich mee bracht, zoals brieven, briefkaarten, telegrammen enz. Het onderwijs in de 3e afdeling bevatte de beginselen der landbouwkunde. De cursus duurde twee jaar. In het eerste jaar kregen de leerlingen scheikunde, kennis van den bodem, algemene plantenteelt, natuurkunde, veeteelt en grondbewerking. In het 2e jaar kwamen bodembemesting, bijzondere plantenteelt, zuivelbereiding, scheikunde, veeteelt, veevoedering en nuttige en schadelijke insecten aan bod.64

4.3 De titel van hulponderwijzer wordt vervangen door onderwijzer.

Kwekelingen werden niet langer als leerkrachten erkend. Zij werden wel toegelaten op de scholen in het kader van hun opleiding, maar zij mochten na 1886 niet meer zelfstandig arbeid verrichten in een lokaal.

Het aantal onderwijzers werd vermeerderd. Het hoofd der school moest worden bijgestaan door 1 onderwijzer indien het aantal leerlingen meer dan 30 bedroeg, door minstens twee als er meer dan 70 waren. In artikel 25 van de wet is getracht om onderwijzeressen een bepaalde plaats in de school te laten innemen; in de laagste klassen moest aan haar bij voorkeur het onderwijs worden opgedragen. In Westdorpe waren tot in 1900 alleen mannelijke onderwijzers, met uitzondering van de juffrouw voor het handwerkonderwijs.

4.4 Getrouw schoolbezoek wordt bevorderd.

In 1858 constateerde de schoolopziener dat de schoolmeesters, met dikwijls veel meer dan 70 leerlingen, hun handen meer dan vol hadden. Omdat ook in Oost Zeeuwsch Vlaanderen de aantallen in de zomer sterk daalden, was het merendeel van de gemeenten niet tot het aanstellen van een hulponderwijzer overgegaan. In 1872 lezen we in het jaarverslag van het zesde district in Zeeland dat het schoolverzuim op vele plaatsen, vooral op het plattenland, meer dan 30% bedroeg.66

De wet van 1878 bevatte een nieuwe titel over Bevordering van het schoolbezoek. Hierdoor werd aan armlastigen schoolplicht opgelegd, anders verloren zij de ondersteuning. Het getrouw schoolbezoek kon ook bevorderd worden door het uitloven van beloningen en ereblijken door het gemeentebestuur. In Westdorpe was per jaar 25 gulden op de gemeentebegroting uitgetrokken. Het merendeel hiervan werd besteed aan beloningen, meestal in de vorm van boeken en 5 gulden was bestemd voor het aanschaffen van boeken voor de schoolbibliotheek. Bernardus Franciscus gaf nauwkeurig de kinderen op die voor een beloning betreffende getrouw schoolbezoek in aanmerking kwamen. Ironisch genoeg waren bij de prijsuitreiking veel leerlingen afwezig, doordat op die dag de lotelingen zich moesten aanmelden.67

Het schoolverzuim was een weerbarstig gegeven dat veel zorg en aandacht vroeg tot aan het eind der negentiende eeuw. Het laatste briefje dat Bernardus Franciscus in juni 1897 schreef, ging over ongeregeld schoolgaan van een der leerlingen: “Aan vader Hyp.de Vos. Ik moet u kennis geven dat uw zoontje Oscar zeer ongeregeld school komt, van deze maand heeft hij niet school geweest den 1e den 4e den 7e den 8e den 16e den 18e en hedenmorgen den 21 juni in gezelschap van den nog groteren deugniet en pluimkensteker Camiel Beijns, is hij heden weder aan den school geweest, maar zijn beiden weggelopen, zeker wel om niet veel goeds op de straat gedurende de schooltijd uittevoeren en zeker niet om als een deugdzamen jongen op te groeien. Ik heb gemeend u dat te moeten mede deelen ten einde ge later de treurige gevolgen eene verwaarloosden opvoeding niet betreure. Ontvang hierbij mijn hartelijke groeten “68.

In 1897 was het schoolverzuim in Westdorpe gedaald tot 6%.69 In 1901 werd de leerplichtwet ingevoerd. De schoolopziener sprak in hetzelfde jaar de volgende wens uit:
Mocht daarbij eerlang het schoolverzuim ten gevolge van den invloed der Leerplichtwet in omvang beduidend afnemen, dan kan eene blijvende verbetering van den toestand van het lager onderwijs in mijn district niet uitblijven. 70“

5 Veranderingen door de wet van 1889 en inhoud van de opvoeding en het onderwijs in Westdorpe aan het eind van de negentiende eeuw

5.1 In de wet van 1889 werd de vormleer geschrapt, daarentegen werden twee nieuwe leervakken ingevoerd namelijk de eerste oefeningen van het handtekenen en de vrije en orde-oefeningen der gymnastiek.71

Voor de invoering van het handtekenen zal Bernardus Franciscus waarschijnlijk niet zoveel veranderd hebben in zijn school, omdat hij in 1878 al materialen bestelde voor tekenen, en het vak dus al langer gegeven werd. In de vierde klasse werd een begin gemaakt, in de vijfde en zesde klasse werd anderhalf uur per week aan handtekenen besteed. De kinderen moesten cirkelvormen maken en toepassingen in figuren op papier met stippen volgens kleine ruiten en later vrij gebogen lijnen en toepassing op papier met stippen volgens grote ruiten. Hij gebruikte Teekenschriften voor de lagere school, met vloeipapieren doorschoten en tekenpotloden van Chr. Verhaak BB. 72

De invoering van gymnastiek verliep trager. In 1897 schreef Bernardus Franciscus nog uitgebreid aan de schoolopziener dat hij geen geschikt lokaal of terrein had en dat het op de huidige speelplaats te gevaarlijk is om de vrije-en ordeoefeningen der gymnastiek te geven. Dit bleek uit een voorbeeld waarover hij nogal ontdaan was:

"Op 2 december laatst hadden de geboeders Tegaert alhier stroo verkocht, dat voor de school geladen werd, waardoor de rijweg voor de school gestremd was. Juist met het uitgaan der school, kwamen twee zware wagens met graan beladen, die over het schoolplein voorbij moesten. Ondergeteekende had nog juist de tijd om de meeste leerlingen der laagste klasse, die eerst uit de school gingen het verder gaan te beletten, waardoor misschien een ongeluk is voorkomen. Op 9 december 96 las men in de Terneuzensche Courant het volgende: Westdorpe 9 december. Hedenmiddag kwam een kar bespannen met een paard voorbij de school en moest over het schoolpein rijden, wijl een zware stroowagen recht voor de school geladen werd. Het paard werd misschien door het rumoer der op het schoolplein spelende kinderen bijna schichtig, doch de sterke hand van de leider van Koewacht, den heer Bonte, hield het paard in toom. Wie weet welk een ongeluk er zou te betreuren geweest zijn, als het paard als het ware in het midden van een honderdtal spelende kinderen was schichtig geworden: misschien kwam dan wel eene afsluiting aan het oude of een nieuw schoolplein, waartoe door onderwijzers en schoolcommissie al moeite tevergeefs is aangewend. Uit bovenstaande zal U..kunnen opmaken dat het met de kwaliteit in het terrein hier al treurig gesteld is.73"

In de stukken van de gemeenteraad van 1897 stond dat men vrijstelling vroeg van de verplichting tot het geven van onderwijs in het vak - j (gymnastiek) en ontheffing voor vijf jaar.74 Pas na 1903 is het vak gymnastiek in Westdorpe ingevoerd.

5.2 Regeling der schooltijden en leerplan van 1896 van de openbare school te Westdorpe

Uit het leerplan van 1896 kunnen we opmaken wanneer de kinderen naar school gingen in Westdorpe. Van maandag t/m zaterdag was er elke ochtend school van half negen tot 11 uur, en van maandag t/m vrijdag ook 's middags van half twee tot half vier. De kinderen kregen dan gemiddeld 25 uur per week les. Dat is nu nog zo voor de hogere groepen van het basisonderwijs. In de winter was dat een uur minder, 's morgens begon de school vanaf oktober om 9 uur en ging om 3 uur uit. Voor schooltijd werd dagelijks een uur godsdienstles gegeven, hierover waren afspraken met de pastoor. Na schooltijd werd voor de meisjes een uur nuttige handwerken gegeven.

De vakanties waren tijdens de algemeen erkende Christelijke feestdagen, gedurende de paasweek, de kermisweek en twee weken in de zomer naar de stand van de oogst in overleg met de burgemeester vast te stellen. Daarnaast werden minstens drie zaterdagen in december of januari vrij gegeven om de schoollokalen grondig schoon te maken.

De kinderen werden op grond van hun vorderingen in zes klassen ingedeeld. Eenmaal per jaar konden zij bevorderd worden, meestal aan het einde van de paasweek.

In de 1e of laagste klasse zaten kinderen van 6 tot 7 jaar. Bijna de helft van de beschikbare leertijd werd gebruikt voor het aanleren van het aanvankelijk technisch lezen. De nieuwe letters en ieder gelezen woordje moesten de kinderen op de lei zetten. Eenvoudige letterverbindingen werden afgewisseld met aanschouwingsoefeningen, vertellen en versjes opzeggen. Remery werkte zelf nog met de methode van Bouman, maar zijn opvolger was van plan om de nieuwe methode voor het eerste schoolonderrricht van M. Schoonbrood te gaan gebruiken.

In de hogere leerjaren nam het leesonderwijs minder tijd in beslag, in de zesde klas, bestemd voor kinderen van 11 en 12 jaar, bijvoorbeeld maar 3 uur. Voor voortgezet technisch- en begrijpend lezen gebruikten de leraren leesboeken van Versluys en Rood Wit en Blauw van Bosman. In de zesde klas lag meer nadruk op het taal-en rekenonderwijs, voor elk onderdeel was 6 uur per week gereserveerd. Bij het taalonderwijs werd aandacht gegeven aan taalkundig en redekundig ontleden, het maken van opstellen en brieven en het gebruik van spreekwoorden en uitdrukkingen. Hierbij vormden de boeken De Moedertaal van de Raaf en Zijlstra de leidraad. Rekenen werd gegeven met de Nieuwe Rekencursus van van der Pelt. In de vijfde klas werd bijvoorbeeld gerekend met grote hele getallen, verhoudingen, alle bewerkingen met gewone en tiendelige breuken, deelbaarheid met de grootste gemene deler en hete kleinste gemene veelvoud, ruimte-en vlaktematematen en rente in korting en procenten uitgedrukt. Voor het schrijfonderwijs werd de schrijfcursus van 't Hoff gebruikt. Aardrijkskunde begon in de 3e klas met de provincie Zeeland, in de 4e klas werd een overzicht van Nederland behandeld, in de 5e klas de omringende landen en in de 6e klas Europa en de andere werelddelen, in het bijzonder Nederlands Indië met herhaling van het vroeger geleerde. Zowel de aardrijkskunde- als geschiedenisboeken waren geschreven door J.J. ten Have uit Den Haag. Deze schoolboekjes waren zeer populair en beleefden vele herdrukken. In de vierde klas van Westdorpe staat bijvoorbeeld in het leerplan 1 uur per week voor Vaderlandse Geschiedenis; eenige verhalen als inleiding tot het eigenlijke onderwijs, levendig voorgedragen vertellingen onder de bevatting der kinderen. Kennis der Natuur ging in de vijfde klas over de beschouwing van bekende planten, afgewisseld met de meest bekende insecten en viervoetige dieren. Naast de observaties in de omgeving werd gebruik gemaakt van het boekje van IJkema, getiteld “De Natuurkunde en de volksschool”. Uit het boekje van Jansen werden proeven en waarnemingen gedaan. In elke klas werden, volgens het leerplan, minstens een half uur per week liedjes op het gehoor gezongen, in de hoogste klassen kwam zelfs notenschrift en maatverdeling ter sprake. Hij gebruikte de boekjes van Worp, Geerlings en Hol. Al met al krijgen we de indruk van een degelijk onderwijsprogramma.75

De mening van de schoolopziener over de kwaliteit van het onderwijs aan het eind van de 19e eeuw was aan de ene kant positief, maar ook kritisch. “De ijver en toewijding van het onderwijzend personeel liet weinig te wenschen over. Een groot aantal onderwijzers en onderwijzeressen komt een woord van waardering en lof toe, niet slechts om hunne bekwaamheid en geschiktheid, maar ook om de ernst en naauwgezetheid, waarmede zij hunne veelzins moeilijke taak vervullen.....Als redenen tot die achterlijkheid van het onderwijs in dit district bijdragen, kan ik voor Zeeuwsch Vlaanderen noemen het ondanks de wet op de leerplicht nog steeds talrijke schoolverzuim, alsmede de omstandigheid, dat vele onderwijzers, in de streek zelve geboren en opgeleid, daar ook later plaatsing vonden, zonder eens in de wereld- en hier wensch ik daaronder ook te verstaan de onderwijzerswereld buiten Zeeuwsch Vlaanderen - te hebben rondgezien. Voor het geheele district een blijven hangen aan de eenmaal opgevatte denkbeelden, dat tot eene soort van stagnatie leidt, zonder kennis te nemen van wat elders in binnen- en buitenland op onderwijsgebied voorvalt en zich af te vragen wat daarvan in eigen omgeving tot voordeel voor school en onderwijs zou kunnen worden overgenomen.76”
Ik denk dat beide aspecten ook van toepassing zijn op Bernardus Franciscus In Westdorpe.

5.3 Aantal onderwijzers en klassenindelingen

Uit het jaarverslag over den gang en den toestand van het onderwijs over 1891 maken we op dat er begin jaren negentig vier klassen waren in de openbare school te Westdorpe. Het personeel bestond uit de heren J.F.Peulemans, H.F.J. Bijlevelt, R. Hamerlinck en P.C. Bruggeman. Maria Ludovica Bouwens gaf les in Nuttige handwerken. Er waren drie kwekelingen. De klassen bestonden in januari respectievelijk uit 57 leerlingen in de eerste klas, 78 in de 4e klas en 63 kinderen in de 2e en 3e klas.

In october stonden het minste aantal leerlingen op de schoollijsten. Evenals vroeger kwamen in november en december het grootste aantal kinderen naar school. In de hogere klassen waren dikwijls veel verschillen in ontwikkeling, zodat het voor die onderwijzers, die volgens Bernardus, anders met lust en ijver werkzaam zijn, het moeilijk is, hun lijst van werkzaamheden goed op te volgen. Ofschoon de onderwijzer in de 2e klas geen klassikaal onderwijs geeft, meent hij toch op te merken dat die leerlingen niet genoeg vorderingen gemaakt hebben, terwijl in de eerste klas de leerlingen door den ijver van den jeugdigen onderwijzer meer resultaat behaalden. Het herhalingsonderwijs werd op 5 november geopend met 36 leerlingen en groeide uit tot 50 leerlingen. 77

Op 5 october werden aan al de schoolkinderen koeken, prenten, prentenboeken uitgedeeld als beloningen voor de heerlijke geschenken die Bernardus Franciscus bij het feest van zijn 40 jarig jubileim als onderwijzer ontving.78

Vanaf 1896 is er sprake van zes leerjaren. Leerjaar 5 en 6 zijn in een klas samengevoegd met ruim 50 leerlingen. Het totale aantal leerlingen was 222 op de lijst en 209 hiervan hadden daadwerkelijk de school bezocht.79

5.4 Materiele Zaken

Ook in de instructie voor de hoofdonderwijzer in Westdorpe 1880 stond nadrukkelijk aangegeven dat de hoofdonderwijzer onder het toezicht van de Plaatselijke Schoolcommissie viel.

“Hij stelt deze in kennis van alles wat met hun persoon als onderwijzer en met de belangen der school in verband staat. De hoofdonderwijzer gebruikt op de school geene andere leerboeken dan die welke door de Commissie zijn goedgekeurd. De onderwijzers zorgen zoo veel mogelijk voor het zindelijk houden der schoolboeken en schoolbehoeften; de volgeschreven schrijfboeken zullen aan het gemeentebestuur moeten worden teruggeleverd. Hij zal aan de plaatselijke commissie in de maanden januarij april july en oktober moeten overleggen A een staat van het aantal kinderen “die op den 15e van ieder der opgemelde maanden ter school aanwezig zijn en de veranderingen die daarin hebben plaats gehad. B een staat van de kinderen die de school verzuimen en C een opgave van de voor de volgende maanden benodigde schoolbehoeften.80”

Bernardus Franciscus voerde deze verplichten met zeer veel nauwgezetheid uit. In zijn aantekeningen en brievenboeken zijn talloze voorbeelden hiervan. Het ging vaak om kleine zaken, die echter wel essentieel waren voor de goede gang van zaken in de school. Zoals de zorg voor kachels, het herstellen van gebroken ruiten, lekkages, schoonmaakmiddelen en schoolbehoeften.

Een kleine bloemlezing:
no 414.Weled.Achtb. Heer Burgemeester. Gisteren bij het aanmaken der kachels, ontwaarde ik dat uit de kachel van de 2e klasse gedurig rook kwam, die het lokaal volzette, de onderwijzer in die klasse moest om die rook wat te verdrijven de bovenramen opengooien waardoor eene ruit brak, hedenmorgen rookte het weder in het lokaal der 2e en 3e kl zodat de onderwijzers genoodzaakt waren de leerlingen huiswaarts te laten gaan. Wil ik J. van Waes die dit jaar aan de beurt is, laten boodschappen, eens naar de kachel te komen zien. Gelief brenger deze te willen boodschappen. Het hoofd der school get. B. Fr. n.n. Deze brief is niet verzonden omdat de Burg. juist in de school kwam.

no 508. Ik moet U..kennis geven dat gedurende het laatste bezoek in den school of daarna eene ruit is gebroken in het lokaal der 2e en 3e klasse. Ik heb de timmerman Seppe gevraagd daar eene nieuwe in te zetten, doch hij kon aan mijn verzoek niet voldoen omdat het matglas was en hij daarin niet..kon voorzien en zijn moeite om het te bekomen vruchteloos was geweest. Door mij is dan dezefde vraag gericht aan G. Kamoen die daarvan ook niet voorzien was. Door L.Remery is aan mijn verzoek voldaan. Nog wil ik u..kennis geven dat in den nacht van 16 .evenzeer als Kamoen met zijn knecht L. Remery bezig was met het afbreken van het toneel.in de school en het verder in orde brengen der school tot het geven van onderwijs, er vijf personen.binnen kwamen, waarvan de meester in beschonken toestand, die niet weinig stoornis bij te doene werkzaamheden veroorzaakten. Op verzoek van L. Remery gingen vier van hun, doch de 5e zekeren.Emile van Staak zoon van Charles van Acker werd waarschijnlijk door L.R. wat vooruitgeduwd..en was weerspannig en daagde LR bij het verlaten der school dat zij hem eens zouden afkuyschen en daar thans onder dat woord eene ongunstige bedoeling schenen te hebben. Het bericht in de Terneusche Courant van den 18e dezer heb ik geacht u..daarvan in kennis te moeten stellen. Nog moet ik u..verzoeken naar den schoorsteen te willen laten kijken daar de kachel in het huis slecht brand. Met alle achting.

no 526. Gisteren bij een hevigen regen vloeide het hemelwater langs den schoolmuur op het plafond en in den achterbouw aan de school. Het schijnt dat de goot aldaar niet bestand is tegen den loop van het water en zij dan uit elkaar gaat. Misschien is dit wel te verhelpen. Ook de goot aan de privaten ligt nog insolvent. Van de poort aan het schoolhuis zijn de hangsels los en het hout wordt slecht, terwijl de kaling..aan de school, ofschoon door eenige daarin aangeslagen stalcken verbeterd, nog niet geheel hersteld is. De ambachtslieden komen op mijn verzoek niet goed af om de herstelwerkzaamheden te verrichten.81

5.5 In Westdorpe was geen schoolstrijd

Volgens de wet van 1801 was het oprichten van een bijzondere school geoorloofd, behoudens de toestemming van het plaatselijke bestuur. Deze toestand is zoo gebleven tot de wet van 1857; sinds die tijd was het oprichten van bijzondere scholen in principe vrij. In de praktijk was dit echter heel moeilijk omdat tot 1857 toestemming nodig was voor de erkenning van bijzondere scholen. Jarenlang werd in veel delen van Nederland een verbitterde strijd gevoerd. Door een wijziging in de wet van 1889 werd aan het bijzonder onderwijs van rijkswege een gelijke bijdrage toegekend als aan de openbare school, behalve dat het rijk voor de bijzondere scholen niet bijdraagt in de kosten voor den schoolbouw. Hiermede was de eerste stap gezet naar gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.82

In Westdorpe is in de gemeenteraadsstukken en de archiefstukken van Bernardus Franciscus geen spoor te vinden van enige schoolstrijd. Tot in de twintigste eeuw was binnen het openbaar onderwijs voldoende ruimte voor de overwegend katholieke bevolking. Dit ging waarschijnlijk op een heel natuurlijke wijze, omdat de hoofden van de school zelf ook katholiek waren. In het taalboekje van vader Pieter Remery uit 1836 stond bijvoorbeeld zomaar midden tussen allerlei taalregels een gebedje:

“Oefent u met aandacht en vlijt in al wat ik u tot hier toe heb voorgeschreven, mijne kinderen; al wat gij in dit boekje aantreft is tot uwe onderrigting geschreven, en hoe eenvoudig het ook schijne, zal het u echter van veel nut zijn. Laten wij God voor zijne goedheid danken, dat Hij ons de gelegenheid heeft gegeven om in alles wat ons tot voordeel kan dienen ons te kunnen onderrigten en den Hemel om wijsheid en verstand bidden, opdat wij het volgende zoowel als het vorige ook zeer wel mogen begrijpen. Leid mij o God van Wijsheid; Langs ‘ t heilrijk, spoor der deugd; Van in mijn tedre Jeugd; Tot aan den dag der opstanding.83

Dat ook Bernardus Franciscus een gelovig man was bleek onder meer uit de aanhef van zijn jaarverslagen. Bijvoorbeeld in 1896: “Aan de Weledel Gestrenge Hoogeborene Heere Schoolopziener. Na u en allen die u lief en dierbaar zijn Gods beste zegen te hebben toegewenscht, heb ik de eer u ter kennis te brengen enz..” In de instructie stond dat het onderwijs op eene gepaste en doelmatige wijze geopend en gesloten wordt. Waarschijnlijk was dit met gebed, maar dit is niet expliciet aangegeven. De gemeenteraad stelde de vakantietijden voor het geven van onderwijs aan de openbare school onder meer vast op alle Rooms Katholieke feestdagen die volgens kerkelijk gebruik gevierd worden als zondag.

Slechts eenmaal was er uitdrukkelijk sprake van overleg met de pastoor van Westdorpe over de afstemming van de godsdienstlessen en de aanvangstijden van de school. Het werd een kwestie van geven en nemen. In november 1996 nam Bernardus Franciscus beleefd de vrijheid aan de schoolcommissie te melden, dat hij in overleg getreden was met den Zeereerw. Heer pastoor betreffende de regeling van godsdienstonderwijs in verband met het gewoon onderwijs.

“Aangezien in het nieuwe leerplan vermeld is dat het schoolonderwijs des morgens om half negen zal aanvangen, werd het nodig geacht den zeereerw heer Pastoor te verzoeken er, zou het enigszins mogelijk zijn ervoor te willen zorgen dat de kinderen die de leering bijwonen, op tijd in de school kunnen zijn. Het antwoord luidde dat er, ofschoon het moeilijk valt voor zal gezorgd worden dat de kinderen op tijd present zullen zijn, doch alleen van april tot october maar dat het niet mogelijk is dit van october tot april te doen, aangezien de missen dan eerst kwart over acht gedaan zijn en dit in de lange..donkere dagen drie kwartier moeten duren. Derhalve de kinderen dan eerst om negen uur in de school kunnen zijn.84”

Ook de schoolopziener schreef in zijn verslag dat in een aantal dorpen van Zeeuwsch Vlaanderen buiten de schooluren onderwijs werd gegeven in de katholieke godsdienst zonder dat dat aanleiding gaf tot enige moeilijkheid.85

5.6 Opvoedende vermaningen van Bernardus Franciscus Remery

In de instructie voor (hoofd) onderwijzers te Westdorpe stonden duidelijke pedagogische uitspraken. “De hoofdonderwijzer zorgt dat de hulponderwijzers en kweekelingen hun pligt doen en de kinderen goed behandelen, lichamelijke straffen zijn verboden en alle onbetamelijke middelen tot handhaving der orde en tucht moeten vermeden worden. Het hoofd der school zal toezien dat door de onderwijzers hiertegen niet strijdig worde gehandeld en zulks geschiedde de hen daarop opmerkzaam maken en bij herhaling de plaatselijke commissie daarvan verwittigen. Het hoofd der school zorge voor de orde bij het aan-en uitgaan der school, waartoe hij of een door hem daartoe aan te wijzen onderwijzer bij het komen en gaan aan de schooldeur zal moeten tegenwoordig zijn.86”

Uit het brievenboek van Bernardus Franciscus komen we iets meer te weten over zijn opvattingen over opvoeding in relatie tot onderwijs. Allereerst moet bedacht worden dat de invloed van een hoofdonderwijzer in een klein dorp vrij groot was. Zelfs officieel werd hem door de gemeenteraad in 1882 gevraagd om naar aanleiding van klachten over onfatsoenlijke, ja zelfs brutale handeling der jeugd hier: “uwe leerlingen ter school het verkeerde hunner handelingen te willen onder het oog brengen, hen hierover te berispen en tot meerdere oppassing aantemanen - een vermaning toch van u doet meer dan verscheidene uit het ouderlijk huis. Wij vertrouwen dat gij aan ons verlangen zult willen voldoen en medewerken om de goede opvoeding der jeugd te helpen bevorderen.87”

Deze oproep was niet tevergeefs en meerdere malen schreef Bernardus Franciscus briefjes aan ouders waarin hij zijn zorg uitsprak en hen om medewerking vroeg.

Bijvoorbeeld: no 457. Mijnheer E. Dhaeme. Uw zoontje Alphons gedraagt zich thans niet best op de school. Hij is ongehoorzaam, durft soms vloeken in het spel of anders, wil den baas wat alles verkeerde neigingen zijn. Gelief uw vaderlijk gezag te doen gelden en met mij mede te werken om die verkeerde neigingen te helpen uitroeien of verbeteren. Want ik zend hem niet graag huiswaarts omdat hij in de school nogal oplet en gauw leert.

no 566. Ik moet U .kennis geven dat een der kinderen van van Hoeke .zijn houten lei heeft laten stukschoppen terwijl zijn oudere broeder zijn lei met een hakmes heeft stukgeslagen. Zoo er afdoend middel kunnen gevonden worden om dergelijke baldadigheden te doen ophouden bijv om kennis te geven aan het armbestuur en dat bestuur bij het verstoren de ouders der bedeelden daarvoor terechtwijzen. Mede de leerlingen van de klasse van de heer Bijlevelt worden meer brutaler.

no 577. 18 junij 1897. Vader Beijens. Is het u bekend dat uw zoontje Gustaaf gedurende de maand mei ll 23 schooltijden heeft verzuimd en gedurende de maand juni tot op dagteekening dezes, nog maar eenmaal de school heeft bezocht? Dan zal u ook niet verwonderd zijn over de slechte vorderingen, die hij in de school maakt en de baldadigheden die door hem op en langs de straat worden uitgevoerd. Ik heb gemeend u daarvan in kennis te moeten stellen opdat ge uw vaderlijk gezag nog intijds zoudt kunnen aanwenden om hem tot beterschap te brengen, ten einde de treurige vruchten van toegevendheid en verwaarlozing daarvan in latere jaren niet te moeten ondervinden. Voor de laatste maal dat ik U als hoofd der school van bovenstaands wil in kennis stellen bied ik u ook mijn hartelijke groeten.88

6. Jubileum in 1891. Ontslagbrief en verleend ontslag op de meest eervolle wijze in 1897

Op 1 oktober 1891 vierde Bernardus Franciscus Remery zijn veertigjarig jubileum als onderwijzer. Tijdens die gelegenheid werd het onderstaande lied gezongen en zijn door de fotograaf A. van Overbeeke uit Terneuzen twee schoolfoto's gemaakt, een met de jongens en een met de meisjes. Bernardus Franciscus stelde het geheel zeer op prijs want in het jaarverslag van 1891 schreef hij: "Op 5 october werden aan al de schoolkinderen die alsdan in de school aanwezig waren koeken, prenten, prentenboeken uitgedeeld als beloningen voor de heerlijke geschenken, ondergetekende bij het feest zijner 40 jarig ambtsbediening als onderwijzer geschonken waaraan ik bij die herinnering thans nog mijn hart dankbaar voel slaan, ook voor de ondubbelzinnige blijken van achting en genegenheid mij alsdan door allen bewezen."

Wij vieren feest Wijze: Wij leven vrij
Wij vieren feest, wij zijn zeer blij
Op dezen vreugdedag
Geluk aan Meester Remerij
Dat zingen wij verheugd en blij
Wij scharen ons aan zijne zij
Waar hij ook wezen mag (bis)

Hoe dierbaar is ons 't onderwijs
Het onderwijs van hem
Wiens haar, in zorg voor ons, werd grijs
En menig kinderhart, thans wijs
Gevormd heeft door zijn onderwijs
Dien love onze stem (bis)

Geluk dan vriend, geluk dan vriend
Op dezen blijden stond
Geluk dan ware kindervriend
Die sympathie van ons verdient
Die thans nog is ons aller vriend
Geluk uit aller mond (bis)

In januari 1897 schreef Bernardus Franciscus zijn ontslagbrief aan de gemeenteraad. Ik neem deze hier in zijn geheel op. "Aan den Edel.Achtb.Raad der gemeente Westdorpe, Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Bernardus Franciscus Remerij, hoofd der openbare lagere school alhier: dat hij sints ruim vijf en veertig jaren in bovengenoemde betrekking met lust en ijver werkzaam is, thans door bijkomende omstandigheden buiten zijn schuld, dien lust en ijver voelt verflauwen. Dat gedurig de leswijzen veranderen zoals in het afgeloopen jaar het geval is geweest met Nederl.taal en Rekenkunde en hij zich niet meer geschikt gevoelt die nieuwe methode te bestuderen ten einde ze den leerlingen met goed gevolg te onderwijzen of toe te zien of hun werk naar behooren is afgemaakt. Dat hij meent nog in het belang der kinderen en ingezetenen van Westdorpe te handelen dat zijn ambt als hoofd der school alhier neer te leggen. Weshalve hij de vrijheid neemt zich tot U Wel.Ed.Achtb. te wenden met het eerbiedig verzoek hem eervol ontslag uit de betrekking te willen verlenen en dat ontslag te willen doen ingaan op 1 juli a.s. waarvoor hij u dankbaar zal zijn.91 "

De reactie in de gemeenteraad bij de behandeling van zijn brief is hartverwarmend. De voorzitter zegt "dat het de leden dezer vergadering allen genoegzaam bekend is, wie het hoofd der school is, en wat hij tot welzijn der jeugd dezer gemeente gedurende een ruim 45 jarig tijdvak heeft ten nutte gebracht. Zijn gevorderden leeftijd en daarmede gepaard gaande gebreken geeft hem het volste recht zijn ambt neer te leggen en van zijn welverdiende pensioen en rustig leven te genieten “. Op de meest eervolle wijze werd het verzochte ontslag aan de heer B. F. Remerij verleend, vanaf 1 juli 1897 92."

Bernardus Franciscus stelde dit bijzonder op prijs en schreef: "De gunstige stemming over mijn ontslag aangevraagd bij request 9 february ll heeft mijn verwachting van dezen zamengestelden raadsleden vragen mijne leerlingen of speelmakkers waren verre overtroffen. Ik dank de raad in het algemeen en ieder lid in het bijzonder voor de gunstige stemming en hoop buiten mijn betrekking ook door eigen handeling van U dezelfde achting, vriendschap en genegenheid te mogen genieten als ik thans de treffendste bewijzen heb ondervonden. Tevens is het goed te aanschouwen dat het U gelukt is bij de vervulling der vacature als hoofd der school alhier een bekwaam hoofdonderwijzer te mogen vinden die aan de vereisten in opvoeding en onderwijs doelmatig het hoofd weet te bieden. Met de meeste achting. BFR.93"

Een halve eeuw onderwijsgeschiedenis is hiermee op een positieve wijze afgesloten. Uit zijn brieven blijkt dat hij een nauwkeurig en zorgzame man was die tot op de laatste schooldag ijverig en trouw zijn plichten heeft vervuld. Na zijn pensionering woonde Bernardus Franciscus Remery bij een van zijn dochters in Westdorpe tot zijn dood op17 maart 1905. 94

Bronnen:

De documenten rond zijn benoeming zijn te vinden in het gemeenterarchief van Terneuzen, locatie Axel. In het Rijksarchief te Middelburg heb ik van zijn beginperiode de verslagen gevonden van het onderwijzersgezelschap in Sas van Gent van 1852-1858 en een aantal verslagen van schoolopzieners. In het gemeentearchief ligt een brievenboek dat Bernardus Franciscus voor de schoolcommissie heeft bijgehouden van 1860-1882. Het zijn formele brieven genummerd van 1 t/m 58; ze gaan meestal over de aanbieding van het jaarverslag aan de schoolopziener en het hoofd der school (dat was hij zelf), vervulling van vacatures en verantwoording van provinciale toelagen. Vanaf 1874 e.v. heeft hij in een boek de lijsten bijgehouden van leerlingen en de jaarlijkse lijst van schoolbehoeften tot en met 1896. Dit bevat een schat aan gegevens om te reconstrueren wat hij voor het geven van onderwijs in zijn school nodig had. Uit een latere periode heb ik een brievenboek gevonden dat begint bij nummer 413 en eindigt bij 578. Het omvat de periode januari 1893 tot en met de laatste dagen als hoofd der school in juli 1897. Het zijn kopieën van briefjes die hij heeft gezonden aan de burgemeester, de plaatselijke schoolcommissie, de schoolopziener en ouders. Voorts bevat het leerplan uit 1896 van zijn hand veel informatie over het onderwijs in zijn school aan het eind van de 19e eeuw.

Een aantal letterlijke teksten van documenten uit de archieven van Middelburg en Sas van Gent is in electronische vorm te vinden op de Remery site www.remery.nl. Het betreft:
- correspondentie over de benoeming in Westdorpe in 1851
- verslagen van het onderwijzersgezelschap in Hengstdijk en Sas van Gent 1851, 1852, 1858,
- Lijsten van gebruikte schoolboeken en schoolbehoeften rond 1878
- Brievenboek van de plaatselijke schoolcommissie van 1860-1882. brieven nr 1-58. instructie 1860, 1880
- aantekeningen over de jaren 1851, 1858, 1860,1870, 1874, 1875, 1876, 1877, 1878, 1879, 1880, 1889, 1890, 1891, 1892
- verslagen van schoolopzieners uit het 6e district 1858b, a, 1872, 1901 en over onderwijzersgezelschappen 1874, 1875, 1876a, 1876b, 1880, 1892
- Jubileumlied in 1891
- Brievenboek van Bernardus Fr. Remery van 1893-1897 brief nr. 413-578 Teksten van 1893, 1894, 1895, 1896 en 1897.
- Leerplan van 1896 met boekenlijst
- Ontslagbrief en verleend ontslag op de meest eervolle wijze in 1897.

Noten

1. De gedetailleerde genealogische gegevens zijn te vinden op internet; www.remery.nl

2. M. REMERY, Pieter Remery, een schoolmeester in Oost-en Zeeuwsch-Vlaanderen in het begin van de 19e eeuw, Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent nr.35 (2000), p. 58-50 en Het Tijdschrift van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum, De School Anno, jaargang 19 nr. 1 (lente 2001), Pieter Remery, een negentiende-eeuwse schoolmeester, p. 5-13. zie ook herziene versie september 2005 op www.remery.nl/schoolmeesters.

3. Zie artikel over Hugo Remery concept versie september 2005 op www.remery.nl/schoolmeesters

4. GAAX, bevolkingsgegevens in Doop, trouw en begraafboeken.

5. GAAX, Notulen gemeenteraad Westdorpe, 1860, Instructie voor hoofdonderwijzers der openbare scholen voor het gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs te Westdorpe.1860.

6. GAAX, RAZ 94.158, Westdorpe, Beredeneerd jaarverslag 1878, Petrus Remery stond vermeld als kwekeling en RAZ 94.133, 3 september 1879, brief van B.F.Remery aan de schoolopziener met voordracht van Petrus Remery als kwekeling.

7. Bron: Mike en Sandy VandenBossche, Indiana USA

8. Het oude schoolhuis is nu ingericht als: Museum Oud Westdorpe, Graafjansdijk B 50 in Westdorpe.

Een museum met interessante voorwerpen en vondsten uit Westdorpe. Openingstijden: Eerste zaterdag van de maand van 14.00-17.00 uur. Inl. 0115-451 500.

9. GAAx, Westdorpe, Brievenboek onderwijs, verslag over den gang en den toestand over het onderwijs over 1891.

10 GAAX, Westdorpe, Verslag van den gang en den toestand van het onderwijs over 1890.

11. RAZ 45.15Commissie toezicht op het lager onderwijs Jaarlijkse opgave van het 5e District in Zeeland

12. RAZ..94.782, Register der notulen van het onderwijzersgezelschap te Sas van Gent 1852-1859.

13 RAZ 45.17, overzicht examens najaarsvergadering 13 en 14 oktober 1847.

14. Onderwijswet van 1806, C. Verordeningen op het afnemen en afleggen der Examens van degenen, welke Lager Onderwijs begeeren te geven in de Bataafsche Republiek 1806.

15 Volgens de heer Thomasuit Westdorpe.

16 GAAX, Westdorpe, kwartaalstaat van het hoofd der school 30 juni 1890 met aantekening van 12 januari 1891 over tekening plattegrond en Figuratieve kaart van een partij land in den Remmoortere polder aan den spoorweg behoorende in gebruik aan den heer H.P. de Vleeschouwer door B. fr. Remery Westdorpe 20 maart 1864 in bezit van de familie Goethals-de Meijer, Sas van Gent.

17 .Spel-en Taalkunde door P. REMERY. Onderwijzer te Westdorpe 1836. In bezit van de oudste kleinzoon van Florentinus Remery, Andre Remery in Someren.

18 GAAX, Westdorpe, correspondentie, 27 april 1851 brief van de schoolopziener aan de`gemeenteraad inzake overlijden Pieter remery en waarneming door zijn zoon.

19 KB, Nieuwe Bijdragen, p.467, Schoolberigten uit Zeeland.

20 GAAX, Westdorpe, correspondentie, 18 juli 1851, Verbaal van de Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland aan B en W van Westdorpe.

21 GAAX, Westdorpe, Correspondentie, 4 oktober 1851, brief aan GS over aanstelling schoolonderwijzer.

22 GAAX, Westdorpe, Correspondentie B en W, 30 april 1851

23 Wet van den 13den Augustus 1857, op het lager onderwijs. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 103 in I. van HOORN, De Nederlandsche Schoolwetgeving voor het Lager Onderwijs 1796-1907, 1907.

24 GAAX, Koewacht correspondentie 1858

25 Onderwijswet van 1878, Onderwijswetten in de 19e eeuw. Wet tot regeling van het Lager Onderwijs 1878, H.A.M. Roelants Schiedam 1878 Prijs Tien Cents.

26 raadsbesluit jaarwedde na 1878

27 GAAX, Westdorpe, kohier belastingen 1882

28 GAAX, Westdorpe, Correspondentie B en W, salaris 1897

29 Wet van den 13den Augustus 1857, op het lager onderwijs. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 103 in I. van HOORN, De Nederlandsche Schoolwetgeving voor het Lager Onderwijs 1796-1907, 1907, artikel 2.

30 RAZ..94.782, Register der notulen van het onderwijzersgezelschap te Sas van Gent 1852-1859.

31.GAAX, Westdorpe, Brievenboek, 1890.

32.Onderwijswet van 1857, artikel 1.

33. RAZ 94.141. Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, Ingekomen stukken en verzonden brieven 1880, Staten van de opleidingsklasse in het 6e schooldistrict van Zeeland.

34 Onderwijswet van 1857, Schoolorde, artikel 1artikel 7 van de schoolorde in de wet van 1857

35 RAZ, 45.15, Commissie toezicht op het lager onderwijs 94.15 Missives van schoolopzieners aan den Gouverneur in Zeeland, geleidende opgaven van scholen en scholieren, 1840 – 1854, waaronder de jaarlijkse opgave van het 5e District in Zeeland.

36 verhandeling over onderwijs aan 150 ll in ond gezelschap

37 GAAX, westdorpe, Algemene tabel van het onderwijzend personeel en opgave leerlingen in in 1859, 1863, 1864

38. RAZ,94.145, Beredeneerde jaarverslagen van het 6e district in Zeeland en GAAX, gemeentelijke jaarverslagen

39 RAZ 94.157, Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, Ingekomen stukken en verzonden brieven 1869-1873

40 instellen schoolcommissies en samenstelling sc westdorpe

41 GAAX, Westdorpe, Brievenboek 1860 -1882

42 GAAX, westdorpe, 1880, notulen gemeenteraad p.243, , vaststelling instructionderwijzers.e

43 GAAX, Westdorpe, Brievenboek 1860 -1882, klacht Bernardus over keuze bibliotheekboeken

44 GAAX, Westdorpe, notulen gemeenteraad,

45 GAAX, westdorpe, Brievenboek 1890.

46 jaarverslagen

47 herbenoeming van Deinse

48 requestr

49 RAZ, inventarisnummer 45 en 94, Bijlage bij de algemene inleiding.

RAZ 94.159, Beredeneerd verslag omtrent den toestand van het lager onderwijs in het VI e schooldistrict van Zeeland, over het jaar 1863, opgemaakt door den Districts schoolopziener gedaan aan den inspecteur van het lager onderwijs in Zeeland, gedaan ingevolge art 65 der wet van 13 augustus 1857, staatsblad 103.

51 RAZ 94.137, Beredeneerde verslagen omtrent den toestand van het lager onderwijs in het VIe schooldistrict der provincie Zeeland, gedurende het jaar 1872 en 1873, opgemaakt door den schoolopziener in genoemd district.t

52 RAz 94.137.verslag van de schoolopziener waarin hij het gebrek aan hulponderwijzers in zijn district als knelpunt ervaart. .

53 GAAX, Westdorpe, notulen gemeenteraad, 19 oktober 1870

54 GAAX, Westdorpe, notulen gemeenteraad, 22 april 1874.

55 GAAX, Westdorpe, notulen gemeenteraad, 10 november 1874.

56 GAAX, Westdorpe, notulen gemeenteraad, 28 april 1875.

57 uitgaven inwijding

58 gebouw tot 1952 gebruikt

59 brief van jan 1859 bestelling schoolbehoeften

60 beperking kosten door leitjes met ivijsjes, inktpotjes

61 alleen gebroken leitjes voor nieuwe ll

61 wet van 1878

62 ordeproblemen handwerkjuf

63 inhoud handwerkonderwijs

64 inhalingsonderwijs

65 vrouwelijke leerkrachten in wet van 1878

66 schoolverzuim 30% jverslag 1872

67 beloningen en ereblijken, lotelingen

68 GAAX, westdorpe, Brievenboek

69 daling verzuim tot 6% in 1897

70 wens sopoz

71 wet van 1889

72 tekenen

73 voorbeelds bijna ongeluk

74 verzoek vrijstelling gym 1897

75 RAZ 94.223, Regeling van schooltijden en vacantien, klassenverdeeling en leerplan van de openbare school te Westdorpe, opgesteld door B.F. remery, 30 december 1896.

76 mening sopz

77 GAAX, westdorpe, Brievenboek, verslag van 1891.

78 jub

79 RAZ 94.223,leerplan 1896.

80 GAAX,

81 GAAX, Westdorpe, Brievenboek

82 subsidie bijz ond

83 Spel-en Taalkunde door P. REMERY. Onderwijzer te Westdorpe 1836. In bezit van de oudste kleinzoon van Florentinus Remery, Andre Remery in Someren. r

84 overleg met pastoor over tijdengodsdienstonderwijs

85 verslag sopz geen moeilijkheden kath

86 ped instructie

87 1882 oproep vermaning baldadige sjeugd

88 GAAX, westdorpe, Brievenboek

89 jub lied en fotos

90 jv 1891 dan jub

91 GAAX, westdorpe, Brievenboek 1897, no 557.

92 GAAX, Westdorpe, Notulen Gemeenteraad, 16 februari 1897

93 GAAX, westdorpe, Brievenboek 1897, no 564r

94 dochter en dood

Herziene versie, september 2005. Eerder gepubliceerd in Kroniek van de Stichting Heemkundige Kring Sas van Gent nr.36, december 2001, p.33-55.