Home | Sitemap | Contact Us


Vier lagere scholen in de binnenstad van Delft. Van Antonius-, Jozef-, Hippolytus- en Rosaschool tot r.-k. Jenaplanschool De Oostpoort.

Van Antonius-, Jozef-, Hippolytus- en Rosaschool tot r.-k. Jenaplanschool De Oostpoort

door Marry Remery-Voskuil Deel 3 van de Historische Reeks over Delftse scholen. Ohis Research Voorburg 2006. ISBN-13: 978-90-78595-01-4. Te koop bij het Gemeentearchief in Delft voor 10 euro.

Slot. Samenvatting en terugblik

In dit derde deel van de Historische Reeks over Delftse scholen hebben we de geschiedenis gevolgd van vier katholieke lagere scholen in de binnenstad van Delft. Hoewel er veel overeenkomsten waren tussen deze scholen, zijn er ook verschillen te constateren die vooral tot uiting kwamen in de schoolcultuur en de inhoudelijke accenten.

Inhoudelijke ontwikkelingen
Omdat de Antoniusschool voor meisjes bijna een eeuw heeft bestaan, zijn hier de meeste inhoudelijke veranderingen zichtbaar, hoewel het onderwijssysteem al die tijd overwegend klassikaal was, net als op alle andere scholen in Nederland. Jarenlang lag er veel nadruk op de godsdienstig-religieuze vorming en nuttige handwerken voor meisjes. In de twintigste eeuw werden alle vakken onderwezen die in de lager onderwijswetten verplicht waren. De kinderen leerden vanaf hun zesde jaar lezen en schrijven in de eerste klas, nu groep 3. Het was een grote stap van de kleuterschool naar de lagere school, want inhoudelijk waren er nauwelijks contacten tussen beide schoolsoorten. In de hogere leerjaren werd op alle scholen een onderscheid gemaakt in het onderwijsaanbod voor de kinderen die door mochten leren in andere vormen van voortgezet onderwijs en leerlingen die van school afgingen of een beroepsopleiding gingen volgen op de lagere technische- of huishoudschool. Sommige leerlingen wisselden wel van school in de vijfde of zesde klas om meer kans te maken te slagen voor het toelatingsexamen voor HBS of gymnasium.
Om herhalingen te vermijden heb ik ervoor gekozen om bij de afzonderlijke scholen verschillende inhoudelijke aspecten wat ruimer te belichten. Bij de Antoniusschool beschrijf ik vernieuwingen in het taalonderwijs. Bij de r.-k. MULO op de Koornmarkt zien we wat er allemaal komt kijken bij het inrichten van een nieuwe school en zoom ik in op natuurkunde en tekenen. In de periode dat de heer Lindeman hoofd was van de Jozefschool werd veel aandacht geschonken aan kennis der natuur en handenarbeid. Op de Hippolytus- en Rosaschool stond het zangonderwijs op een hoog peil; de zusters volgden de Ward-methode en de heer Van Veldhoven had jarenlang de leiding over de Volkszangdag in Delft. De heer Weeterings schreef een nieuwe rekenmethode en kon prachtig geschiedenisverhalen vertellen. Op de Rosaschool waren vele series leesboekjes aanwezig voor voortgezet lezen, die in de tijd van zuster Marie Johanni in de jaren zestig nog royaal werden aangevuld. Aan de klassenfoto’s is een klein beetje te zien dat de kinderen langzamerhand meer gelegenheid kregen voor zelfstandig werken en samenwerken. Omdat de samenstelling van de leerlingenbevolking in de binnenstad sterk veranderde, gingen de onderwijzers vernieuwingscursussen volgen en deed het projectonderwijs zijn intrede. De meeste veranderingen in het lager onderwijs vonden echter na 1970 plaats en toen bestond alleen nog maar de Jozefschool, die in 1973 van naam veranderde in De Oostpoort en die vanaf de jaren tachtig het jenaplanonderwijs invoerde. Bij de r.-k. Jenaplanschool De Oostpoort zijn de inhoudelijke en didactische veranderingen het sterkst zichtbaar. De ontwikkelingen lopen door tot en met 2006 en geven een impressie van een basisschool in het begin van de eenentwintigste eeuw.

Leerlingenverloop en kopscholen
De omvang van de vier scholen verschilde sterk in de loop der tijd. De Antoniusschool was jarenlang de grootste school van Delft met gemiddeld ruim achthonderd leerlingen aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Door de opening van andere katholieke meisjesscholen rond 1930 liep het aantal leerlingen terug tot vijfhonderd in de jaren dertig en veertig. In de jaren vijftig volgde een nieuwe aderlating door de opening van de Emmaschool, de Maria van Jesseschool en de Gabrielschool in de buitenwijken. De Antoniusschool had jarenlang verschillende afdelingen waardoor de arme kinderen, de burgerkinderen en de gegoede burgerkinderen gescheiden waren en verschillend onderwijs kregen. Er waren acht leerjaren met meerdere parallelklassen. In 1924 werden de hoogste klassen afgesplitst van de lagere school en vormden sindsdien een zelfstandige ULO. De r.-k. MULO-school op de Koornmarkt was altijd betrekkelijk klein en had steeds rond de tweehonderd leerlingen. Door de heffing van het hoge schoolgeld vond een selectie plaats van leerlingen. Van 1915 tot 1927 waren er op de Koornmarkt negen leerjaren. De leerlingen uit de hoogste klassen deden mee met de landelijke MULO-examens. De Jozefschool, die in 1929 op de Nieuwe Langendijk begon, had gemiddeld ruim driehonderd leerlingen en dat bleef ook zo na de verhuizing naar de Koornmarkt. De Hippolytusschool aan de Raam had jaar na jaar bijna vierhonderd leerlingen en kon voor alle leerjaren dubbelklassen vormen. In 1948 werd de boven- en benedenschool op papier gesplitst en kreeg elk een eigen schoolhoofd. In 1952 verhuisde Hippolytusschool II onder leiding van de heer A.J. Meijer naar de Meesterstraat en werd omgevormd tot de Lodewijkschool. De Rosaschool had vanaf het begin in 1928 tot eind jaren vijftig gemiddeld 360 leerlingen. Daarbij waren wel steeds de leerlingen opgeteld van het zevende tot en met het tiende leerjaar. Het was opvallend dat in de Rosaschool aparte naaiklassen en een VGLO waren gevormd die tot midden jaren vijftig bleven bestaan. Voor de Zusters van Roosendaal was dat niet nodig, omdat zij tot 1956 de leiding hadden over de Agnes Huishoudschool.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw groeide het aantal inwoners van Delft van 60 000 naar bijna 100 000, vooral door nieuwbouw in het zuidwesten. In de binnenstad vond een sanering plaats van oude buurten; veel inwoners verhuisden naar de buitenwijken, veelal de jonge gezinnen. Op alle scholen in de oude stadskern liep het leerlingenaantal dramatisch terug en het gevolg was dat veel scholen hun deuren moesten sluiten. De vier katholieke lagere scholen maakten nog een tussenstap door fusies. De leerlingen van de Antonius- en de Hippolytusschool werden in 1965 samengevoegd op de Verwersdijk en in hetzelfde jaar verhuisde de Jozefschool van de Koornmarkt naar de Rosaschool. In 1969 werden de Antonius- en Rosaschool opgeheven en bleef er slechts één katholieke school over in de binnenstad van Delft, de Jozefschool. In 1974 telde de school nog maar 91 leerlingen, een dieptepunt. In de jaren tachtig groeide het aantal leerlingen onder de inspirerende leiding van de heer A. van Rijn iets, maar na de komst van P.J. Voorbaak was er sprake van explosieve groei tot ruim driehonderd leerlingen rond 2000 en bijna vierhonderd in 2005.

Leiding en onderwijsgevenden op de meisjes- en jongensscholen
De leiding van de twee meisjesscholen was, vanaf de start in respectievelijk 1873 en 1928, in handen van religieuzen. Het waren wel twee heel verschillende congregaties, die in de praktijk weinig met elkaar communiceerden. De Antoniusschool was toevertrouwd aan de Congregatie van de Zusters van Roosendaal en de Rosaschool werd bediend door de Zusters van Schijndel. Beide Congregaties hadden een contract afgesloten met het schoolbestuur waarin geregeld was dat de dagelijkse leiding in handen was van de Zusters. Het schoolbestuur zorgde voor de juridische, materiële en financiële zaken. Omdat de Congregatie de bevoegdheid had om zusters te verplaatsen, en dat gebeurde regelmatig, is niet altijd precies na te gaan welke zusters in welke periode hoofd van de lagere school waren. Bij de start van de meisjesscholen waren er meer zusters dan lekenonderwijzeressen. In de loop van de jaren verschoven de verhoudingen en kwamen er steeds minder zusters en meer onderwijzeressen. Enkele ongehuwde onderwijzeressen bleven tientallen jaren aan dezelfde school verbonden. Op de Antoniusschool was het verloop wel groter dan op de Rosaschool, bovendien was het team daar veel omvangrijker. Gehuwde onderwijzeressen werden bij hun huwelijk automatisch ontslagen en alleen als het schoolbestuur tekort had aan personeel, kregen zij voor een beperkte periode een tijdelijke aanstelling. Pas in 1979 werd deze ongelijkheid in de aktes van benoeming van mannelijke en vrouwelijke onderwijsgevenden opgeheven.
De katholieke jongensscholen in Delft zijn nooit door religieuze congregaties geleid. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Den Haag en Schiedam, waar diverse scholen waren van de Broeders van Maastricht. De hoofden van de Delftse jongensscholen waren prominenter zichtbaar dan de collega’s op de zusterscholen. Zij traden veel meer op de voorgrond door activiteiten buiten de schoolmuren. We zagen dat het sterkst bij de heren Van Veldhoven en Weeterings van de Hippolytusschool, maar ook de heren Visser en Lindeman van de Jozefschool waren bekende Delftse figuren. Het onderwijzend personeel op de jongensscholen bestond vanaf het begin in 1913 en 1919 uit dames en heren. De onderwijzeressen kregen meestal de laagste klassen en de onderwijzers gaven les in de hogere leerjaren. De onderwijzers waren veelal kostwinner van grote gezinnen en hadden allerlei bijbaantjes door avondlessen en muziekorganisaties. Sommige onderwijzers profileerden zich door historische publicaties zoals A. van Peer of activiteiten in de katholieke onderwijzersverenigingen. De gemengde Jozefschool en later de Oostpoortschool had vanaf 1968 te maken met verschillende directiewisselingen.

Financiële en materiële ontwikkelingen
De Antoniusschool begon aan het einde van de negentiende eeuw op initiatief van de plaatselijke katholieke kerken. Het gebouw en de inrichting van de lokalen en de leermiddelen waren zeer sober, omdat de inkomsten afkomstig waren van de parochianen en de school pas vanaf 1890 enige rijkssubsidie kreeg. Het schoolbestuur moest steeds opnieuw puzzelen en schuiven om de begroting sluitend te maken. Bij de drie andere scholen waren de financiële zorgen minder groot. Door de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs in 1917 hadden de r.-k. MULO-School aan de Koornmarkt en ULO aan de Raam vanaf het begin subsidie voor de salarissen van de leerkrachten en vanaf 1920 kregen zij gemeentelijke subsidie voor de aanschaf van leermiddelen en de exploitatie van de gebouwen. Het onderwijsbudget werd in de jaren zestig en zeventig steeds royaler, tot er bezuinigingen kwamen in de jaren tachtig en negentig. In 2005 was het rijksbudget voor onderwijs 27.534,3 miljoen euro
Alle scholen ondergingen in de loop der jaren talloze verbouwingen. Drie van de vier schoolgebouwen waren vanaf de straat niet zichtbaar, maar konden alleen via een vrij smalle poort vanaf de openbare weg bereikt worden. Alleen de Rosaschool aan het Oosteinde vormde, vanaf het begin in 1928 tot heden, een karakteristiek onderdeel van het stadsgezicht bij de Oostpoort. Het gebouw van de Antoniusschool was het meest verscholen en bestond na vele interne verbouwingen uit een langgerekt gebouw met aaneengeschakelde klassen voor de lagere school en een apart gebouw voor de ULO. Begin jaren zeventig werd het gehele schoolcomplex gesloopt, met uitzondering van het zusterhuis op de Voorstraat 22 en het gymnastieklokaal aan de Verwersdijk.
Bestuurlijke ontwikkelingen van lokaal naar regionaal
Het bestuurlijk kader was voor alle vier de scholen hetzelfde. In 1873 was het Interparochiaal Schoolbestuur gevormd met bestuursleden vanuit de kerkbesturen van de Jozef- en de Hippolytusparochie. Er bestond een nauwe band tussen de parochiegeestelijken en de katholieke scholen. Tot 1963 was de deken tevens voorzitter van het schoolbestuur en de pastoor van de andere parochie vice-voorzitter. De overige bestuursleden, zoals de secretaris en de penningmeester, waren leken. In de praktijk was het wel zo dat de parochiegeestelijken van de Hippolytusparochie meer contacten hadden met de Antonius- en de Hippolytusschool en de priesters van de Jozefparochie vaker te maken hadden met de Rosa- en de Jozefschool. De band met de parochiegemeenschap was heel hecht en de parochianen steunden de scholen door giften in de maandelijkse collecten en met andere donaties. Vanaf 1 januari 1933 ontstond een nieuwe situatie omdat het Interparochiaal Schoolbestuur de scholen overdroeg aan de afzonderlijke kerkbesturen. Deze situatie bleef dertig jaar bestaan tot in 1963 een geheel nieuw schoolbestuur werd gevormd voor bijna alle katholieke scholen in Delft, de Stichting Katholiek Onderwijs voor Delft en Omstreken. Het bestuur bestond voortaan voornamelijk uit leken en enkele priesters vanuit de parochies, zoals pastoor Bottelier. De contacten met de scholen moesten onderhouden worden door enkele bestuursvertegenwoordigers in de zogenaamde ‘contactcommissies’. In 1997 brak een nieuwe bestuurlijke fase aan door de oprichting van de Laurentius Stichting, die niet alleen scholen in Delft heeft. Onder de Laurentius Stichting ressorteren in 2006: 24 scholen voor basisonderwijs, 1 school voor speciaal basisonderwijs, 1 school voor praktijkonderwijs (speciaal voortgezet onderwijs) en 2 peuterspeelzalen. Er werken ruim 650 mensen samen aan het katholiek onderwijs voor meer dan 7000 leerlingen uit Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Delft, Den Hoorn, Den Haag, Nootdorp en Rijswijk.

zie ook de inhoudsopgave en inleiding