Home | Sitemap | Contact Us


Leesles. De beste geschiedenisles is een spannend verhaal. LESSEN 2010 nr 1

Marry Remery

In het voorjaar van 2009 bezocht ik de dubbeltentoonstelling ‘100 jaar W.G. van de Hulst’ in Nijkerk. In de bibliotheek was een overzicht te zien van zijn leven en werken. Op overzichtelijke en aantrekkelijke wijze was een selectie gemaakt uit de meer dan honderd boeken die hij schreef. In het museum Oud Nijkerk stond de uitgeverij en drukkerij Callenbach centraal. Enthousiaste vrijwilligers hadden ook een hoekje ingeruimd voor de verkoop van boekjes die dubbel waren in de collectie. Ik kon de verleiding niet weerstaan en voor 50 eurocent ging ik de deur uit met ‘Willem Wijcherts, een dappere Alkmaarder jongen geschreven door Jan van de Croese. In de trein naar huis terug merkte ik dat het een spannend verhaal was, met een voor mij verrassend andere benadering dan ik gewend was. In deze leesles ga ik nader in op de inhoud van het boekje en de relatie met de opvattingen van W.G. van de Hulst over geschiedenisonderwijs aan onze kinderen.

Het verhaal van Willem Wijcherts
Het boekje is klein boekje, 14 bij 20 centimeter, en telt 187 pagina’s. In tien hoofdstukken wordt de lezer in de verbeelding van de schrijver meegevoerd naar de stad Alkmaar in 1567. Twee jongens kijken vanaf een muurtje naar de intocht van de Spaanse soldaten die met veel machtsvertoon op hun paarden de stad binnentrekken om de aanhangers van de ‘nieuwe leer’ in opdracht van Alva te straffen voor hun ‘geuzendaden’. De hoofdpersoon Willem weet net op tijd de deelnemers aan een godsdienstige bijeenkomst te waarschuwen, maar wordt door de katholieke verrader ‘schele Ebbe’ herkend en bij de Spanjaarden aangegeven als ketter. Willem vlucht de stad uit en komt in het moeras de groep van aanvoerder Lumey tegen die een geheime bijeenkomst heeft. Hij sluit zich bij hen aan en zwerft als trouwe helper van een der edellieden - vermomd als eerlijke kwakzalvers - rond. Uiteindelijk komt hij behouden thuis en loopt alles goed af. Op heel natuurlijke wijze wordt de lezer betrokken bij de felle strijd die in de Nederlanden woedde tegen Spanje in het begin van de Tachtigjarige Oorlog.
De twaalf zwart-wit tekeningen van Isings en enkele paginagrote afbeeldingen, die later in kleur werden afgedrukt, zorgden ervoor dat de kinderen de gebeurtenissen nog beter zagen dan alleen door woorden. Het boek was een succes, vooral toen de NCRV in 1948 een hoorspel uitzond. De 21e druk was de laatste in 1988.
‘In Willem Wijcherts zijn alle elementen voor zijn latere boeken al aanwezig: de liefde voor de historie, godvrezendheid op een protestantse manier, afkeer van alle leugen en bedrog en vooral: spannende avonturen.’ Het is voor mij verleidelijk om nu dieper in te gaan op de beschrijving van de akelige katholieke verrader ‘schele Ebben’, omdat ik mijn katholieke lagere scholen een heel ander beeld heb gekregen van de Spaanse onderdrukking in Nederland. Gelukkig heeft Karen Ghonem-Woets onlangs een boeiend proefschrift geschreven over de geschiedenis van het jeugdboekenfonds van Zwijsen en Malmberg en volsta ik in het kader van deze leesles met een verwijzing naar hoofdstuk acht. Ook M. Rietveld-van Wingerden en J. Dane publiceerden over de traditie van de protestantse kinderliteratuur.

De schrijver en geschiedenisonderwijs
Willem Gerrit van de Hulst (1879-1963) schreef het boek in 1909 onder het pseudoniem van Jan van de Croese. Hij ontleende de naam aan het adres van zijn toenmalige woning aan de Croeselaan in Utrecht. Het werd beschouwd als zijn eerste boek, maar in hetzelfde jaar had hij ook twee werkjes geschreven die bekroond werden door de Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging. Van de Hulst was in die periode onderwijzer van de vierde Diaconieschool aan de Jutfaseweg in Utrecht, een zogenaamd klompenschooltje. Vanaf 1913 tot zijn pensionering in 1940 was hij er hoofdonderwijzer. Oud-leerlingen bewaren zeer goede herinneringen aan deze bijzondere man. ‘Hij kon verbazingwekkend goed tekenen met woorden. Je zag het zo voor je…. Hij verstond de kunst van het zuivere, kinderlijke aanvoelen, iets dat de meeste volwassenen kwijt zijn geraakt.’
In een lezing voor een onderwijzersbijeenkomst in Wedde vermoedelijk rond 1920 beschreef Van de Hulst zelf hoe hij dacht over het geschiedenisonderwijs. Geen opsomming van jaartallen of een aaneenrijging van dorre feiten, die zijn spoedig weer vergeten.

‘Neen, we moeten terug tot onze mooie, het leven-van-vroeger-beeldende vertelling. Onze kinderen moeten levende mensen zien, die doen. Geen stelsels of ideeën, geen symbolen, geen feiten, geen constructies maar mensen, levende, lijdende, strijdende, goede en slechte mensen. Die alleen zullen hun hart kunnen vangen. En zo alleen zal ook de geschiedenis van de tijd, die verdween, waarde krijgen voor de tijd van nu.’  

Toen…en nu
W.G. van de Hulst bracht zijn ideeën in praktijk door het schrijven van de succesvolle geschiedenismethode ‘Toen … en nu’. Hij verdeelde de stof voor de lagere school in drie deeltjes met elk vijf à zes perioden met vier of zes verhalen uit die tijd. Zijn partner R. Huizenga, oud-directeur van de onderwijzerskweekschool met den Bijbel te Groningen, bewaakte de juistheid van de feiten. Deze taak werd na zijn dood in 1934 overgenomen door de zoon, dr. K. Huizenga uit Middelburg. In het voorwoord van de eerste druk geven ze een verantwoording van de nieuwe aanpak”

‘We meenden te moeten breken met de meer intellectualistische opvatting… en kozen voor een meer suggestieve beschrijving der historische hoofdzaken…. Wij deden dit in het vaste vertrouwen, dat het geheugen van het hart sterker is dan het geheugen van het hoofd, en dat een voorstelling van een historisch feit of van historische groei en verwording zoo gegeven, dat de polsslag van toen gevoeld wordt door de kinderen van nu, waardevoller blijft voor het leven dan veel historische kennis.‘

Het eerste deel kwam uit in 1922, deeltje twee verscheen in 1923 en deel 3 in 1924. De boekjes sloegen direct aan en werden tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw herdrukt. Voor het vervolgonderwijs maakte W.G. van de Hulst eind jaren dertig samen met Joh. van Hulzen en Anne de Vries twee delen over de algemene geschiedenis met verhalen uit de oudheid, middeleeuwen en de Nieuwe Geschiedenis. Ook hierbij verzorgde J.H. Isings de illustraties, die prachtig aansloten bij de opvatting van Van de Hulst dat kinderen geschiedenis moeten zien en voelen.

Literatuur
Croese, Jan van de (1909). Willem Wijcherts, een dappere Alkmaarder jongen. Met tekeningen van J.H. Isings. Nijkerk: G.F. Callenbach.

Dane. J. en G. Harinck (red.) (2003). Bouwsels voor ’t leven. De traditie van de protestantse kinderliteratuur. Jaarboek voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme na 1800 jaargang 11. Zoetermeer: Meinema.

Ghonem-Woets, K. (2005). Hoofdstuk 8. Gouden Eeuwen. Protestantse en rooms-katholieke visies op het verleden in het geschiedenisonderwijs en in historische verhalen. In: De drie-eenheid van literair-educatieve uitgeverijen. Geschiedenis van de jeugdboekenfondsen van Zwijsen en Malmberg 1846/1885-2000. Tilburg: proefschrift.

Hulst, G.W. v.d. (1909). Een dorpsvertelling voor jongens. Nijkerk: Callenbach; Van een klein meisje en een grooten klok. Schets voor kleintjes van 6-8 jaar. Nijkerk: Callenbach.

Hulst, G.W. v.d. en R. Huizenga (1922). Toen…en nu. Leesboek over de geschiedenis van het vaderland voor de christelijke scholen. Geïllustreerd door C. Jetses, J.H. Isings en W.K. de Bruin. Groningen: Wolters. Deel 1.

Hulst, G.W. v.d., Joh. Van Hulzen en Anne de Vries (1937). Toen…en nu. Schetsen uit de algemene geschiedenis. Groningen: Wolters.

Kaaden, D. van der (1994). Zoeken naar de ziel. Leven en werk van W.G. van de Hulst. Nijkerk: Callenbach.

Kaaden, D. van der (1995). Het kind en zijn boek. Lezingen van W.G. van de Hulst. Nijkerk: Callenbach.

Kil, R. en C. Mak (2008). Van klompen tot niks. 1858-2008 W.G. van de Hulstschool te Utrecht. Grafimedia: Utrecht

Croese (1909).

Kaaden (1994), 31, 104.

Ghonem-Woets (2005), 207-217.

Dane en Harinck (2003).

Kaaden (1994), 31.

Hulst, v.d. (1909).

Kil (2008), 158, 160.

Kaaden (1995), 137.

Kaaden (1994).

Hulst, G.W. v.d. en R. Huizenga (1922), Aan onze collega’s!

Hulst, G.W. e.a. (1937).