Home | Sitemap | Contact Us


Leesles. Op de fiets door Nederland. LESSEN 2007 nr 4

Marry Remery

De fiets is niet meer weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. De meeste kinderen leren al op jonge leeftijd fietsen, met of zonder steunwieltjes of hijgende ouders ernaast. De fiets is een handig vervoermiddel om naar school of werk te gaan. Een dicht netwerk van fietspaden en lange afstandsroutes maken dit vervoermiddel ook voor recreatief gebruik aantrekkelijk. Ruim honderd jaar geleden was de fiets uitsluitend een luxe artikel voor mensen met een ruime beurs. Dat blijkt ook uit Op de fiets door Nederland. Aardrijkskundig leesboek voor de lagere school (1901).

Ervaringsleren
Noud en Wim zijn twee broers die in een leerkamer thuis les krijgen van hun particuliere onderwijzer of gouverneur, meneer Drost. Hun vader, de Amsterdamse groothandelaar in koloniale waren Van der Hoop, komt regelmatig de leerkamer binnen om de vorderingen van zijn kinderen te volgen. Als hij op een dag plaatsnamen op de kaart van Friesland laat aanwijzen, ontstaat er een discussie met zijn zoon Noud: ‘Nee, Pa, meer namen van plaatsen kennen we daar niet, meneer Drost laat ons nooit zo’n hoop namen van buiten leeren... die zegt, dat al die namen maar ballast is.’ 1 Met de gouverneur praat de vader door over de invulling van het aardrijkskunde onderwijs.
‘In mijn jeugd leerden we de namen van steden, rivieren, meren, kanalen, gebergten, kapen, eilanden, schiereilanden, golven, zeestraten enz. van buiten. Verder het aantal inwoners van de voornaamste steden, en wat er al zoo al voor merkwaardigs van die steden te vertellen viel, als Dokkum waar Bonifacius vermoord werd, 753, d.i. ongeveer hetzelfde jaar als de stichting van Rome; Harlingen, met uitvoer van vee naar Engeland en een gedenkteeken voor Caspar de Robles; Sneek met grote boter- en kaasmarkten; Franeker met het beroemde planetarium, vervaardigd door Eyse Eysinga, een wolkammer; en zoo al meer; u ziet, dat ik er zelfs nu op m’n ouden dag nog een heele boel van weet.’ 2
Ja, merkt meneer Drost fijntjes op, maar Rome werd gesticht voor Christus en Bonifatius is na Christus vermoord. Nu leggen we meer nadruk op hoe de mensen in de verschillende streken leven en werken, maar dat is nogal moeilijk als we op de leerkamer in Amsterdam blijven zitten. Het is veel leerzamer om met de jongens uitstapjes te maken door gedeelten van Nederland. Er valt onderweg zoveel te zien en te beleven dat ze maanden lang stof tot nadenken hebben. Ze kunnen zelf onderwerpen nazoeken, nalezen en daarbij vooral veel plezier heb¬ben. Reizen kost natuurlijk geld, maar door op de fiets te gaan en zuinig te zijn onderweg hoeven de kosten geen bezwaar te zijn. Na overleg met moeder keurt vader
het reisplan goed. Het is vanzelfsprekend dat alleen de jongens op reis gaan en de twee meisjes, Cato en Marie, thuisblijven.

De fietstocht
De gouverneur en de twee jongens bepalen na zoekwerk in boeken en op kaarten de route voor hun uit zeven delen bestaande fietstocht. Vanuit Amsterdam fietsen ze over de Zuiderzeedijk naar Hoorn, terwijl de gouverneur onderweg vertelt over polders en dijken. Daarna stappen ze met fiets en al op de trein die hen naar de aanlegplaats voor de stoomboot naar Stavoren brengt. Natuurlijk bekijken ze uitgebreid oude geveltjes en standbeelden en luisteren ze naar de bijbehorende verhalen van de gouverneur. In Friesland maken ze kennis met melkveehouderijen en de vervaardiging van kaas. Ze mogen met een palingvisser op visvangst en hem helpen bij het roken van de paling. Ze staan stil bij planten en dieren en de tijd vliegt om. Regelmatig schrijven de jongens brieven naar huis. De lezers krijgen zo spelenderwijs veel informatie over alles wat de hoofdpersonen tegenkomen in de diverse provincies: graansoorten in Groningen, de bossen en heidevelden in Drenthe, de Pietersberg in Limburg, de boomgaarden in Zeeland en oude steden in Zuid-Holland.

Het boek
Op de fiets door Nederland is rijk geïllustreerd met tekeningen en aquarellen van
W.K. de Bruin. Deze sluiten goed aan bij de inhoud. De schrijvers waren A.F. Cremer en Jan Ligthart. Van meet af aan was dit boek een kassucces. De eerste druk verscheen in 1901, maar al in 1905 was een vierde druk nodig en in 1928 een negentiende. De schrijvers actualiseerden steeds opnieuw de inhoud. Na de dood van Ligthart in 1916, nam J.L. Hooftman diens taak over. Deze verwerkte uitvoerig de gevolgen van de overstromingen in 1916 en de opkomst van de watersport in Friesland. Met enige schroom, ‘voortkomende uit piëteit voor de bekwame auteurs’ 3, kortte hij sommige passages in. Om te voorkomen dat de schoolboekjes te dik werden, ging men de twee deeltjes weer in twee stukjes verdelen waardoor een serie van vier ontstond.
De inhoud van de leesboekjes liep grotendeels parallel aan de aardrijkskundemethoden Samen op Reis (1907) en Kaart en Landschap (1909), beide van
A.F. Cremer, Jan Ligthart en R. Noordhoff. Cremer en Noordhoff waren Amsterdamse onderwijzers, die zich gespecialiseerd hadden in aardrijkskunde. Ligthart was onderwijzer in Den Haag die onder meer bekend is
geworden door leesboekjes over Ot en Sien en zijn methode Het volle leven voor het zaakvakkenonderwijs. 4 Het ging Ligthart niet zozeer om feitenkennis, maar om het wekken van de belangstelling en het prikkelen van de nieuwsgierigheid voor mens, natuur en cultuur. Daarom vond hij het van belang er met kinderen op uit te trekken. 5 Op reis gaan als Noud en Wim deden was voor gewone klassen niet weggelegd. Scholen beperkten zich veelal tot de papieren wereld. In de vierde en vijfde klas kon de onderwijzer uit dit boek voorlezen, in de zesde klas konden kinderen er zelf in lezen om zo de leerstof uit voorgaande jaren te herhalen. Dat was ook juist wat de schrijvers voor ogen stond:
‘In dit boekje hebben we een lievelingsidee verwerkelijkt, namelijk een aardrijkskundig leesboek te schrijven, dat onze jongens en meisjes graag zouden lezen omdat ze ’t leuk vonden, en er allerlei dingen uit zouden leren, die een kind van ongeveer twaalf jaar nu niet ten eenenmale onverschillig zijn. Of we geslaagd zijn, zullen de kinderen en de onderwijzers moeten beslissen.’ 6

De vele herdrukken en lovende recensies bewijzen dat de schrijvers in hun opzet geslaagd zijn. Wellicht is het voor u, als lezer in 2007, aantrekkelijk om de reisroute zelf eens te fietsen en de huidige situatie te vergelijken met de beschrijvingen van een eeuw geleden