Home | Sitemap | Contact Us


Leesles. Vaderlandsliefde in de volksschool. Lessen 2007 nr. 1

Marry Remery

In het tweede nummer van Lessen is al ingegaan op de rol die de vaderlandse geschiedenis speelde in het onderwijs van de negentiende eeuw. Een van de auteurs die daarvoor leerboeken vervaardigde was Gerard van Wieringhen Borski (1800-1869) met zijn Geschiedenis des vaderlands (1845), een leesboek voor de hoogste klas van de lagere school. Hij was van 1839 tot 1869 lid van de Zuid-Hollandse provinciale commissie van onderwijs en schoolopziener van het negende (later tweede) district in die provincie.

Uiterlijk en inhoud
Het boekje is eenvoudig uitgevoerd. Het telt 99 bladzijden en het formaat is klein (17 x 11 cm). Er komen geen illustraties in voor om de prijs laag te houden (dertig cent), zodat volksscholen het gemakkelijk konden aanschaffen. De auteur verdeelde de leerstof in zes hoofdstukken, die in chronologische volgorde, de geschiedenis behandelen vanaf de vestiging van de Friezen in de Lage Landen tot de kroning van Willem II en zijn besluit tot droogmaking van de Haarlemmermeer (1840). Grotendeels was dit politieke geschiedenis, waarin grote figuren een rol speelden, zoals tot ver in de twintigste eeuw gebruikelijk was. Net als bij andere auteurs komt ook de Reformatie aan bod en de onderdrukking van protestanten in de Tachtigjarige Oorlog. In enkele, voor kinderen toch wel moeilijke en lange zinnen, beschreef hij hoe deze afscheiding van de rooms-katholieke kerk zijn beslag kreeg en de reactie van Karel V en Filips II daarop:

‘Allen, welke aan die afscheiding deelnamen, verkregen den gemeenschappelijken naam van Protestanten, wegens het inleveren van een Protest (plegtige verklaring) door eenige Duitsche Vorsten en Steden, die Luther aanhingen, tegen een besluit van den Rijksdag te Spiers in 1529, waarbij alle verdere uitbreiding van Luthers gevoelens voor ongeoorloofd verklaard en verboden werd. Ook in de Nederlanden vond de afscheiding van de Roomsche Kerk veel bijval. Karel gaf strenge verordeningen, volgens welke alle Protestanten, zonder toegevendheid of oogluiking, om het leven moesten gebragt worden.’

De stijl in het boekje is vrij zakelijk en beknopt, maar wel met het inzoomen op details waarin hij levendige beelden opriep, Zo schreef hij over de eerste bewoners:

‘De mannen gingen gewoonlijk ter jagt of ter vischvangst; de vrouwen, door de kinderen en grijsaards geholpen, zorgden voor de kleding, het huiswerk en den akkerbouw. Het krijgvoeren behaagde allen uitermate. Voor den echten Batavier bestond er geene blijdere verwachting, dan eenmaal, na zijn dood, uit de bekkeneelen (schedels) van verslagene vijanden een vrolijken feestdronk te zullen drinken.’

Heldendaden van de geuzen onder aanvoering van Prins Willem van Oranje, die zijn huisraad en tafelzilver verkocht om een leger uit te rusten, passeren de revue zoals de inneming van Den Briel en de verovering van de Zilvervloot onder leiding van Piet Hein. Vele bladzijden zijn gevuld met oorlogsgeweld, ook het derde hoofdstuk over de bloeitijd in de Zeven Verenigde Nederlanden. Het verval en ondergang van de Republiek en de vernedering door de inlijving bij Frankrijk komen in het vierde en vijfde hoofdstuk aan bod. Tenslotte besloot Van Wieringhen Borski het laatste hoofdstuk met een loflied op de vooruitgang in handel en nijverheid, geboekt onder Koning Willem I en zijn opvolger en zoon Willem II, ‘de held van Waterloo, Hasselt en Leuven’. De rol van Oranje voor de Nederlandse volksvrijheid was voor Van Wieringhen Borski een belangrijk onderwerp. Aardig is dat hij de meest recente geschiedenis, de afscheiding van België, beschreef vanuit zijn eigen ervaringen in Zeeland.
De achtenveertig lessen konden in één schooljaar behandeld worden in de hoogste van de drie afdelingen van de lagere school. De schrijver legde veel nadruk op de herhaling van de lesstof door middel van het jaartallenoverzicht, door hem ‘tijdrekenkundig overzicht’ genoemd, achterin het boek. Daarin had hij bijzonderheden opgenomen die ‘het vaderland tot eer en roem strekten’ en uitvindingen die voor het dagelijks leven van belang waren, bijvoorbeeld dat in 1313 voor het eerst turf werd gestoken in de veengronden en dat in 1608 de verrekijker was uitgevonden door een brillenmaker uit Middelburg. Ook maakte hij melding van de voltooiing van het Stadhuis in Amsterdam in 1655 en de oprichting van de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen in 1767. Het is spijtig dat we, voor wat de uitvindingen betreft, tevergeefs zoeken naar een nadere uitleg in de rest van het boek. Het is te hopen dat de onderwijzers die met dit leesboekje werkten, voldoende achtergrondkennis hadden om dit aan te vullen.

Geschiedenisonderwijs
In de wet van 1806 was aangegeven dat onderwijzers, die examen deden voor de eerste en tweede rang, enig begrip van geschiedenis moesten hebben. Verder was er wettelijk niets geregeld voor het geschiedenisonderwijs. De belangstelling voor dit vak groeide wel. Zo voerden kweekscholen het vak in, waaronder die te Delft. Het reglement van aldaar in 1840 gestarte opleidingsklas stelde zelfs dat ook gewone onderwijzers van de vierde en derde rang de ‘eerste beginselen van aardrijkskunde en geschiedenis, vooral die van ons vaderland’ moesten leren. Vermoedelijk gaven zij in de hoogste klassen regelmatig geschiedenisles. Geschiedenis was vooral een vak voor de hoogste klas, niet alleen op particuliere scholen, maar ook op stadsarmenscholen. Dit laatste blijkt uit de boekenlijsten van weeshuisscholen in Delft uit 1844 waarop ook leerboekjes over Vaderlandse geschiedenis prijkten. Deze bevatten zelfs leerboeken over de lokale geschiedenis als die van stadsgenoot C. Bottelier, onderwijzer aan de Gereformeerde Weeshuisschool.
Het vak geschiedenis is in 1857 verplicht gesteld als schoolvak op de lagere scholen, evenals bijvoorbeeld aardrijkskunde en kennis van de natuur. Deze vakken waren vanaf die tijd ook onderdeel van het onderwijzersexamen. Van Wieringhen Borski schreef zelf een toelichting op de examenprogramma’s met literatuurverwijzingen. Ter voorbereiding op de examens en ook als vorm van nascholing bespraken de onderwijzers in het schooldistrict van Van Wieringhen Borski in hun maandelijkse vergadering van het onderwijzersgezelschap regelmatig leerstof uit de Vaderlandse geschiedenis. De schrijver gaf in zijn leesboekje geen uitvoerige aanwijzingen voor de onderwijzers, omdat het geschiedenisboekje vooral in zijn eigen district werd gebruikt en de meeste schoolboekenschrijvers in die tijd volstonden met aanwijzingen in het voorwoord. Van Wieringhen Borski volstond met de opmerking, dat de verhalen voor zichzelf spraken als zij de lessen goed voorlazen en daarbij zich onthielden van uitwijdingen tussendoor, zeker als die ook nog moraliserend waren:

’Elk Onderwijzer weet, dat het op goed lezen en wel begrijpen aankomt, en dat aan het einde van elke les eene indrukwekkende voorstelling der voorvallen meer afdoet, dan de gedurige inlassching van zedekundige opmerkingen.

Geschiedenis was voor Van Wieringhen Borski geen geïsoleerd vak, maar hij legde in zijn woord vooraf een nauwe relatie tussen de geschiedenis van Nederland en de Bijbelse geschiedenis. In dit boekje wilde hij zich echter beperken tot de allervoornaamste gebeurtenissen, omdat het in volksscholen vooral ging om de ‘aankweeking van Burgerdeugd’ Onwetendheid op het gebied van geschiedenis, achtte hij schadelijk zowel voor het land als voor het kind.

Een erudiete en geliefde schoolopziener
Van Wieringen Borski was een belezen en geleerd man, die in 1825 promoveerde op een proefschrift over koloniën in de oudheid. In redevoeringen haalde hij graag citaten van bekende geleerden uit de vaderlandse geschiedenis aan. Kort na zijn promotie aanvaarde hij het ambt als rector aan de Latijnse school in Franeker; in zijn rede bedankte hij zijn leermeesters voor de degelijke klassieke opleiding. Na vijf jaar volgde zijn benoeming als rector in Zierikzee, waar hij zijn vijfmaal herdrukte Handleiding voor Mythologie schreef. Ook hield hij toen een voordracht voor de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, Blik op het verleden, heden en toekomst van het vaderland. Deze werkte zo inspirerend en enthousiasmerend dat zij op veler verzoek in druk verscheen. In 1835 verhuisde Van Wieringhen Borski naar Delft, waar hij rector werd van het plaatselijk gymnasium. Zoals zovele van zulke scholen was ook deze in verval door afnemende leerlingenaantallen. Hij probeerde de school te verbeteren door een uitvoerig leerplan en duidelijke richtlijnen op te stellen. Zijn stadgenoten kregen in 1839 een door hem opgesteld pamflet over het herstel van de school en het nieuwe tijdperk dat het daardoor was ingegaan. Zijn betrokkenheid bij het onderwijs bleef niet onopgemerkt. In dat jaar werd hij benoemd als leraar Nederlandse Stijl- en Letterkunde aan de toenmalige Koninklijke Academie te Delft waar ingenieurs hun opleiding kregen. Daar besteedde hij veel aandacht aan literatuur. Zijn studenten voerden onder zijn leiding in de Stadsdoelen het toneelspel Jozef in Dothan van Joost van den Vondel op. Hij gaf ook vaak lezingen, met name over de rol van Oranje in Nederland.
Als schoolopziener was hij kritisch en bevlogen zoals blijkt uit verslagen van zijn bezoeken aan lagere scholen en bewaar- en kleinkinderscholen. Hij stimuleerde de onderwijzers tot vernieuwingen en nadenken over de didactiek. Dit blijkt onder andere uit een rekenboekje volgens de leerwijze van Pestalozzi dat onder zijn naam uitkwam, maar geschreven was door een onzekere en bescheiden onderwijzer, die zijn naam niet vermeld wilde zien. Van Wieringhen Borski stierf in het harnas. Nog veertien dagen voor zijn dood leidde hij een districtsvergadering van onderwijzers. De onderwijzerszangvereniging zong op zijn begrafenis het volgende treurlied:

‘Nog dreunt de slag ons in 't gemoed,
Als 't onweer opgekomen,
Toen ons een man, zoo wijs als goed,
Werd door den dood ontnomen.
Maar, schoon de smart
Ons aller hart
Van rouw doet overstroomen,
Een diep gevoel,
Een heilig doel
Deed ons hier samenkomen.
 
 Ontvang, o graf, dan in uw schoot
Het stoflijk deel eens braven,
Die in zijn stand, tot aan zijn dood,
Mocht woek'ren met zijn gaven.
Al daalt zijn lijk
In 't doodenrijk;
Al heeft hij ons begeven;
Zijn geest van de aard
Steeg hemelwaart
Tot d'oorsprong van zijn leven.
Ja, zijn assche rust' in vreê;
Maar zijn geest blijv' in ons leven!
Daar voorzeker is de beê,
Die op ieders tong mag zweven:
Trouw wordt dan de taak volbracht,
Die ons in het leven wacht.
 
 Treuren wij, 't is niet als zij,
Wien geen hoop meer is gebleven;
Eens toch zullen wij, als hij,
Door den dood gaan tot het leven.
Zalig, die dit heil verwacht:
Lieve doode, goeden nacht!’ :

Hoofdonderwijzer W. van Es hield namens zijn collega’s een hartelijke toespraak. De familie van de overleden schoolopziener verkocht enkele maanden later zijn indrukwekkende boekenbezit van 2610 werken.

Literatuur:

Bottelier, C. (1840). Beknopte geschiedkundige en plaatselijke beschrijving der stad Delft. Delft: J. de Groot.
Hoorn, I. van (1907). De Nederlandsche schoolwetten voor het Lager Onderwijs 1796-1907. Groningen: P. Noordhoff.
Wieringhen Borski, G. van (1845). Geschiedenis des Vaderlands. Een Leesboek in XLVIII Afdeelingen voor de hoogste klasse der volksscholen. Amsterdam: Ten Brink & De Vries. Herdrukken in 1855 en 1863.
Wieringhen Borski, G. van (1831). Handleiding tot de mythologie voor het onderwijs in de gymnasiën. Zierikzee; J. van de Velde Olivier.
Wieringhen Borski, G. van (1831). Blik op den verledenen, tegenwoordigen en toekomenden toestand des Vaderlands. Zierikzee: J. van de Velde Olivier.
Wieringhen Borski, G. van (1839). Aan mijne stadgenooten bij de herstelling van het Stedelijk Gymnasium. Delft: B. Bruins.
Wieringhen Borski, G. van (1844). Handleiding tot het aanvankelijk onderwijs in de cijferkunst, volgens de beginselen der getalleer uitgegeven ten dienste der lagere scholen. Leyden: D. du Mortier en Zoon.
Wieringhen Borski, G. van (1864). Met Oranje, Nederland; door Oranje de Nederlandsche volksvrijheid; herinnering aan het halve- eeuwfeest van Neêrlands met volksvrijheid gekroonde herstelling. Schiedam: Roelants.
Wieringhen Borski, G. van (1866). De programma’s voor de acten van bekwaamheid tot het geven van lager schoolonderwijs. Schiedam: H.A.M. Roelants.
Wijnmalen, Dr. T.C.L. (1871) Levenberigt Dr. Gerard van Wieringhen Borski. Leiden: Maatschappij der Nederlandse letterkunde.

Afbeeldingen:

  1. Foto van G. van Wieringhen Borski. (Digitaal via MR naar Onderwijsmuseum. afkomstig uit het Gemeente Archief van Delft
  2. Afbeelding van de schoolplaat waarop Koning Willem I in vol ornaat staat Titelpagina van het Voorblad
  3. Tijdtabel in Leesboek voor de hoogste klasse der volksscholen voor de Vaderlandsche geschiedenis

 

Van Wieringhen Borski,1845. Dit boek staat integraal op de website van het Nationaal Onderwijsmuseum.

Wijnmaalen, 1871, 53-76.

Van Wieringhen Borski,1845, 11-12.

Van Wieringhen Borski,1845, 1-2.

Van Wieringhen Borski, 1864.

Van Wieringhen Borski, 1845, 88-96.

Van Wieringhen Borski, 1845, 96-98.

Van Hoorn, 1907, 229-230.

Gemeente Archief van Delft, Archief van de plaatselijke Schoolcommissie (106), inv. nr. 7, artikel 5g. Reglement van eene Kweekschool voor onderwijzers van den vierden Rang, onder het bestuur der Commissie van Directie van Stadsscholen binnen Delft, 1840.

Rijks Archief Haarlem, Toegangsnummer 306 1, inv. nr. 1825, Overzichten van de godsdienstige en zedekundige leesboeken op de openbare scholen in Noord- en Zuid-Holland, 1844.

Van Wieringhen Borski, 1866, 26-28.

Van Wieringhen Borski, 1845, Voorberigt.

Van Wieringhen Borski, 1831, III.

Van Wieringhen Borski, 1839, 1-16.

Gemeentearchief Delft, Archief van de Curatoren van de Latijnse school en regenten van het fraterhuis en het stedelijk gymnasium (archiefnummer 124).

Algemeen Rijksarchief , Rijksschooltoezicht in Zuid-Holland 1801-1857 (Archief nummer 3.12.01); Archief van de Plaatselijke schoolcommissie in Delft 1812-1920 (Archiefnummer 106).

Van Wieringhen Borski, 1844, VI-VII.

Nieuwe Bijdragen 1869, Schoolnieuws p. 271 door A. de Vletter, Secretaris der districts-vereeniging en De Wekker, 27 januari 1869; Ontboezeming van de Onderwijzers-Zangvereeniging Amicitia, te Delft bij het graf van den weled. zeergel. heer Dr. G. van Wieringhen Borski, Rector van het gymnasium en Schoolopziener in het 2de school district van Zuidholland. Overleden 2 Februari 1869. Delft: Van Oel.

Catalogus van de Verkooping 19-23 october 1869 van eene fraaije verzameling boeken in Delft.