Home | Sitemap | Contact Us


Vitrine. Waarom vijftig jaar Veilig leren lezen? Lessen jr.1 nr. 1, 2006

Marry Remery

Zoals u elders in dit blad heeft kunnen lezen is de Vereniging van Vrienden van het onderwijsmuseum gestart met het inrichten van een kleine expositie in de hal van het museum. Vanuit het bestuur ben ik aangewezen als contactpersoon en mag daarom als eerste beginnen. Ik heb gekozen voor een leesmethode die de laatste vijftig jaar op de meeste scholen van Nederland werd en wordt gebruikt. Heel veel volwassenen, die na 1955 geboren zijn, hebben de kunst van het lezen geleerd met de beginwoorden boom, roos en vis. De expositie laat de boekjes en materialen zien vanaf 1958 tot heden. We hebben een indeling gemaakt in vier perioden, omdat er na de eerste versie driemaal ingrijpende veranderingen zijn doorgevoerd. De oudere materialen komen uit het depot van het museum. Door de uitgever zijn belangeloos de nieuwste materialen beschikbaar gesteld. Bij de balie van het onderwijsmuseum kan iedere geïnteresseerde bezoeker een uitgebreide achtergrondbeschrijving krijgenvan de geschiedenis van de methode. De trouwe lezers van De School Anno hebben in het zomernummer van 2005 al een kort artikel gezien. In dit artikel probeer ik enige verklaringen te geven voor de populariteit van de methode.

De uitgangspunten

De methode Zo leren lezen, Veilig leren lezen werd in 1958 door frater Caesarius Mommers in concept ontworpen, na een analyse van zevenentwintig leesmethoden, die toen in Nederland werden gebruikt. Na een vergelijking van de sterke en zwakke punten van de verschillende werkwijzen, stelde hij voor om in een nieuwe methode veel nadruk te leggen op het structureren van woorden.
‘Leren is in vele gevallen structureren, een structuur is een geleed geheel. Men kent bepaalde dingen eerst goed als men de structuur ervan doorziet. Zo is het ook met lezen. Zelfstandig lezen is alleen mogelijk als de structuur van het spellingssysteem wordt doorzien. Om in dit systeem werkelijk inzicht te krijgen, moet men uitgaan van het hele woord, maar men moet niet verzuimen deze woorden zowel acoustisch als visueel grondig te structureren. Dit mag niet aan het toeval worden overgelaten.’
Mommers groepeerde de woorden rond thema’s waarvoor jonge kinderen belangstelling hadden. Nadat de woorden globaal aangeleerd waren, liet hij allerlei analyse- en syntheseoefeningen doen. De kinderen leerden klanken onderscheiden en verbindingen leggen met visuele woordbeelden. Op geleidelijke wijze bracht hij een koppeling aan tussen de ontwikkeling van de technische leesvaardigheid met de taalontwikkeling. De uitgangspunten die hij voor de nieuwe methode koos waren zo ijzersterk dat ze nu nog de basis vormen van de modernste versie van Veilig leren lezen, die in 2003 verscheen. De inmiddels tachtigjarige Mommers verstaat de kunst om nieuwe inzichten over de didactiek van het leren lezen te integreren tot een samenhangend geheel met de oudere fundamenten.

Structuur en  handleiding

Met een werkgroep bestaande uit andere fraters en broeders, die zelf lesgaven op lagere scholen, maakte frater Mommers in 1960 de eerste versies. Op grond van de praktijkervaringen stelden ze de lessen en handleidingen bij en werden de boeken op grotere schaal verspreid door uitgeverij Zwijsen, die tot 1958 de Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis van de fraters in Tilburg heette.
De methode bestond uit tien leesboekjes rond verschillende thema’s. Voor klassikaal gebruik waren er wandplaten en woordstroken. Op een heel systematische wijze leerden de kinderen een woord als b oo m in stukken hakken en weer aan elkaar plakken. Door middel van allerlei klankoefeningen, klapspelletjes en werkbladen leerden ze vlot lezen. In de handleiding stonden nauwkeurige aanwijzingen voor de leerkrachten om met de kinderen stap voor stap vooruit te gaan. In de zestiger jaren was dit een boekje van 160 pagina’s. In 1980 en 1991 bestonden de handleiding uit twee à drie dikke multomappen met honderden pagina’s vol achtergrondinformatie. In 2003 zijn twaalf afzonderlijke deeltjes gemaakt, voor elk thema één. De degelijke handleidingen geven de leerkrachten veel houvast, alhoewel ze in sommige gevallen ook wat verstikkend kunnen werken als de leerkracht niet durft af te wijken van de methode.

Aantrekkelijke illustraties en vormgeving

Toos Koedam maakte de illustraties, die voor die tijd heel speels en voor kinderen, maar ook volwassenen aantrekkelijk waren. Vooral de wandplaten zullen bij velen herinneringen oproepen. Elke keer als er een nieuw woord was geleerd hing de leerkracht een nieuwe plaat op tot de hele klas vol hing. In 1980 maakte Toos Koedam opnieuw de illustraties bij de structuurwoorden en voorzag de boekjes van nieuwe plaatjes. Er zijn juweeltjes van afbeeldingen, bij zoals u op de bijgevoegde foto’s kunt zien. Ook in de nieuwere versies heeft de uitgever veel geïnvesteerd in mooie illustraties. Verschillende kunstenaars en een heel team van vormgevers werkt nu aan de methode. Zo zijn er bijvoorbeeld reuzenprentenboeken gemaakt die geschikt zijn om voor te lezen en uitnodigen tot activiteiten.
In de derde versie van 1992 werd het beginwoord boom vervangen door maan, vanaf deze tijd werd gesproken van Boomversie en Maanversie. In 2003 verscheen de Tweede Maanversie die herkenbaar is door het gevarieerde en kleurrijke materiaal. Inmiddels staat de werkgroep onder leiding van LudoVerhoeven en is een heel team deskundigen bezig met het maken van verantwoord en aantrekkelijk materiaal

Multi-media

Al in de jaren zestig begon elk thema met een spannend verhaal en een filmstrook. Het was wel heel bijzonder om een leesles te kunnen beginnen met de projectie van gekleurde plaatjes over bijvoorbeeld Duimelieliesje of Sneeuwwitje. Het onderwijsmuseum heeft deze filmstroken in de collectie en de meeste zijn inmiddels gedigitaliseerd toegankelijk.
In het begin van de jaren tachtig was frater Mommers al een van stimulatoren om computerprogramma’s te ontwikkelen bij de methode. Voor de kinderen is software gemaakt met oefenstof die aansluit bij de methode. Er zijn verschillende gebruiksmogelijkheden voor diverse doelgroepen. Zo leerden bijvoorbeeld kinderen met het syndroom van Down met deze methode beter lezen dan op de traditionele wijze. Voor de leerkrachten ontwikkelde Mommers met een team van de Universiteit van Nijmegen een computerprogramma om de vorderingen van de kinderen systematisch te volgen. Het geheim van het programma, Liskal genoemd, was dat de computer op basis van de ingevoerde gegevens berekende hoe de vooruitgang van een kind zou zijn de komende maanden als de leerkracht geen extra maatregelen nam. Leerkrachten die alert waren en de predictie goed analyseerden planden op tijd extra hulp voor leerlingen die dat nodig hadden. Het programma is nooit op grote schaal verspreid omdat midden jaren tachtig nog een hevige strijd gevoerd werd over de besturingssystemen. Uiteindelijk verscheen in de jaren negentig een aangepaste versie met een uitgebreid leerlingvolgsysteem, de Veilig-Leren-lezen-Manager genoemd.
De laatste jaren speelt de aparte website, die voor de methode is gemaakt, een belangrijke rol bij de informatievoorziening voor onderwijsbegeleiders, onderwijzers en leidinggevenden. Zij kunnen zelfs kant en klare delen voor het schoolwerkplan en de schoolgids downloaden. Voor ouders die met de kinderen thuis willen aansluiten op het leerproces in school is er ook genoeg op te vinden en te doen.

Verspreiding gesteund door kweekscholen en begeleidingsdiensten

De methode vond in de jaren zestig een wonderlijk snelle verspreiding op de scholen. Van  vijf procent in 1962 steeg het gebruik naar bijna negentig procentin de jaren tachtig. Aanvankelijk gebruikten alleen katholieke scholen  de methode  Zó leren lezen . Een beknopte handleiding met de kenmerken van de methode werd op alle kweekscholen gratis verspreid en vormde al gauw een verplicht onderdeel van de didactieklessen. Het Katholiek Pedagogisch Centrum gaf in die tijd op veel plaatsen vernieuwingscurssussen vaak gekoppeld  aan deze methode. Bovendien kregen besturen aantrekkelijke korting als meerdere scholen tegelijk inkochten.
Een gunstige bijkomstigheid was dat Godfried Bomans in 1960 een artikel in de Volkskrant schreef over verouderde methoden in het katholiek onderwijs. Hij schreef bijvoorbeeld over een veelgebruikte leesmethode: “Waarom zijn die plaatjes weer zo hopeloos ouderwets? Waarom hebben nu juist deze kinderen onmogelijke kleren aan, met kousen tot bovenaan toe en hoofddeksels die geen sterveling meer draagt? ….Door dit malle gedoe ontstaat in de geest van het kind, dat een jaar lang tegen die onzin heeft aangekeken, de voorstelling dat braafheid ook noodzakelijk suf moet zijn. En deze verbinding raakt het zijn hele leven niet meer kwijt.” Vele scholen gebruikten dit artikel   als onderbouwing bij de subsidieaanvraag voor de nieuwe methode Veilig Leren lezen.
In een cursus van Teleac gebruikten de programmamakers de methode Caesar, naar de fraternaam van Mommers genoemd, als uitstekend voorbeeld voor geprogrammeerde instructie. Daardoor vond verdere positieve beeldvorming plaats. Ook christelijke en openbare scholen wilden de methode gaan gebruiken. Voor dit doel maakte de uitgeverij Zwijsen een neutrale versie onder de naam Veilig leren lezen. Hierin waren enkele sprookjes en wel erg katholiek getinte verhalen weggelaten.

Verdergaande differentiatiemogelijkheden

Vanuit de praktijk kwamen er regelmatig suggesties voor aanvullende materialen. Zo waren bijvoorbeeld in Friesland kleine stevige leesboekjes gemaakt, de Botjes, die kinderen al in de eerste weken aan opa en oma konden voorlezen. Met een onderwijzeres uit Tilburg werd het idee van een speelleesset uitgewerkt, die door bijna alle scholen in Nederland is aangeschaft. In plastic ladenkastjes zaten allerlei spelletjes en puzzels om het leren lezen aantrekkelijk te maken en bepaalde moeilijkheden door oefenen te overwinnen.
Het grote verschil met de oudere versies uit 1960 en 1980 is dat er in 2003 op veel verschillende manieren rekening wordt gehouden met verschillen tussen leerlingen, In 1960 was de aanpak strikt klassikaal en dat is lange tijd zo gebleven. In 2003 zijn er vele mogelijkheden om in niveaus en individueel te werken. Voor de reguliere groep is het zogenaamde Maanmateriaal en voor vlugge kinderen de Zonreeks. Zij krijgen allemaal wel hetzelfde thema maar de teksten en vervolgopdrachten verschillen in moeilijkheidsgraad. In de loop van het jaar kan de leerkracht nog verder differentiëren door de raket- of steraanpak. Sterkinderen krijgen extra uitleg en gaan in een rustiger tempo.
Voor kinderen die extra zorg en begeleiding nodig hebben is een aparte versie ontwikkeld die op veel scholen voor speciaal basisonderwijs zijn ingevoerd.

Preventie van leesmoeilijkheden

Mommers legt in zijn publicaties de laatste jaren nadrukkelijk het accent op de preventie van leesmoeilijkheden. Het percentage uitvallers is aan het einde van de leerjaren van groep drie en vier nog steeds te hoog.  Uit internationaal onderzoek blijkt dat vroegtijdig oefenen met fonemen (klanken) en grafemen (afbeeldingen)  positieve invloed heeft op de leesontwikkeling. Daarnaast speelt leesmotivatie een belangrijke rol. Naast de methode zijn er veel aantrekkelijke leesboekjes gemaakt door bekende kinderboekenschrijvers, die kinderen tot lezen stimuleren. Voor kinderen met leesmoeilijkheden zijn aparte series gemaakt met eenvoudige teksten, maar wel spannende verhalen.
Uit het gehele aanbod blijkt dat de uitgeverij Zwijsen veel investeert in moderne ontwikkelingen. De verkoopcijfers tonen aan dat ruim driekwart van de scholen in Nederland en Vlaanderen  prijs hierop stelt. Bij de hoge prijs en overdaad aan materialen zet ik wat kanttekeningen.

Vanaf de zestiger jaren leert de meerderheid van de Nederlandse kinderen lezen met deze methode. De tijd zal leren of de beelden en klanken van boom, maan, roos en vis, net zo klassiek gaan worden als die van aap, noot en Mies. Ik denk van wel. Bij het opzoeken, uitpakken en het inrichten van de kleine expositie was er voor vele betrokkenen al een feest der herkenning. Enkelen begonnen spontaan klanken te hakken en te plakken met hun handen.

Tot slot

Ik vond het zelf erg leuk om de methode Veilig leren lezen als eerste onderwerp te kiezen voor de vitrine. Ik ken de methode vanuit de praktijk. Al in 1963 moesten we op de kweekschool de kenmerken leren van de methode Veilig leren lezen. Het leesonderwijs was en is nog steeds een centraal vak. Als beginnende onderwijzeres had ik in 1965 de eerste klas en volgde toen de handleiding nauwgezet. Bij de kinderen waren vooral de filmstrips en stempels favoriet.
Onze drie Remery-kinderen hebben in de jaren tachtig hun leeskunsten geleerd met deze methode. De woorden boom, roos en vis roepen bij hen veel herinneringen op en hun schriftjes liggen nog op de vliering. Bij mijn werk als bestuursconsulente in Den Haag stond de methode ter discussie als hulpmiddel bij achterstandsbestrijding en de vormgeving van zorgverbreding. Tenslotte heb ik de laatste jaren, bij de inspectiebezoeken, veel variaties gezien in het gebruik van de methode door kinderen en leerkrachten. Er zijn nog steeds verbetermogelijkheden om de uitval bij lezen te beperken. Onderwijs blijft een zaak van vakmensen en goed gereedschap.

Literatuur:
C. Mommers en G. Janssen, Zwijsen, een Passie voor uitgeven. Geschiedenis van een educatieve uitgeverij, Tilburg 1997.
Fr,M, Cesarius, Aanvankelijk lezen, Een kwalitatief vergelijkende studie van een aantal hedendaagse Methoden voor aanvankelijk leesonderwijs in Nederland, Drukkerij van het R.K. Jongensweeshuis, Tilburg 1958.
Handleidingen bij Zo leren lezen en Veilig leren lezen, 1960, 1980, 1991 en 2003.
www.veiliglerenlezen.nl

illustraties: 4x de eerste drie woorden van de wandplaten boom (maan) , roos, vis.
En 2 x illustratie uit deeltje 1 van de leesboekjes. Handleiding kern 1 p.21