Home | Sitemap | Contact Us


Taalonderwijs van de Broeders van Maastricht. Taalactiveringsprogramma’s en de Praxis-reeks

In dezelfde periode kwam er steeds meer aandacht voor de relatie tussen taal en denkontwikkeling. Vooral de Engelse onderwijssocioloog Basil Bernstein toonde aan dat gering verbaal vermogen een belemmering vormde bij leer- en schoolprestaties. Broeder Anton van der Geest en broeder Wim Swüste, maakten vanuit de nieuwste inzichten afwisselende oefeningen in ‘Taalactiveringsprogramma’s’. Drie losbladige oranje mappen en werkbladen boordevol met suggesties voor taalspelletjes met kleuters en kinderen van de lagere school, die aansloten op de kinderlijke belevingswereld en motoriek, en het spelelement in het leerproces inschakelden. Anton zorgde voor de theoretische achtergronden en tekeningen, en Wim maakte talrijke verhaaltjes. Op het overvolle bureau van Anton van der Geest stonden een paar dozen waarin alle ideeën die op losse papiertjes geschreven waren gegooid werden. Van tijd tot tijd werden deze geordend en gebundeld tot handzame werkbladen. De mappen kwamen in een tijd dat er veel aandacht was om kinderen met taalachterstanden door compensatieprogramma’s te helpen, en dat kleuterleidsters en leerkrachten van de lagere scholen met elkaar inhoudelijk gingen samenwerken.51

De twee broeders waren deskundige, bevlogen en creatieve personen die vanuit hun Centrum voor Onderwijs Service (COS) dat in 1967 was gestart, veel onderwijsteams inspireerden tot samenwerking en een speelse aanpak van het onderwijs. De Haagse katholieke onderwijzers voelden zich gesteund en geïnspireerd om het taalonderwijs ingrijpend te vernieuwen.52 Op het Westeinde en de andere scholen draaiden de stencilmachines overuren om de experimentele opdrachten uit te proberen en de reacties van de kinderen en leraren terug te koppelen naar het COS. De tijd was rijp om de strakke methodische opzet van de voorgaande methoden wat losser te hanteren en veel zaken in projecten en creatieve middagen te verwerken. Het was aantrekkelijk dat de inhoud van de suggesties niet gebonden was aan de seizoenen en dat de inhoud in willekeurige volgorde gebruikt kon worden. Anton van der Geest en Wim Swüste reisden tien jaar lang door het hele land, zoals in het volgende hoofdstuk wordt besproken. In de loop van de jaren zeventig werden hun ervaringen gebundeld in de zogenaamde Praxis-reeks van Malmberg met titels als ‘Plezier in boeken’, ‘Spelen met taal’, ‘Werken aan taal’ en ‘Gebruik van de schoolmediatheek’. Op de achterflap van ‘Werken aan Taal’ stond de bedoeling als volgt beschreven:
Werken aan taal is een werkboek, een praktijkgericht vademecum, dat steun kan geven aan het programmeren van taalactiviteiten in de praktijk van alledag en bij het opstellen van een schoolwerkplan taal. Belangrijke facetten van het moedertaalonderwijs komen aan de orde: luisteren, spreken, lezen, stellen, creatief taalgebruik, taalprojecten met veel praktische voorbeelden en suggesties voor bespreking van de onderdelen voor teamvergaderingen. Uiteindelijke bedoeling: activering van taaltalent langs uitgestippelde wegen.53
In 1978 verscheen het laatste boek dat zij samen met anderen maakten in de Praxis-reeks. De ‘Spellingwijzer’ die vanwege de zwarte omslag van de cassette waarin de leidraad en de woordfrequentielijsten zaten, door hen spottend hun grafsteen werd genoemd. Vooraf waren alle woorden uit de spellingoefeningen uit de drie meest gangbare taalmethoden op kaartjes genoteerd. Daarnaast werden de woordjes uit opstellen van 1.500 schoolkinderen geïnventariseerd en werden de 5.000 meest gangbare woorden door een woordfrequentieonderzoek van de Technische Universiteit Eindhoven geregistreerd. Op basis hiervan ontstond een frequentielijst en groeiden de woordpakketten die de leerlingen wekelijks moesten oefenen, deels als huiswerk, deels in de lessen.54
Helaas overleed Anton van der Geest op te jonge leeftijd in 1979.55 Wim Swüste werkte nog korte tijd mee aan de eerste opzet van een nieuwe taalmethode die in 1982 bij Malmberg werd uitgegeven onder de naam ‘Taal Actief’. Andere Broeders van Maastricht, zoals Harold Kok, Bert van Rijn, Ferrie Kompier, en Bert van Duren, zetten de traditie van goed en aantrekkelijk taalonderwijs in deze methode voort. In de eerste versie lag bij de aparte reeks boekjes - ‘taalspel’ genoemd - het accent op luisteren, spreken en stellen. Deze aspecten werden in zeer afwisselende werkvormen en leeractiviteiten aangeboden. Bij taalbeschouwing moesten de kinderen zelf de regels ontdekken, ervaren en speels bezig zijn met taal. Bij de methode hoorde ook een reeks met spellingboeken voor het tweede tot en met het zesde leerjaar, ‘woordspel’ genoemd. De handleidingen gaven de onderwijsgevenden voldoende houvast om hun lessen degelijk voor te bereiden. De methode werd door heel veel scholen gekocht en ingevoerd. Door veranderde inzichten op het gebied van individualisering en zorgverbreding werden de mogelijkheden voor differentiatie voor spellingzwakke kinderen vergroot en was er ook verrijkingsmateriaal. Instap-, signaal- en controle-dictees waren de eerste stappen op weg naar een leerlingvolgsysteem dat steeds uitgebreider werd. Er kwam meer aandacht voor verschillende leerstrategieën en zo ontstond in de jaren negentig een vernieuwde versie van ’Taal Actief’. In 2010 is een sterk gemoderniseerde derde versie in de handel en op deze wijze leeft de erfenis van de broeders nog in de Nederlandse basisscholen voort.56