Home | Sitemap | Contact Us


Aardrijkskundeonderwijs van de Broeders van Maastricht. Op Verkenning (1955)


Op Verkenning week af van de traditionele aanpak waarin alle leerstof hapklaar was opgediend. In de boeken was de leerstof in principe zo veel mogelijk beperkt, omdat de leerlingen zelf op onderzoek uit moesten gaan door allerlei opdrachten uit te voeren. Na een heemkundige oriëntatie in de eerste twee klassen, ging de derde klas, met kabouter Pim als gids, op verkenning door het land van de mensen. In de boekjes voor de leerlingen stonden in verhaalvorm leeslesjes met basisinformatie, aangevuld met gevarieerde illustraties en vragen. De toon van de lessen was aangepast aan de leeftijd van de kinderen. In de derde klas gingen de kinderen bijvoorbeeld met kabouter Pim op ontdekking bij een boerderij, maar in de zesde klas hielden ze interviews over het leven in het Midden-Oosten en waren er mooie foto’s geplaatst van ontdekkingsreizen op de maan. Dit was een actueel thema omdat de Russen in 1957 voor het eerst in een satelliet rond de aarde vlogen en voor het zogenaamde Spoetnikeffect zorgden.

Bij de methoden hoorden ook werkboekjes met invullesjes voor eenmalig gebruik en atlassen die aangepast waren aan de leerstof in de afzonderlijke klassen, compleet met topografieregisters en herhalingsboekjes voor de basisstof. Het was inmiddels gebruikelijk om met meerdere broeders samen te werken aan een methode, dit keer onder de dekmantel van B.S. van der Hart en B.P. Winters (de broeders Silvino, Patricio, Rafaël, Josephus, Auxilius en Edwin. De tekeningen waren o.a. van Piet Broos, H.G. Kresse, W. Hagemans en G. ’s-Gravendijk (broeder Gamaliël).76 Voor de aanstaande onderwijzers op de kweekscholen maakten de schrijvers een kort overzicht. Daarin benadrukten de schrijvers dat het aantal feiten en verschijnselen beperkt was, wel stond het ontdekken van samenhang en oorzakelijk verband voorop en de mens centraal:

De leerlingen moeten dus Op Verkenning uit onder onze leiding. Wij verschaffen de geschikte oefenstof, wij bieden de gelegenheid, maar de jeugdige verkenners zullen zelf de hand aan de ploeg moeten slaan. Het aardrijkskundeonderwijs zij doortrokken van leerlingen-aktiviteit, gericht op exploratie. En dat betekent dus, dat het traditionele onderricht, waar alles kant en klaar opgediend is, een tamelijk precies tegenovergesteld, en wij zouden zeggen averechts standpunt inneemt.77

Bij de ontwikkeling van de nieuwe aardrijkskundemethode in de jaren vijftig speelde broeder Rafaël de Groot een zeer belangrijke rol. Hij was zelf begonnen met de opzet en uitwerking van de nieuwe aanpak in het aardrijkskundeonderwijs. Als inspecteur van het onderwijs binnen de congregatie van de Broeders van Maastricht en tevens voorzitter van de Raad van Onderwijs zorgde hij ervoor dat vele broeders binnen de gestelde conceptuele en didactische kaders bijdragen leverden. In het archief van de broeders zijn dikke dossiers bewaard gebleven, waaruit blijkt dat elk concept kritisch van commentaar werd voorzien en verbeterd. De broeders deden veel onderzoek om correcte gegevens en afbeeldingen te verzamelen. Vooral de samenstelling van de aardrijkskundemethode vroeg nauwgezet tekenwerk en actualiseren van de gegevens bij de talrijke herdrukken. Er was een nauwe samenwerking tussen de uitgever Malmberg, broeder Rafaël en de drukker Smulders.78 De recensies waren lovend en binnen korte tijd voerden duizenden scholen de methode in. Bij het verschijnen van het leerboek voor het vijfde leerjaar schreef men:

Al het goede dat er over vroegere deeltjes van deze op en top moderne aardrijkskundige methode, die nauwelijks nog aan de konventionele van weleer herinnert, gezegd is, zou hier te herhalen zijn. Het idee van Niels Holgersons wonderbare reis vinden we terug, maar geheel aangepast aan de technische verworvenheden van onze dagen. Het bekende groepje reist ditmaal door Europa. Met de SAS vliegen ze naar Skandinavië, ze komen overal en verkennen alle Europese landen.79.

Het verkeersonderwijs werd in de jaren vijftig ingevoerd op de scholen. Broeder Josephus Haenen zorgde in 1956 voor een boekje over verkeersonderwijs voor jonge kinderen met Jan Klaasen in de hoofdrol. Het was eigenlijk geen gewoon leesboek maar een poppenspel dat in de klas of thuis opgevoerd kon worden. Het ontstaan was te danken aan een prijsvraag van de onderwijsverkeerscommissie in Amsterdam. De inzending van Haenen werd bekroond omdat kleine kinderen op deze wijze veel gemakkelijker vertrouwd raakten met de meest elementaire verkeersregels dan zij in een levensechte situatie zouden doen. Jarenlang is dit verkeersboekje met fleurige tekeningen van W. Hagemans herdrukt en gebruikt in de eerste klas en op kleuterscholen.86