Home | Sitemap | Contact Us


Aanvankelijk lezen Broeders van Maastricht. Een nieuwe wereld (1951- ca. 1963)

Coenen en van Gestel (pseudoniem van de broeders Liduino Koning en Beatus Roeling). Ook deze methode was gebaseerd op de psychologische opvatting dat mensen totalen globaal waarnemen en pas later de onderdelen spontaan gaan herkennen. Op de eerste schooldag hing een grote schoolplaat uit de leesmethode voor het bord. De broeder vertelde daarbij over een klein meisje, Fien, dat bloemen ging plukken om haar moeder te verrassen op haar verjaardag. Haar kleine broertje, Wim, was met haar meegegaan. Toen ze terug naar huis gingen, kwamen ze ‘Jan de tuinman’ tegen die nog een pot met bloemen meegaf. Aan de hand van enkele vervolgverhalen kwamen de kinderen steeds meer te weten over de kleine avonturen van Fien en Wim en leerden zij spelenderwijs een aantal normaalwoorden, zoals: ‘maan, zaag, fien, vier, koek en schoen’. Deze bestonden uit zuivere klanken en waren uitgangspunt voor de leeslessen.

Na enkele dagen kreeg elk kind een kleine kaart met de behandelde woorden erop, die zij op een doorzichtig blaadje met potlood moesten overtrekken en ook na moesten leggen met letters uit hun letterdoos. Na een week konden de meeste kinderen de woorden herkennen. Op basis daarvan leerden ze hoe ze de zinnen uit het eerste leesboekje ‘De droom van Wim’ konden ‘lezen’ door de woorden als geheel te herkennen.
Daarbij leest de onderwijzeres met heldere stem op een levendige en vriendelijke toon de eerste zin, herhaalt die nog eens en de kinderen gezamenlijk of afzonderlijk zeggen haar na terwijl men op het bord aanwijst. Niet elk woordje achtereenvolgens aanwijzen, maar heel de zin. Zo doet men ook met de tweede zin. Dan allebei achter elkaar en vervolgens het hele lesje.18

Pas na enige tijd mochten de kinderen in hun oefenboekje, met de letters uit hun letterdoos, woorden samenstellen en werden er groepen klinkers en medeklinkers behandeld. In de leesboekjes die volgden, moesten de kinderen tijdens het voorlezen met een kaartje aanwijzen waar degene die voorlas, was gebleven. Zo kon de onderwijzer(es) goed zien of iedereen wel meedeed. Van lieverlee werden de leesoefeningen die op het bord werden geschreven, moeilijker. Uiteindelijk leerden de meeste kinderen tussen november en Pasen zodanig lezen dat ze zelf nieuwe teksten konden ontcijferen. Aan het eind van het jaar hadden ze klassikaal acht leesboekjes doorgewerkt en drie oefenboekjes.

Toch waren er nog te veel uitvallers bij de globaalmethode en vanaf de jaren zestig stapten de meeste scholen over op een methode die uitging van het structureren van woorden, genaamd ‘Zó leren lezen’ van de werkgroep F.B. Caesar; later ‘Veilig leren lezen’ genoemd. De Broeders van Maastricht namen vooral in de beginperiode in een werkgroep actief deel aan de opzet van de methode. Met de Fraters van Tilburg en Utrecht werd een globale verdeling voor de inkomsten aangehouden in de verhouding van 30:30:10. Al spoedig nam uitgeverij Zwijsen het alleenrecht en die heeft nu al een halve eeuw meer dan 80% van de markt op het gebied van aanvankelijk lezen.19