Home | Sitemap | Contact Us


Het eerste lees- en schrijfonderwijs van broeder Vincent (1900-1913).

In 1898 gaf het hoofdbestuur van de congregatie in Maastricht broeder Cyprianus Andreae de opdracht om een nieuwe methode te ontwikkelen voor de publieke markt, waarbij lezen en schrijven verbonden zouden blijven. Broeder Cyprianus Andreae (1866-1950) was gedurende bijna een halve eeuw de meest productieve schrijver van methoden die door de Broeders van Maastricht waren ontwikkeld en door Malmberg werden uitgegeven. Hij gebruikte verschillende pseudoniemen waarvan A. Vincent en (B.)C.(H.) Kloostermans het bekendst zijn.9

In 1900 verscheen bij uitgeverij Malmberg, onder de naam van A. Vincent, ‘Het eerste lees- en schrijfonderwijs’ in zes deeltjes met een uitvoerige handleiding. De boekjes werden direct al op vele katholieke scholen ingevoerd en tot 1910 wel negenmaal ongewijzigd herdrukt. Bij de tiende druk vonden enkele aanpassingen plaats, daarna volgden de elfde tot en met de dertiende druk, in totaal 11.000 exemplaren. De illustraties werden verzorgd door Henri Leeuw.

Bij het leren van letters in de lees-schrijfmethode ging Vincent uit van ‘grondwoorden’, dat wil zeggen woorden waarin alle lettergeluiden voorkomen en dus ook alle lettertekens die de onderwijzer moest behandelen. De eerste reeks grondwoorden bestond uit: ‘in-vin-uur-een-en-riem-oom-raam-man-moe-wim-roos-vos-zon-zus-noot-doos.’ Het eigenlijke lezen werd door vooroefeningen ingeleid. Na het aanleren van de begrippen rechts, links, boven, onder en vingeroefeningen met het potlood of de griffel, leerden de kinderen uitvoerig de eenvoudige letterelementen schrijven op hun lei.
In zuivere schrijfleesmethodes wordt alles wat gelezen wordt ook goed methodisch geschreven. Zodra echter alle letters en hare verbindingen zijn behandeld, gaan beide vakken hun eigen gang, wijl verdere verbinding onnoodig en ongewenscht is. Moeilijke verbindingen worden uitgevoerd op het letterplankje of op het letterbord, ook al met de letterdoos.10

Pas na enige weken kregen de kinderen van de eerste klas een leesboekje in handen. Daarnaast werd veel nadruk gelegd op de bordoefeningen. Het eerste boekje bestond uit korte verhaaltjes en vragen, waarin de eenlettergrepige grondwoorden waren verwerkt. In de loop van het jaar werden zes deeltjes klassikaal doorgewerkt.