Home | Sitemap | Contact Us


Aanvankelijk lezen en schrijven in de 19e eeuw bij de Broeders van Maastricht

Aanvankelijk leren lezen met de lees-schrijfmethoden van de Broeders van Maastricht
Meester Roelofs kreeg in 1850 vijf ‘Leesboekjes voor eerstbeginnende kinderen’ in handen, omdat de Fraters van Tilburg die als reclame hadden opgestuurd naar de nieuwe school in Den Haag. De boekjes hadden de goedkeuring van Mgr. Zwijsen omdat het echte katholieke boekjes waren met godsdienstige versjes en lesjes. De methode was gebaseerd op de klankmethode van P.J. Prinsen, de invloedrijke directeur van de Rijkskweekschool in Haarlem.1

De Broeders van Maastricht waren echter niet zo gecharmeerd van de Noord-Nederlandse opvattingen. De eerste broeders die naar Den Haag gekomen waren, zoals broeder Servatius Voss en Hieronymus Leenders hadden hun onderwijzersopleiding in Sint Truiden in België gekregen.2 Zij maakten daar kennis met een leerwijze waarbij lezen en schrijven gelijktijdig werden aangeleerd aan de kinderen in de laagste klas.

In Den Haag waren in 1861 twee deeltjes gedrukt van deze ‘schrijfleesleerwijze’ bij drukker Langenhuijzen die tevens lid was van de schoolcommissie van de Vincentiusvereniging. De boekjes werden gebruikt in de scholen aan het Westeinde en ook in de Aloysiusschool van de Zusters van Roosendaal op de Brouwersgracht. In 1867 was een herdruk nodig, die waarschijnlijk door broeder Ambrosius de Jong bewerkt was tot drie deeltjes. De broeders lieten ditmaal de boekjes drukken bij T.C.B. ten Hagen die inmiddels ook lid van de schoolcommissie was geworden.

In 1883 volgde een derde druk waarvan ik samen met de archivaris in het klooster in Sint Agatha op een onverwachte plaats een verfromfraaid en stukgelezen exemplaar vond. Het bleek het ‘Eerste leesboek’ ingericht volgens de schrijfleesleerwijze te zijn. Ten gebruike der scholen van de Broeders der Onbevlekte Ontvangenis’.3 Uit de moeilijkheidsgraad van de 59 korte lesjes kunnen we opmaken dat de schrijver ervan uitging dat de jonge lezers in staat waren woorden te lezen met twee medeklinkers aan het begin en aan het einde van een woord, zoals bij glad en veld. De laatste lesjes bevatten drie- en meerlettergrepige woorden met moeilijke heiligennamen, zoals Willibrordus en Bonifacius. De inhoud van de lesjes was zeer divers en vertoonde weinig samenhang, zoals uit het eerste lesje blijkt:

‘De meester zit aan tafel, hij ziet mij en u – Ik wil het wel zien, gij weet niet wat ik van zin ben – Zet de kaas in de kas – Koopen zij koper of tin? – Wie liep met den neus tegen den muur? – Ik loochen dit, het is een echte leugen – Is dit het einde van dezer les?’.5

Naast technische aanwijzingen waren de godsdienstige en zedenkundige boodschappen rijkelijk aanwezig.6
Waarschijnlijk hadden de leerlingen niet allemaal zelf een boekje, zeker niet op de armenschool, maar schreef de onderwijzer de zinnen op het zwarte bord en moesten de leerlingen de zinnen na de uitleg en aanvullende oefeningen op hun lei overschrijven. In de handleiding voor de onderwijzers, waarschijnlijk gemaakt door broeder Landelinus van Gool, stonden gedetailleerde aanwijzingen met allerlei vooroefeningen en leervormen.7

Vanaf midden jaren tachtig van de negentiende eeuw lieten de broeders hun boekjes niet meer bij plaatselijke drukkerijen drukken, maar steeds vaker bij schoolboekenhandel en uitgeverij Malmberg, die toen nog in Nijmegen gevestigd was.

Reeds spoedig nadat het vaststond dat onderwijs en opvoeding het liefdewerk der Congregatie zou zijn, was in al onze scholen in gebruik bij het aanvankelijk leesonderwijs de schrijfleesleerwijze de methode door een onzer broeders bewerkt, naar een andere die men in België had leren kennen werd achtereenvolgens voor rekening der Congregatie bij verschillende uitgevers gedrukt, alleen ten behoeve van onze scholen. Na echt geheel te zijn omgewerkt volgens de denkbeelden, destijds geldend, werd de uitgave toevertrouwd aan de heer Malmberg te Nijmegen die tevens het recht kreeg de boekjes in den handel te brengen. Tegelijkertijd verscheen bij dezelfde uitgever eene serie leesboekjes voor het voortgezet leesonderwijs onder de titel ‘Blijde Harten’. Door eene mondelinge overeenkomst was bepaald hoe door beide partijen, Congregatie en uitgever, kosten en baten gedragen en gedeeld zouden worden.8