Home | Sitemap | Contact Us


Onderwijzers in de Wet Primair Onderwijs versie 2011

Artikel 3. Bevoegdheid schoolonderwijs
1. Schoolonderwijs mag, onverminderd het derde lid, slechts worden gegeven door degene die:
a. in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiele en strafvorderlijke gegevens,
b. in het bezit is van: 1. een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat ten aanzien van dat onderwijs of ten aanzien van een of meer bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen daartoe behorende onderwijsactiviteiten als bedoeld in artikel 9 is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 32a, eerste lid, van deze wet, of krachtens artikel 36, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, of
2. een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van het onderwijs dat betrokkene zal geven, of
3. een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 176b, en c. niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs is uitgesloten.

9. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien.

Artikel 9. Inhoud onderwijs
1. Het onderwijs omvat, waar mogelijk in samenhang:
a. zintuiglijke en lichamelijke oefening;
b. Nederlandse taal;
c. rekenen en wiskunde;
d. Engelse taal;
e. enkele kennisgebieden;
f. expressie-activiteiten;
g. bevordering van sociale redzaamheid, waaronder gedrag in het verkeer;
h. bevordering van gezond gedrag.

2. Bij de kennisgebieden wordt in elk geval aandacht besteed aan:
a. aardrijkskunde;
b. geschiedenis;
c. de natuur, waaronder biologie;
d. maatschappelijke verhoudingen, waaronder staatsinrichting;
e. geestelijke stromingen.

art 32a Artikel 32a. Bekwaamheidseisen
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden bekwaamheidseisen vastgesteld voor leraren.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden bekwaamheidseisen vastgesteld voor werkzaamheden van leidinggevende aard die nauw verband houden met het pedagogisch-didactische klimaat op de school of die onderwijskundige leiding omvatten, en kunnen ook voor andere werkzaamheden van leidinggevende aard bekwaamheidseisen worden vastgesteld.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden bekwaamheidseisen vastgesteld voor bij die maatregel aan te wijzen onderwijsondersteunende werkzaamheden die rechtstreeks verband houden met het onderwijsleerproces.
4. De in het eerste lid bedoelde bekwaamheidseisen zijn gericht op het handelen in het onderwijsleerproces, het algemeen professioneel handelen en het werken binnen een onderwijsorganisatie. Zij omvatten in elk geval eisen ten aanzien van:
a. pedagogisch-didactische kennis, inzicht en vaardigheden, en
b. vakbekwaamheid.

Afdeling 11A. Zij-instroom in het beroep. Artikel 176b. Geschiktheidsverklaring 1. Aan degene die blijkens een geschiktheidsonderzoek als bedoeld in artikel 176c voldoende geschikt wordt geacht voor het beroep van leraar en in staat moet worden geacht binnen twee jaar na benoeming of tewerkstelling zonder benoeming tot leraar met goed gevolg deel te nemen aan het in artikel 176f bedoelde bekwaamheidsonderzoek, geeft het bestuur van een instelling die op grond van artikel 176e is erkend, een geschiktheidsverklaring af. 2. Bij ministeriƫle regeling wordt een model voor de geschiktheidsverklaring vastgesteld.

Artikel 3a. Bevoegdheid onderwijsondersteunende werkzaamheden

Artikel 4. Ten aanzien van studenten die een duale opleiding volgen