Home | Sitemap | Contact Us


1857 Wet op het Onderwijs. TITEL V. VAN HET TOEZIGT OP HET ONDERWIJS.

Art. 52. Met het toezigt op het onderwijs zijn, onder het oppertoezigt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken, belast:

a. plaatselijke schoolcommissien ;

b. districts-schoolopzieners ;

c, provinciale inspecteurs.

Art. 53. 'In elke gemeente is eene plaatselijke schoolcommissie. In gemeenten, die zich ingevolge het 3de lid van art. 1f, vereenigd hebben tot het oprigten en in stand houden van gemeen-3ehappelijke scholen, is eene gemeenschappelijke commissie.

Art. 54. In gemeenten beneden de 3000 zielen zijn de werkzaamheden der plaatselijke schoolcommissie opgedragen aan burgemeester en wethouders. In de overige gemeenten worden die commissien door den gemeenteraad benoemd. Het lidmaatschap dezer commissien is vereenigbaar met dat van den raad.

Art. 55. Elke provincie wordt door -Ons in schooldistricten verdeeld. Elk district staat onder het toezigt van een schoolopziener. In geval van overlijden, ziekte of afwezigheid van den, school-opziener,: kan in de waarneming zijner betrekking door. Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken worden voorzien.

Art. 56. De schoolopzieners worden door Ons benoemd voor den tijd van zes jaren. De aftredenden zijn weder benoembaar. Zij kunnen ten allen tijde door Ons worden ontslagen.

Art. 57. De schoolopzieners genieten uit 's Rijks kas eene som bij abonnement, als vergoeding voor hunne reis- en verblijfkosten.

Art. 58. In elke provincie is een inspecteur. De inspecteurs worden door Ons benoemd. Zij kunnen ten allen tijde door Ons worden ontslagen. Zij genieten uit 's Rijks kas eene jaarwedde en vergoeding voor reis- en verblijfkosten.

Art. 59. De inspecteurs worden eenmaal 's jaars door Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken bijeengeroepen, ten einde onder zijne leiding de algemeene belangen van het lager onderwijs te over-wegen en te bevorderen.

Art. 60. De inspecteurs bekleeden geene ambten 'of bedieningen zonder Onze toestemming.

Art. 61. De leden der plaatselijke schoolcommissien, de schoolopzieners en de inspecteurs leggen, bij de aanvaarding hunner betrekking, den eed of de belofte af, dat zij haar naar behooren en getrouw zullen waarnemen.

De eedsaflegging of belofte geschiedt door de leden der plaatselijke sehoolcommissien in gemeenten van 3000 zielen en daar-boven in handen van den burgemeester , in de overige gemeenten in handen van den regter van het kanton waarin zij wogen.,._ door de schoolopzieners in handen van Onzen Commissaris in. de provincie, doom do inspecteurs in handen van Onzen Minister , van Binnenlandsehe Zaken.

Art. 62. De leden der plaatselijke schoolcommissien, de schoolopzieners en de inspecteurs zijn bevoegd van de overtredingen dezer wet en der verdere verordeningen op het lager onderwijs proces-verbaal op te maken,

Art. 63. Alle scholen, waar lager onderwijs wordt gegeven, zoo openbáre als bijzondere, zijn steeds toegankelijk voor de leden der plaatselijke schoolcommissie van de gemeente, voor den school-opziener van het district en voor den inspecteur der provincie.'De onderwijzers zijn gehouden hun de verlangde inlichtingen te geven' omtrent de school en het onderwijs. ''Weigering in dezen wordt gestraft met eene boete van vijf' en twintig gulden of gevangenisstraf van drie dagen, en bij herhaling telkens met beide straffen te zamen. Art. 463 van het Wetboek van Strafregt en art. 20 der wet van den tasten Junij 1854 (Staatsblad n°. 102) zijn ten deze toepasselijk.

Art. 64. De plaatselijke schoolcommissien houden een naauwkeurig toezigt op alle scholen in de gemeente waar lager onderwijs ge-geven wordt; bezoeken die ten minste twee malen' 's jaars, hetzij gezamenlijk , hetzij door commissien uit haar' `midden; zorgen dat de verordeningen op het lager onderwijs stipt nagekomen worden honden aanteekening van het onderwijzend personeel, van het ge. tal leerlingen en van den staat van het onderwijs ; doen jaar', voor den 1e Maart aan den gemeenteraad een beredeneerd verslag van de toestand van het onderwijs in de gemeente, en zenden daarvan afschrift aan den districtsschoolopziener; deelen dezen de belangrijke veranderingen mede, die het schoolwezen heeft ondergaan; geven hem en den provincialen inspecteur alle inlichtingen die zij verlangen ; verleenen den onderwijzers , die hare voorlichting, hulp of medewerking vragen, bijstand, en beijveren zich den bloei van het onderwijs naar vermogen te behartigen.

Art. 65. De schoolopzieners zorgen voortdurend bekend te blijven met den toestand van het schoolwezen in hun district ; bezoeken ten minste twee malen 's jaars alle scholen in hetzelve waar lager onderwijs wordt gegeven en houden van dat schoolbezoek naauwkeurig aanteekening; zorgen dat de verordeningen op het lager onderwijs stipt nagekomen worden ; treden in overleg met de plaatselijke schoolcommissien en de gemeentebesturen ; doen zoowel aan deze, als aan den provincialen inspecteur de voorstellen, die zij in het belang van het onderwijs achten; geven dien inspecteur kennis van al hetgeen hun bij het schoolbezoek belangrijk is voorgekomen en verstrekken hem alle inlichtingen, die hij verlangt; doen jaarlijks vóor den 1 sten Mei een beredeneerd verslag van den toestand van het onderwijs in hun district aan den inspecteur en zenden daarvan afschrift aan Gedeputeerde Staten der provincie; behartigen de belangen der onderwijzers, bevorderen hunne bijeenkomsten en wonen die, zooveel mogelijk, bij.

Art. 66. De schoolopzieners hebben toegang tot de vergaderingen van alle plaatselijke schoolcommissien in bun district en brengen daarin eene raadgevende stem uit.

Art. 67. De inspecteurs trachten, zoo door schoolbezoek als door mondeling en schriftelijk overleg met de districts-schoolopzieners, plaatselijke schoolcommissien en gemeentebesturen, de verbetering en den bloei van het schoolwezen te bevorderen; zij lichten Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken voor omtrent alle .onderwerpen waarover hun oordeel wordt gevraagd; zij vervaardigen uit de jaarlijksche verslagen der schoolopzieners en uit hunne eigene aanteekeningen jaarlijks een beredeneerd verslag omtrent den toe-stand van het onderwijs in de provincie, en zenden dit voor den laten Julij aan Onzen Minister voornoemd.