Home | Sitemap | Contact Us


1872. Beredeneerd verslag omtrent den toestand van het lager onderwijs in het VIe schooldistrict der provincie Zeeland, gedurende het jaar 1872-1874, opgemaakt

door den schoolopziener H.A.A. Baron Collot d'Escury uit Hontenisse. RAZ 94.137

H.1. Art.1-15 der Wet. Algemeene beschouwingen. Voorzover mijne korte ervaringen van twee maanden voor 1872, vereenigd met hetgeen ik waargenomen heb in de eerste maanden van het loopende jaar, mij veroorloven een oordeel te vellen over den algemeenen toestand van het lager onderwijs in mijn district, kan dit oordeel niet zeer gunstig zijn. Over 't algemeen is het onderwijs weinig ontwikkeld en voldoet niet aan billijke eischen. Het lezen wordt teveel mechanisch aangeleerd en te weinig dienstbaar gemaakt aan de geheele ontwikkeling van den leerling; het schrijven is meestal goed, maar ten aanzien van het rekenen geldt dezelfde opmerking als ten opzichte van het lezen; weinig acht wordt daarbij geslagen op de behoeften der gewone maatschappij. De vakken, genoemd onder letter d-i der wet, worden vrij algemeen zoo oppervlakkig onderwezen dat ze zonder merkelijke schade geheel zouden kunnen verdwijnen. Vooral is het taalonderwijs zeer gebrekkig: het aanleeren van regels zonder verband is meestal alles wat er geschiedt, zonder dat de leerlingen eenige mate geoefend zijn om zich van hunne moedertaal te bedienen als middel ter gedachtenis uiting. Het aardrijkskundig onderwijs bepaalt zich tot uiterst geringe, zeer schrale kennis van Nederland en bekendheid met eenige europeesche landen. Geschiedenis wordt bijna nergens behoorlijk onderwezen. Ook de vormleer wordt slecht behandeld; vele onderwijzers hebben zelfs geene begrippen voor de betekenis van dit leervak. Als oorzaken voor dezen ongunstigen toestand meen ik te moeten wijzen : a. op de ongeschiktheid van sommige onderwijzers en de weinigen lust van anderen. b. op de gebrekkige hulpmiddelen welke in sommige gemeenten worden aangetroffen. c. op het sterke schoolverzuim dat op de vele plaatsen, vooral ten plattenlande, meer dan 30% bedraagt. d. (doorgestreept) op de weinige energie en de onvoldoende beschaving van vele schoolcommissies op de dorpen.

Voor de scholen door mij bezocht, maken ten aanzien van het bovenstaande eene zeer gunstige uitzondering die te Hontenisse (Noordplaat) Neuzen (Bijz.sch.Mulder) en Sas van Gent (Openb.). Het meer uitgebreid lager onderwijs bepaalt zich hoofdzakelijk tot het eenigszins aanleeren der fransche taal. Nergens wordt door de onderwijzers moeite aangewend om meer wetenschappelijke kennis omtrent landbouw te verspreiden, wat toch vooral in mijn district hoogst gunstig werken zou. Over de toestand van het bijzonder onderwijs durf ik nog geen bepaals oordeel vellen. De bijz. school van de Heer Mulder te Neuzen heb ik bereits als zeer goed genoemd. Te Axel en te Zaamslag (Reuzenhoek) echter is de toestand der bijzondere scholen verre van gunstig.

De schoolgebouwen in mijn district zijn over 't algemeen voldoende, enkele zelfs zeer goed te noemen. Te Hengstdijk en te Sluiskil echter is vergrooting of geheele vernieuwing dringend noodzakelijk. Te Zaamslag is het schoolgebouw, hoe goed ook overigens, te klein voor het aantal leerlingen. De nieuwgebouwde school te Ossenisse is in 1872 in gebruik genomen en voldoet zeer goed. Te Westdorpe is men nog niet met de bouw eener nieuwe school begonnen, ofschoon de meeste voorloopige maatregelen grotendeels genomen zijn.

De hulpmiddelen bij het onderwijs zijn over 't algemeen gebrekkig. Treft men al in sommige gemeenten voldoende leermiddelen aan, in de meeste toch blijft er veel te wenschen over. Als geheel onvoldoende kwamen mij de schoolmeubelen voor te Ossenisse en te Zaamslag (Bijz.school Reuzenhoek) ook te Sluiskil.

Het onderwijzend personeel is over het algemeen bekwaam genoeg en van goed zedelijk gedrag. Minder geschikte onderwijzers worden gaandeweg door betere vervangen. De weinige lust bij velen hunner moet vooral ten platten lande, zeker grootendeels geweten worden aan eene te karige bezoldiging en slechts in zeer enkele gevallen aan bepaalde onwil. Opmerkenswaardig in mijn district is vooral het grote gebrek aan hulponderwijzers, waardoor een groot aantal vacatures ontstaan zijn en nog voortduren, ofschoon de meeste gemeentebesturen de jaarwedde tot f 400 en f 450 verhoogd hebben. Bepaalde klachten tegen onderwijzers zijn bij mij slechts weinige ingekomen. Tusschen het Gemeentebestuur van Stoppeldijk en den Hoofdonderwijzer Stroecken bestaat nog steeds eene gespannen verhouding die op het onderwijs in die school niet gunstig inwerkt. Wie in deze zaak de meeste schuld heeft durf ik nog niet uitmaken. ....

De opleidingsklasse te Axel heeft hare gewone werking, onder leiding van den hoofdonderwijzer H. van Wijngaarden...

1873. De algemeene toestand van het onderwijs in mijn district heeft in het afgeloopen jaar eenige verbetering ondergaan, tengevolge van het meer en meer toenemen van het aantal jongere onderwijzers, maar is toch nog verre van onvoldoende. Ervaring bij schoolbezoeken en andere gelegenheden heeft mij geleerd dat de wet van 1857 in mijn district weinig verandering heeft gebracht in het gehalte van het onderwijs. Meest overal, vooral ten plattenlande zijn lezen, schrijven en rekenen de eenige vakken van onderwijs, die maar al te dikwijls zeer onpeadagogische en niet minder onpractisch behandeld worde. Wat onderwezen wordt van de vakken bedoeld onder letter d-i van art.1 der Wet is meestal zoo weinig en onsamenhangend, dat het hoogstens dienst kan doen om bij de schoolbezoeken aan t hooger schooltoezicht te beschrijven dat er toch dit of dat onderwijs wordt gegeven. Ik kan dan ook maar weinig terugnemen van mijn verslag in het vorig jaar.

Ten aanzien van de oorzaken van dien ongunstigentoestand heeft nadere ervaring mij geleerd dat er behalve de genoemde in mijn verslag van 1872 nog eene oorzaak is, die in mijn district hoogst nadeelig werkt. In de meeste gemeenten namelijk is het Collegie van Burgemeester en Wethouders tevens belast met de financien van de Schoolcommissie. In den regel nu worden de verplichten eener schoolcommissie die door het dagelijksch bestuur eener gemeente behartigd, vooral in financiele zaken, wijl het belang van het db dat voor twee zijner leden gekozen, wordt door de gemeentekiezers, onder wie ten plattenlande maar zelden voorstanders van uitgaven voor onderwijs worden aangetroffen, medebrengt om op de post van het onderwijs zoveel mogelijk te beknibbelen. Het gevolg van dien toestand is b.v. dat de jaarverslagen der Schoolcommissieen in zoodanigen gemeenten geheel verdraaid worden en niet zelden leugenachtig zijn. Zoo lees ik o.a. in het beredeneerd verslag van de toestand van het lager onderwijs in Koewacht, dat alles, vorderingen der leerlingen, jaarwedde des onderwijzers, schoolgebouwen enz voldoende is, en niettemin leerde mij een schoolbezoek aldaar dat alles in de hoogste mate onvoldoende was. Toen ik daarna het dagelijks bestuur ernstig onderhield en bij missive verzocht om een tusschenschot in het holle schoollokaal te plaatsen, de jaarwedde des hoofdonderwijzer te verhoogen en een nieuwe oproeping voor hulponderwijzers te doen tegen eene verbeterde wedde, kreeg ik een onbescheiden antwoord dat eene volslagen weigering was. * Dit slechts als voorbeeld, er zijn echter in mijn district meer gemeenten waar men in een dergelijk geval niet anders handelen zal. Deze toestand in vele gemeenten, maakt het vooral noodzakelijk, dat het hooger schooltoezicht streng het oog op het onderwijs houde en ik betreur niets meer dan dat ik en tengevolge van vele ambtsbezigheden en door de uitgestrektheid van en de weinige middelen van verkeer in mijn district die taak niet altijd naar behooren vervullen kan. Evenals ten vorige jare kan ik ook nu op eenige gunstige uitzonderingen wijzen ten aanzien van de toestand van het onderwijs op sommige scholen. Behalve de vroeger reeds opgenoemde, kan ik nog roemen op die van Grauw en St.Janssteen. De toestand van het uitgebreid lager onderwijs is nog geheel dezelfde als in 1872; hierin is niet de minste vooruitgang te bespeuren....

* De Gemeente Raaad van Koewacht reageerde niet echt vlot, maar in de notulen van 3 februari 1873 staat: ..Verder werd overgegaan tot het aanstellen van een tijdelijke kweekeling aan de openbare lagere school dezer gemeente onder goedkeuring van den hheer districtsschoolopziener, aangezien de toestand van het onderwijs in deze gemeente te veel te wenschen overlaat en zich tot heden geene hulponderwijzer voordoen, niet tegenstaande de menigvuldige oproepingen reeds in de dagbladen gedaan".

1874. De algemeene toestand van het onderwijs in mijn district heeft in het afgelopen jaar weinig verandering ondergaan en ik meen te kunnen voldoen met te verwijzen naar mijne verslagen daaromtrent van de twee voorafgaande jaren. Langzaam, zeer langzaam vooruit, ziedaar de richting, die nog altijd wordt tegengewerkt door onvoldoende leerkrachten, schoolverzuim en weinig belangstelling van de zijde van vele gemeentebesturen, het laatste vooral als het College van Burgemeester en Wethouders fungeert als Plaatselijke schoolcommissie. De toestand van het onderwijs te Koewacht waaromtrent ik in mijn vorig verslag ongunstig rapporteerde, is verbeterd. De toestand van het uitgebreid lager onderwijs blijft voortdurend zeer gebrekkig. Het bijzonder onderwijs kwijnt gaandeweg in mijn district. Zelfs de tot dusverre flinke school van de heer Mulder te Neuzen is in verval. ..Hierna volgt een uitvoerige beschrijving van een conflict met een onderwijzer in Sas van Gent.......

Mijn gevoelen omtrent de opleidingsklasse te Axel is nog geheel hetzelfde als ten vorige jare. Ik kan den ijver van den hoofdonderwijzer dier opleidingsklasse niet genoeg roemen, doch niettemin meen ik dringend te mogen herhalen, dat zijne taak verlicht moet worden door het aanstellen van meer leerkrachten bij die klasse.

De onderwijzersgezelschappen gaven ook in dit jaar weinig teekenen van leven. Het gezelschap Axel (Neuzen) getuigde wel enigszins van leven en streven, doch vooruitgang was niet te bespeuren. Het gezelschap Hulst naderde met rasche schreden zijn dood. Groote vaak moeilijk af te leggen afstanden, armelijke toestand des onderwijzers waarvoor iedere extra uitgave bezwaarlijk wordt, gevoegd bij weinig beroepsijver bij eenigen, zijn naar mijn oordeel de oorzaak van dier weinig bemoedigende toestand bij beide gezelschap.

Hoofdstuk II. (Art,16-36 der Wet) Van het openbaar onderwijs.
$1.Van de scholen (Art.16 en 17 der Wet) Ik verwijs te dies aanziens naar mijn verslag over 1873. $ 2. Van de onderwijzers. Geene verandering is gekomen in het aantal onderwijzers. De behoefte aan hulppersoneel is iets minder geworden. Eenige bijkans geheel verouderde vacatures van hulponderwijzers zoals te Stoppeldijke (Verstraat) en Koewacht blijven nog altijd onvervuld. Er vindt in mijn district geene toepassing van art.20 plaats. In 1874 zijn door mij 2 vergelijkende examens afgenomen. 1 ter vervulling eener hoofdonderwijzers plaats aan eene openbare school in de gemeente Stoppeldijk. De twee candidaten, De heer J.W. Cremer hulponderwijzer te Zwolle en P.H.J. v.d. Plaat in gelijke betrekking te Rotterdam, werden in de opgegeven volgorde op de voordracht geplaatst. De laatstgenoemde werd door het Gemeentebestuur benoemd. 2e ter vervulling eener hoofdonderwijzersplaats aan eene openbare school te Hontenisse, op welke school tot dusver art.20 was toegepast. De eenige sollicitant de straks genoemde J.W. Cremer voldeed zeer goed en werd dan ook weldra door het gemeentebestuur benoemd. Art.23 gaf tot geen het minste bezwaar in mijn district aanleiding. Te Sas van Gent en te Clinge (Kanters) wordt buiten de schooluren onderwijs gegeven in de katholieke godsdienst zonder dat zulks aanleiding heeft gegeven tot eenige moeilijkheid. Ten aanzien van het vervullen van andere betrekkingen door onderwijzers verwijs ik naar mijn verslag van vorig jaar. In mijn district zijn in 1874 geene onderwijzers gepensioneerd.

$3. Van de kosten van het Onderwijs. Hier valt niets bijzonders aan te merken wijl alles in hoofdzaak nog bij het oude blijft. Te Hulst heeft men na mijn herhaald aandringen eindelijk besloten het schoolvertrek door een tusschenschot in twee lokalen te verdeelen en teevens nieuwe banken aan te schaffen volgens gewijzigd Amerikaans model.

H.III. Van het bijzonder onderwijs. De toestand van het bijzonder onderwijs is geheel als ten vorige jaren, met dit onderscheid, dat gelijk ik reeds aangaf, nu oook de school van de heer Mulders te Neuzen kwijnende is.

H.IV. In dit opzicht is alles nog als in 1873, zoodat ik daarvoor verwijs naar mijn verslag over dat jaar. Aldus opgemaakt door mij ondergetekende Schoolopziener in het 6e Schooldistrict van Zeeland, te Hontenisse, den 4 Juni