Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

230104. Schoolgeschiedenis in beeld. De Agnietenkapel in Amsterdam door Bert Stilma

 Dagjesmensen en buitenlandse toeristen die de hoofdstad van ons land met een bezoek vereren, treft men veelal aan rondom de Dam en de Kalverstraat. Verplaatst men zich even buiten de bekende straten en pleinen, dan is het niet alleen veel rustiger, maar ziet men ook interessante(re) gebouwen en wat dies meer zij. Ditmaal nemen we u mee naar de Oudezijds Voorburgwal 231 waar zich het museum van de universiteit van Amsterdam bevindt het zegel van Floris V. Dat Amsterdam weliswaar de hoofdstad van Nederland is, maar bepaald niet de oudste stad van ons land moge een bekend gegeven zijn. Pas in 1275 wordt de stad voor het eerst in nog bewaard gebleven documenten genoemd. Een privilegestuk uit dat jaar vermeldt dat graaf Floris V aan de bewoners die bij de dam aan de Amstel woonden, vrijstelling verleende om tol te betalen in de wateren van zijn gebied. De namen van steden als Dordrecht, Den Bosch, Maastricht en het even ten westen van Amsterdam gelegen plaatsje Sloten duiken al veel eerder in archiefstukken op. Amsterdam is in feite een laatmiddeleeuwse stad, maar wel een stad met typische middeleeuwse kenmerken zoals de aanwezigheid van vele kloosters. Om precies te zijn: zestien kloosters voor nonnen en vijf kloosters die door monniken werden bewoond. Deze kloosters waren op een enkele uitzondering na gevestigd in de buurt van de Zeedijk en het vlak achter de Dam gelegen Nes met het Karthuizerklooster in de Jordaan als de bekende uitzondering op de regel. Toen in 1578 de alteratie plaats vond en Amsterdam in plaats van een katholiek, een protestants bestuur kreeg, werden de meeste kloosters gesloten of zelfs gesloopt. De Begijnhof en de Agnietenkapel vielen gelukkig niet onder de slopershamer en kregen een andere bestemming.

 Zeventiende eeuw

De Begijnhof behield, zoals nu nog is waar te nemen, haar functie van (schuil)kerk. Maar wat werd dan de nieuwe functie van de Agnietenkapel? We zijn inmiddels in het jaar 1632 beland als de Agnietenkapel onderdak verleent aan het zojuist opgerichte `Atheneum Illustre'. Het fenomeen van een `Atheneum Ilustre' behoeft enige toelichting. Scholieren die de Latijnse scholen met succes hadden doorlopen, waren meestal niet ouder dan 15 of 16 jaar. De stap naar de universiteit achtte men – mede gelet op de jeugdige leef-tijd – toen niet altijd even geslaagd.

Vandaar dat de behoefte aan een soort `tussenschool' tussen de Latijnse school en de Universiteit toenam. Men zou deze `tussenscholen' het beste kunnen vergelijken met de propedeuse studie. De oprichting van een `Atheneum Illustre' geschiedde echter niet zonder slag of stoot. Zo vreesde met name de stad Leiden die al sinds 1575 (een jaar na het Leidens ontzet in 1574!) een universiteit binnen haar stadspoorten herbergde, concurrentie vanuit de inmiddels rijk geworden koopmansstad Amsterdam. Schiep men met deze nieuwe school niet een precedent om ook een universiteit in Amsterdam te openen? En liep Leiden zo niet vele toekomstige eerstejaars studenten uit Amsterdam mis? Aangezien er een bepaling bestond dat elk gewest slechts één universiteit mocht hebben, tekende Leiden protest aan bij de Staten van Holland. Op 22 december van het jaar 1631 kwamen het Hof van Holland en de Hoge Raad tot een uitspraak die in het voordeel van de Amsterdammers uitviel. De nieuwe school zou juist beter toegeruste studenten aanleveren. Deze overweging bleek een belangrijke rol te hebben gespeeld. Verder konden er op deze `illustere' scholen geen academische graden worden behaald. Leiden behield dus de primeur inzake haar universiteit. 

Vossius en Barlaeus

Op de eerste verdieping van de Agnietenkapel was een grote gehoorzaal waar de hoogleraren dagelijks van negen tot elf uur in de ochtend hun colleges gaven. Deze colleges waren open-baar en dus voor iedereen toegankelijk. Wel diende men zijn klassieken te kennen omdat de hoogleraren uitsluitend in het Latijn doceerden. Ook het vroege tijdstip had zo zijn reden. De beurs ging pas om elf uur open zodat de aanwezige kooplieden nog net op tijd bij de opening van de beurs konden zijn. Naast kooplieden schijnen ook diverse buitenlanders deze collegezaal met haar fraai beschilderd plafond bezocht te hebben. Behalve het plafond, zijn ook de wanden curieus omdat deze als het ware zijn `behangen' met talloze portretten van `geleerde en vermaarde mannen'. Deze portrettengalerij stamt echter uit een andere periode. De koopman -verzamelaar Gerhardus van Papenbroeck schonk in 1743 zijn omvangrijke collectie aan dit Atheneum Illustre.

Van nog recente datum zijn de twee glas-in-lood ramen uit 1920. Deze ramen beelden de twee eerste hooglaren uit, te weten Caspar van Baerle en Vossius. Van Baerle, ook wel Barleus genoemd, was hoogleraar in de filosofie en Vossius gaf voornamelijk les in de retorica, de welsprekendheid. Kennelijk werd - blijvend in het voetspoor van bijvoorbeeld Erasmus - aan de humanistische vorming veel waarde gehecht.

Toen de ruimte te klein werd, kreeg het gebouw een andere bestemming. Van 1864 tot 1919 was er een lagere school in ondergebracht. In 1919 en de twee daarop volgende jaren vond er een verbouwing plaats. De Universiteit van Amsterdam koos voor haar omvangrijke collectie en documentatie de Agnietenkapel. Vanaf 1921 bevond het universiteitsmuseum zich weer aan de Oudezijds Voorburgwal 231 dat wil zeggen tot voor enige tijd.

 Renovatie

Na een lange voorbereidingsperiode is men onlangs aan een grote verbouwing begonnen. Het ligt in de bedoeling dat de straks vernieuwde Agnietenkapel niet meer als universiteitsmuseum zal gaan fungeren, maar als plek voor onder andere symposia en bijeenkomsten. De zeer omvangrijke collectie van de universiteit zal worden ondergebracht in de nog te bouwen universiteitsbibliotheek aan de Oude Turfmarkt. De uiterst markante collegezaal met het geheel in de zeventiende eeuw beschilderde plafond wordt de komende tijd in.oude glorie hersteld. Zo zullen daar weer promoties in kleinere kring gaan plaatsvinden. Ook krijgt de pedel daar zijn of haar kantoor. Gevoel voor historie en traditie kan de Universiteit van Amsterdam gelukkig niet ontzegd worden. Onnodig te vermelden dat wij U op de hoogte zullen houden van de heropening van dit historische pand op een al even historische plek.

 Literatuur:

C.I. Heesakkers(red) (1982), Vossius en Barleus, Amsterdam: Universiteit Amsterdam.

M.van Doorninck.& E. Kuijpers (1993), De geschoolde stad, Amsterdam.

Website: www.uba.uva.nl.

Zakelijke info