Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

210404 Schoolgeschiedenis in beeld. Bijbaantjes van schoolmeesters uit Soest  door Bert Stilma

Men kan geen krant opslaan of men komt wel een bericht tegen over het gro­te tekort aan leerkrachten. Analisten buitelen over elkaar heen om de oorza­ken van dat tekort op te sporen. Zoals dat met de meeste problemen het ge­val is, hebben we in een dergelijke situatie veelal te maken met een optelsom van een aantal factoren. Eén factor zou dan het aanvangssalaris zijn. Als op­leidingsdocent heb ik vreemd genoegd dat argument in de afgelopen dertig jaren weinig gehoord. Redenen die vaker genoemd zijn om (voortijdig) af te haken waren met name de ordeproblemen, de werkdruk, en de geringe pro­fessionele begeleiding in het begin door ervaren collega's. Blijft onverlet de vraag: Hoe was het in het verleden met het salaris van de schoolmeester ge­steld? De geschiedenis van een uit 1591 stammend dorpsschooltje uit Soest levert interessant materiaal op.

 

Soest

De naam Soest, vroeger ook wel Soy­se, Zoys of Suys genoemd, betekent hoogstwaarschijnlijk `bron' en ligt vroeger precies op de grens van de Utrechtse heuvelrug en de Eemvallei. In de Middeleeuwen was het een lang gestrekt dorpje met veel lintbebou­wing op het gebied waar de Eemval­lei overgaat in het hoger gelegen landbouwgebied, de Eng geheten.

Een markant uit 1400 stammend kerkgebouw, nog steeds door de in­woners van Soest als 'De Oude Kerk' aangeduid, bepaalt het centrum. De hervorming heeft in Soest weinig in­vloed gehad, de agrarische bevolking bleef grotendeels katholiek. De over­name van de Oude Kerk door de pro­testanten veranderde daaraan weinig. Zo kent Soest tot op de dag van van­daag een springlevend Gaesbeekers­gilde met de daarbij behorende jaar­lijkse feesten zoals het vendelzwaai­en en het koningschieten.

Locatie

Stapt men vanuit Baarn of Utrecht uit de trein op station Soest, dan komt men al snel bij een fraai gerestaureer­de dorpsdeel, de Kerkebuurt geheten. Achter de in Nederrijnse gotiek ge­bouwde kerk bevindt zich de (voormalige) herberg `De Drie Rin­gen'. De bekende auteur Jacob van Lennep begon in zijn succesvolle boek `Ferdinand Huyck' met een spannende scène die zich in deze her­berg afspeelde. Het uithangbord met die oorspronkelijke naam hangt er nog steeds.

Daarnaast ligt het voormalige raad­huis. Als men de Eemstraat wat ver­der inloopt, dan ziet men aan de rech­terzijde enkele uit de achttiende eeuw stammende diaconiehuisjes. Aan de overkant staat dan bij nummer 1 B het voormalige schoolgebouwtje annex onderwijzerswoning. Dit pand stamt uit 1781 en verrees op exact dezelfde plaats waar twee eeuwen daarvoor ook al een dorpsschooltje had ge­staan. Het huidige pand heeft een on­der pannen gedekt zadeldak en is - op een rondom de vorige eeuwwisse­ling aangebouwde schuur na - qua vormgeving volledig in tact geble­

ven.De vensters zijn betrekkelijk hoog: mochten de kinderen niet afge­leid worden in hun zwoegen?

 

Salaris

Zijn we nu bij de kernvraag beland: wat waren de verdiensten van een schoolmeester uit een dorpje zoals Soest? Om te beginnen was er sprake van een duobaan: naast de weektaak op school vervulde de schoolmeester het kostersambt in de Oude Kerk. Deze was vanaf ongeveer 1580 niet meer bestemd voor de misvieringen, maar voor een protestantse eredienst. De koster, Goort Jansen genaamd, verdiende uitsluitend in de winter de kost als schoolmeester met de op­brengsten van het runnen van een schooltje. Daarnaast huurde hij `twee cleyne ackerkens' en kreeg hij een woninkje toebedeeld. In de zomer was er geen school, dus de opbrengst van die twee akkertjes kon hij dan goed gebruiken. Hoeveel geld hij voor zijn kerkelijke activiteiten ont­ving, was niet te achterhalen.

Deze schoolmeester moet wel de no­dige tact hebben gehad met betrek­king tot godsdienstige geschillen om zeker te zijn van zijn inkomsten. Zo­als bekend verondersteld mag wor­den studeerden de schoolmeesters uit de zeventiende eeuw in hun klassen dagelijks die psalmen in die zondags in de kerk werden gezongen. Deze zangpraktijken zijn uitgebreid be­sproken in Regel der Duijtsche Schoolmeester, een handboek uit 1592 geschreven door de gedreven onderwijzer D.A. Valcooch uit Bar­singerhorn. De lokale overheid van deze katholiek gebleven plaats was echter van deze schoolmeesteractivi­teit niet gediend en Jansen kreeg tij­dens een visitatiebezoek te horen "dat hij geen psalmen singen sal op poene van gecasseerd te worden".

Neveninkomsten

Met de latere schoolmeester Jan Bal­thussen speelde een ander probleem. Deze schoolmeester was een graag geziene muzikant op feestjes en in herbergen. De argumenten stonden lijnrecht tegenover elkaar: zijn viool­spel in de herbergen was absoluut noodzakelijk om in zijn eigen onder­houd te kunnen voorzien, maar zijn locale werkgever vond dat bijbaantje ongepast. Diezelfde locale overheid toonde uiteindelijk toch begrip voor zijn argument. In 1624 staakt Bal­thussen zijn muzikale bijdragen in kroegen en bij feestjes na een verho­ging van zijn schoolmeestertrakte­ment. Of zijn inzet voor het onder­wijs na 1624 is toegenomen vermel­den de annalen niet. In de loop van de zeventiende en de achttiende eeuw kwam er voor beide partijen meer duidelijkheid over goedgekeurde ne­veninkomsten. Zo vermeldde de voorpagina van het schoolreglement uit 1729 van de eveneens in de pro­vincie Utrecht gelegen plaats Loos­drecht dat de schoolmeester tevens gravenmaker, klokkenluider, voor­zanger en voorlezer in de kerk was. Die situatie zal ongetwijfeld ook voor Soest gegolden hebben; zonder bij­baantjes kwam je als leerkracht niet rond. Aan het einde van de achttiende eeuw rapporteerde de plaatselijke predikant aan het gerecht van Soest dat de schoolmeester annex koster slechts 100 gulden op jaarbasis ver­diende en hij dus recht had op enkele emolumenten. Uit de studie van Heu­pers nemen we de nu volgende passa­ge over: "In die tijd profiteerde de koster-schoolmeester van de vele duiven die hun nesten bouwden op de kerkzolders en in de kerkgewelven broedden. Het was een oud recht dat bij de benoeming van de nieuwe schoolmeester Egbert de Jong als emolument werd aangemerkt". In ar­tikel 12 van de instructie voor benoe­mingen, wordt de onderwijzer niet al­leen belast met het opwinden en re­gelen van de torenklok, maar heeft hij het voorrecht om duiven te mogen houden. We citeren opnieuw: "Aan den onderwijzer wordt mede het op­winden en regelen van den torenklok tot den middelbaren tijd opgedragen. En het voorregt van het houden der Duiven op den Dorpstoren verleend, mits zorg dragende dat noch de klok, of het uur werk, of eenige betimme­ring daar door benadeeld en alles zin­delijk of ordelijk wordt gehouden".

 

Schoolinspectie

Van de bekende en overijverige schoolopziener Wijnbeek uit de ne­gentiende eeuw is ook een verslag van een Soester schoolmeester be­waard gebleven Over deze school­meester, te weten, D. Hake, is de in­specteur tevreden; alleen waren zijn zanglessen niet optimaal en zijn lees­toon kon beter. Hij repte niet over bijbaantjes: wat niet weet wat niet deert? De Wet op het Lager Onder­wijs uit 1920 legde de salariëring wettelijk vast en stelde aangescherpte deugdelijkheidseisen aan schoolge­bouwen. Bijbaantjes van schoolmees­ters behoorden daarmee tot het verle­den. Het dorpsschooltje uit Soest had toen al lang plaats gemaakt voor een schoolgebouw aan de overkant van de weg. Een plaatselijke poëet die in­dertijd als gemeentebestuurder de kost verdiende en op een goed mo­ment eens langs het voormalige schoolgebouwtje aan de Eemstraat wandelde, verwoordde zijn gevoelens met het volgende gedicht

Spelling.

Een schoolkind las, schreef En stak zijn vinger op: Meester, ik snap het niet.

Deze voegde de daad bij het woord En sprak: fonologies hep je geleik.

Multiculturele school

Rest me nog te melden dat voor deze Soester school met zijn lange ge­schiedenis ruim dertigjaar geleden op weer een andere locatie in Soest door nieuwbouw is vervangen.De naam van deze openbare basisschool `Desmond Tutu' is voor de naamdra­ger reden geweest om in de jaren ne­gentig een reis van Zuid-Afrika naar Engeland te onderbreken met een be­zoekje aan Soest. Het deed de bis­schop zichtbaar deugd daar een vro­lijke en multiculturele schoolpopula­tie aan te treffen.

Literatuur:
E. Heupers
(1978), Soest bij kaarslicht en tuitlamp
R. Reinsma (1966), Scholen en school­meesters onder Willem I en II
G.van der Zee (1956), Schets van de Cri­sis. In: Jaarboekje

Zakelijke info