Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

210204 Schoolgeschiedenis in beeld De koorbanken uit Dordrecht door B. Stilma

"Oud, maar Springlevend". Met deze enthousiasmerende titel bracht een aantal jaren geleden het maandblad de Kampioen van de ANWB de stad Dordrecht onder de aandacht van de

lezers. Die intrigerende kop maakte me nieuwsgierig, zeker toen ik in een volgende alinea las dat deze oudste stad van Holland maar liefst 800 monumenten telt en ook nog eens ligt aan de drukst bevaren scheepvaartroute van West-Europa. Zou er onder die 800 monumenten ook een monument te vinden zijn voor onze inmiddels al tien jaar bestaande rubriek `schoolgeschiedenis in beeld'? Een retorische vraag! Voor het antwoord op die vraag kozen wij de koorbanken van de Grote- of Onze Lieve Vrouwe-kerk. Onder de deskundige leiding van de auteur Herman van Duinen werd de nagenoeg voltallige redactie rondgeleid.

In zeer oude oorkondes komt men de naam van het riviertje De Thuredrith of Thuredrecht al tegen. Het onbetekende gehuchtje wist zich echter al snel uit te breiden en de Graven van Holland verleenden in de twaalfde eeuw aan het inmiddels tot handelsplaats uitgegroeide Dordrecht stadsrechten. Als knooppunt van vele doorgaande waterwegen was er een druk scheepsverkeer en met name het in 1299 verkregen stapelrecht bleek een enorme impuls voor de groei en verdere bloei van Dordrecht. Dit door graaf Jan II geschonken recht hield namelijk in dat alle schepen verplicht waren om hun lading eerst te lossen en vervolgens deze lading aan de plaatselijke burgerij te koop aan te bieden alvorens zij verder mochten varen. Daarnaast waren er bepalingen die het overladen op een ander schip regelden. Kortom, er was voldoende nering en bij die nering hoorden kooplieden met kennis van zaken, kennis die via het onderwijs verkregen moest worden. Zo gaf graaf Floris V aan sommige steden de gunsten om stadsscholen te mogen oprichten en hij kende dat op 15 april in 1291 aan Dordrecht toe. De bloei en de rijkdom van Dordrecht moet ongekend groot zijn geweest. Zo is de bouw van de zeer imposante Grote - of Onze Lieve Vrouwekerk ook in de veertiende eeuw gestart (1339-1366). Geleidelijk kwam er meer concurrentie van andere steden zoals van Rotterdam, het (voormalige) vissersdorp Amsterdam en niet te vergeten van Antwerpen. Tot op de dag van vandaag is Dordrecht een ijverig aandoende stad waar talrijke sporen uit het roemrijke verleden terug te vinden zijn.

Onze Lieve Vrouwe Kerk

Bij een bloeiende stad hoort - zeker in de Middeleeuwen - een fraai ogende kerk, zo ook in Dordrecht. Opvallend is dat deze Grote kerk, anders dan vele andere gotische kerken, slechts één toren kreeg en betrekkelijk laag is gebouwd. Dit laatste is mede ingegeven door de drassige bodemgesteldheid zoals we dat nog beter kunnen zien in bijvoorbeeld Edam waar sprake is van houten gewelven. De kapitelen hebben een krullend motief dat enigszins op koolzaad lijkt en zijn dus niet dorisch, ionisch of korintisch. Op de lengte en de breedte is niet beknibbeld: de maten zijn royaal te noemen. Die onderlinge maten verraden een ander geheim: er passen precies drie - volgens het wiskundige principe van de gulden snede - elkaar snijdende denkbeeldige cirkels in het vloeroppervlak. Zij symboliseren de drie-eenheid: de Vader bij het altaar, de Zoon in het midden van het schip en de Heilige Geest bij de uitgang van de kerk. De gewelven in Dordrecht zijn echter van steen en volgens de door ons geraadpleegde bronnen moet het interieur in die dagen weelderig en modern geweest zijn. Vanwege een alles verwoestende stadsbrand uit 1457 is veel verloren gegaan, waaronder muurschilderingen. Men ging echter niet bij de pakken neerzitten en in de zestiende eeuw wordt het interieur verluchtigd met een aantal zeer uitbundig gedecoreerde koorbanken; decoraties die hun weerga niet kennen. Voordat wij nader ingaan op die decoraties waar ons een kijkje in het schoolleven wordt gegund, staan we eerst stil bij de functie van koorbanken als zodanig.

Koorbanken

Toen Benedictus van Nurcia in het jaar 529 de eerste officiële kloostergemeenschap in het huidige Italië stichtte, stelde hij een aantal regels voor zijn Benedictijner orde op: Bid en werk (Ora et Labora). Volgens zijn regel moesten monniken één maal `s nachts (metten) en zevenmaal overdag in het koor van de kerk (Chorus Psallentium) bijeenkomen om te bidden en vooral Gods lof te zingen. Tijdens het zingen en bidden stonden de monniken, maar bij de schriftlezingen mochten zij gaan zitten op eenvoudige banken. In de loop der eeuwen ging men deze rondom het altaar gegroepeerde zang -en gebedsruimten afscheiden door een koorhek of zelfs door een doksaal (muur). In het begin was de Grote Kerk een gewone parochiekerk. Toen in 1367 de bisschop van Utrecht de kerk in Dordt tot kapittelkerk verhief, ontstond er een nieuwe situatie. De kapittelheren, ook wel kanunniken genoemd, waren vooral bestuurders ( zij `kapittelden' de gang van zaken) maar naast hun bestuurlijke taken waren zij verplicht om dagelijks de koorgebeden te zingen zodat de noodzaak om in deze kapittelkerk nieuwe en grotere koorbanken aan te brengen urgenter werd. Naast de praktische zitfunctie van een misericorde (ook wel een steuntje of een zittertje genoemd) hadden de koorbanken ook een beeldtaalfunctie. Onze persoonlijke gids Herman van de Duinen toont al wandelend aan dat het overweldigende houtsnijwerk met tientallen afbeeldingen zowel religieuze als profane voorstellingen omvatten. Omdat de koorbanken in Dordrecht, getuige de inscripties, uit de jaren 1538/1540 stammen, moet de invloed van de Renaissance merkbaar zijn. Dat is inderdaad het geval: de afbeeldingen zijn niet uitsluitend religieuze voorstellingen over de deugden en de ondeugden, maar ook mythologische voorstellingen en alledaagse, levendige tafereeltjes. Zo zien we vechtende leerlingen, maar ook kinderen die `paardje rijden', de schermsport beoefenen of gewoon zomaar aan het stoeien zijn. De in houtsnijwerk uitgebeelde situaties doen zeer natuurlijk aan en wel in de letterlijke betekenis van het woord. Geen stijf geklede kinderen met een uitdrukkingsloos gezichtje zoals we dat uit Middeleeuwse schilderijen kennen, maar geheel ontblote jochies met vrolijke snuiten die je ontwapend eerlijk aankijken. Ook zagen we de ontgroening van studenten, twee leerlingen die een klasgenootje tillen en een ware schoolmeester die achter een rij leerlingen aanloopt. Alvorens wij dit laatste tafereel nader zullen analyseren, willen we eerst enkele woorden wijden aan de toenmalige functie van een school- en kerkkoor.

School - en kerkkoor

Uit diverse schoolreglementen valt af leiden dat naast het leren lezen in de Nederlandse (en Latijnse) taal de zang een belangrijke plaats innam; zie bijvoorbeeld het reglement van de Jacobi kerk te Utrecht waar we de volgende bepaling tegenkwamen. "Onse schoolmeester zel alle avundt comen mit syn kyndren in dat loff hebbende syn choorkleet aen tot allen tyden als een dienre der kercken toe behoort." De schoolmeester, ook wel cantor genoemd, was naast didacticus dus dirigent van een schoolkoor dat tevens een belangrijke functie in het kerkkoor vervulde. De kanunniken en andere clerici waren tenoren of bassen, maar misten de souplesse in hun stembanden om de hoge koorpartijen te kunnen zingen. De heldere jongenssopranen vormden dus een bitter noodzakelijke aanvulling voor het welslagen van de gezongen missen. Scholieren die een verplichte deelname aan de cantorij op hun lesrooster hadden staan, ziedaar de situatie in de Middeleeuwen. Alleen als de schoolmeester met zijn leerlingen een bijdrage leverde aan een particuliere mis, stond daar een geldelijke vergoeding tegenover. Pal achter het koorhek zien we eerst een paar eenvoudige en lagere schoolbankjes en pas daarachter de rijk versierde koorbanken met de al eerder genoemde opklapbare zit/steunbankjes.

School - en kerkkoor zijn zo ruimtelijk gevisualiseerd letterlijk synoniemen omdat zij onderdeel vormden van een geheel. Als sommige ouders niet geheel gelukkig met de sterke liturgische band tussen school en kerk waren, dan stuurden zij hun kinderen . naar particuliere bijschooltjes; schooltjes waar kinderen tegen betaling werden toegelaten om uitsluitend les te krijgen zonder de zangverplichtingen in het kerkoor. Die particuliere bijschooltjes waren echter oogluikend toegestaan, maar vaak verboden voor wat oudere jongens. Dat speelde ook in Dordrecht waar de Ordinantie van de Latijnse school uit 1450 het volgende vastlegde: "Voorts wat betreft knaapjes die ouder dan zeven jaar zijn, die zal men nergens anders op school laten gaan dan bij de Grote Kerk of bij de nieuwe Kerk. Degenen die ze ergens anders (op school) plaatsen; degenen die ze plaatst: een pond (boete), en degenen die ze onderwijst een pond (boete)".

Komen we nu toe aan de afbeelding van een schoolmeester met zijn leerlingen, paneel PZ 9. Langs de poort van een voornaam gebouw zien we twee leerlingen met een kruisstandaard voorop lopen, pal daarachter twee voorzangers met een liedboek , daarachter acht koorknapen en een schoolmeester in toga (Magister Chori) sluit de rij. Over deze afbeelding doen twee verschillende interpretaties de ronde. Jensma vermoedt dat we hier te maken hebben met de jaarlijkse herbenoeming van de rector op Sint-Luciendag (13 december). De rector ontving van het stadsbestuur zijn collatie (= herbenoeming), vergezeld met vier kannen wijn en een pond kruit dat diende als feestverlichting voor de optocht van zijn leerlingen. In het voetspoor van Witzen Elias vermoedt onze gids Herman van Duinen dat dit paneel een illustratie is van een kinderprocessie zoals die op 28 december werd gehouden; op die dag werd namelijk de kindermoord uit Bethlehem herdacht. Bij die processie op 28 december, ook wel de Onnozele Kinderdag genoemd, mocht een kind als `kinderbisschop' figureren. Wat waar moge zijn, 13 of 28 december, feit blijft dat ons een inkijkje wordt gegund in het schoolleven anno 1450.

Onderwijs en opvoeding

Of het onderwijs in Dordrecht op een hoog peil heeft gestaan? Op die vraag is moeilijk een eenduidig antwoord te geven. Uit diverse bronnen rijst welde vraag op of men in die tijd wel oog heeft gehad voor de pedagogische aspecten van het lesgeven, zelfs als men de cultuur-historische context daarbij niet uit het oog verliest.Uit andere bronnen blijkt zonneklaar dat de jeugdige kinderen uit Dordt bepaald geen lieverdjes waren. Zo refereert de voormalige stadsarchivaris Jensma aan diverse bezorgde brieven van de lagere overheden over het gedrag van de opgroeiend jeugd en ook Schotel besteedt aandacht aan de wandaden van de jeugd. Magistraten zeiden ouders de wacht aan om hun kinderen ` strengelijk te corrigeren', schoolmeesters beklaagden zich over de `rabauwerij'. De voorbeelden die vervolgens genoemd werden liegen er niet om: "Zij vochten, staken, priemden en wondden elkander met knyven en lange messen; gaven de clercken smadelijke woorden en scholden de goede lieden vileinlyck uit". Betrapte men iemand, dan werd hij eerst opgesloten ( op water en brood) om vervolgens ter correctie naar de Grote school te worden gebracht. Die correctie bestond uit een aantal slagen met de plak (zonder en met spijkers) en/of de roede. De rector voldeed aan de opdracht van de schout om er op los te slaan. Echter nu ontstond er een ander probleem: De rector durfde na een kind een pak rammel gegeven te hebben zijn school niet verlaten bang om op weg naar huis zelf te worden mishandeld. Dat was reden voor bestuurders om in de eerder genoemde schoolverordening uit 1450 expliciet een bepaling op te nemen die de bescherming van de rector moest waarborgen: "Voorts gebieden de goede luiden (van het gerecht) dat niemand ( vrouw noch man) de rector van de, school van de Grote Kerk, of zijn medegezellen die hij aanstelt om de school te besturen, onbetamelijk bejegent met woorden of met daden, noch op geen enkele wijze schade berokkent of laat berokkenen, vanwege redelijke middelen die hij (= de rector) gebruikt om de kinderen te onderwijzen, op straffe van de door schepenen enz "

Oproep: Tijdens deze excursie vroeg ik me af of er sprake was van een primeur. Is de hier besproken afbeelding de oudste bestaande van een schoolmeester met zijn leerlingen in ons land? Of is er misschien in België nog een af beelding uit de vroegere middeleeuwen bekend? Ik ben zeer benieuwd en wacht uw reacties met spanning af.

 Literatuur:
D. Buddingh (1842),
Geschiedenis van opvoeding en onderwijs,
H.A. van Duinen (1997),
De Koorbanken van de Grote- Onze Lieve Vrouwekerk te Dordrecht,
Th.W. Jensma (1983), De Grote of Onze Lieve Vrouwekerk van Dordrecht, G.D.J. Schotel (1857), De Illustre school te Dordrecht.

 

Zakelijke info