Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


180403. Schoolgeschiedenis in beeld. Straatnamen en jaartallen in Nijkerkerveen door Bert Stilma

Als men vanuit Amsterdam via de A-1 naar de Veluwe rijdt, dan verlaat men de randstad nabij het knooppunt Hoevelaken om via de A1/ A28 richting Apeldoorn/ Nijkerk te rijden. Vlak voor dat knooppunt kan men op niet mis te verstane wijze aanschouwen wat het betekent als je als gemeentebestuur een zogenaamde Vinex locatie hebt toegewezen gekregen. Amersfoort heeft haar expansiedrift in een paar jaar letterlijk tot aan de rijksweg gerealiseerd. Des te opmerkelijker is het contrast als men het knoopunt Hoevelaken verlaat om binnendoor naar Nijkerk te rijden. De drukte is verminderd en als men na enkele luttele kilometers het bordje Nijkerkerveen volgt: men waant zich dan in een andere wereld.

 Nijkerkerveen

 Op zo'n anderhalve kilometer achter de provinciale weg bevindt zich het rustieke dorpje Nijkerkerveen. Het beste kan men bij de - volgens jeugdige insiders landelijk zeer bekende - discotheek  Starlight rechtsaf slaan en voordat men het weet is de argeloze autorijder op een eenvoudig  plein aangekomen. Waarin onderscheidt dit dorp zich nu van de talloze andere dorpjes die ons land kent? Om de link naar de onderwijsgeschiedenis maar direct aan te geven: daar zijn een tweetal redenen voor. In de eerste plaats bevindt zich op het schoolplein een basisschool waarop boven een van de schoolramen te lezen staat: gesticht 1847.

 De tweede reden is de keuze van de straatnamen. Geen Lupinestraat of Pauwenstraat, maar de Callenbachstraat en de Jacob de Boerweg; namen die de herinnering aan onderwijsmensen en aan leden van schoolbesturen levend dienen te houden. Welke herinneringen? We raadpleegden voor u de literatuur, doken de archieven in en kwamen tot de volgende bewogen geschiedenis.

 Gesticht in 1847

 In het midden van de negentiende eeuw waren de bestaande, openbare lagere scholen voor alle kinderen toegankelijk, ook al was er nog geen leerplicht. Het lesrooster, inclusief de boekenlijsten was vrij precies voorgeschreven. Ook over het opvoedingsdoel was de wet van 1806 duidelijk: kinderen op te leiden tot ‘alle maatschappelijke en christelijke deugden’. Voor die ouders die dit lovenswaardige opvoedingsdoel te onvolledig vonden, was in de wet van 1806 zelfs nog een mogelijkheid opengelaten om naast de bestaande (openbare) lagere school een bijzondere school der eerste klasse te openen: zonder subsidie weliswaar, maar de vrijheid van oprichting bestond volgens artikel 3 van de schoolwet uit 1806 formeel wel. Of deze wettelijke mogelijkheid nu vanuit onderwijskundig en opvoedkundig standpunt gezien een wenselijke ontwikkeling is geweest of niet, die vraag laten we nu anderhalve eeuw later maar even buiten beschouwing. Feit is wel dat in de negentiende eeuw enkele protestantse voormannen zoals I. da Costa, ds. C.C. Callenbach, ds O.G. Heldring en de latere  minister- president mr. J.J.L. van der Brugghen de koppen bij elkaar staken en op hun halfjaarlijkse bijeenkomsten in Amsterdam ten huize van de bankiersfamilie Pierson aan de Singel 326 hun licht lieten schijnen over talloze maatschappelijke problemen. De situatie van het lager onderwijs was een vast agendapunt op deze bijeenkomsten. Om een lang verhaal kort te houden: in navolging van Mr. J.J.L van der Brugghen die in 1844 de eerste protestants-christelijke lagere school in Nijmegen stichtte, vatte de Nijkerkse dominee Callenbach eveneens het plan op om in het veengebied tussen Nijkerk en Hoevelaken ook een school op te richten. In dit buurtschap bestond nog geen enkele school. Hoewel dit buurtschap slechts enkele kilometers buiten Nijkerk lag, was het vanwege de zeer slecht begaanbare wegen uiterst moeilijk bereikbaar. De situatie waarin de veenbewoners aldaar verkeerden, was dan ook ronduit erbarmelijk. Afgaande op bewaard gebleven archiefstukken was er niet alleen sprake van materiële verwaarlozing, maar ook van zedelijke verbastering. Deze sombere berichtgeving wordt eveneens bevestigd door het in tact gebleven notulenboek van de schoolbestuurders in spé. Zo berichten deze notulen dat de ouders met hun kinderen 'als wilden in leemen en strooijen hutten leefden en woonden en niets anders gewoon waren te doen dan bedelen en stelen'. De notulant schroomde niet om in 1846 het woord 'verdierlijking' uit zijn pen te laten komen. Goede raad was letterlijk duur, maar men slaagde er via rondzendbrieven in het benodigde geld bijeen te verkrijgen en in 1847 werden de schooldeuren geopend.

 Van Noortstraat

 Toch verliep de opening niet vlekkeloos. Om te beginnen moesten de ouders bereid zijn om hun kinderen af te staan aan het onderwijs en die bereidheid was in eerste instantie niet zo groot. Uiteindelijk lukte het door middel van het uitdelen van roggebrood. Alleen op die manier mochten kinderen van hun ouders het werken op het veld  beëindigen! Dit lokmiddel miste haar uitwerking niet. Het leerlingenaantal liep al snel op van 20 leerlingen naar 60 leerlingen. Een tweede probleem was natuurlijk het vinden van een geschikte schoolmeester.

Da Costa, lid van de eerder genoemde Amsterdamse vriendenclub, wist een goede kandidaat. Die kandidaat, Levy Witsteijn geheten, kon ook de goedkeuring van de Nijkerkse predikant Callenbach wegdragen en zo begon hij in 1847 zijn taak. Aanvankelijk oogstte deze Witsteijn alom lof: zowel de inspecteur Halbertsma als Heldring  waren zeer positief over zijn wijze van lesgeven totdat er plotseling problemen opdoemden. Het notulenboek vertelt over deze pijnlijke kwestie dat 'wegens drank en andere bijkomende bezwarende redenen' Witsteijn reeds in 1849 moest worden ontslagen. De volgende hoofdonderwijzer J. van Noort zou maar liefst 45 jaren de scepter gaan zwaaien. Zijn idealisme is groot te noemen. Behalve een dagschool opende hij ook nog eens een avondschool voor jongelui van 15 tot 25 jaar. Niet zonder gepaste trots vertelde Van Noort later dat door deze avondschool de 'kroegen allengs werden gesloten, waardoor de daaruit voortvloeiende baldadigheden en straatschenderijen vanzelven ophielden'. Ook de echtgenote van Van Noort liet zich niet onbetuigd. Naai-en breischooltjes werden opgericht, een vrouwenvereniging, een club voor meisjes en aan de behoeftigste vrouwen uit het dorp werden gratis zelfgemaakte hemden uitgereikt. Kortom het beeld dat professor Lea Dasberg indertijd schetste over de positie van de schoolmeester uit de negentiende eeuw, klopt hier helemaal. Leerkrachten beperkten zich niet alleen tot het lesgeven maar waren tevens maatschappelijke en culturele werkers.

 Jacob de Boerweg

 Toch kon zelfs een energiek en sociaal bewogen man als Van Noort zijn werk niet alleen aan. In 1859 kreeg hij assistentie van een hulponderwijzer, catechiseermeester en krankenbezoeker. Deze drie functies zou Jacob de Boer die - zoals het straatnamenbordje vermeldt - in 1830 geboren werd, van 1859 tot aan 1906 vervullen. Op 76-jarige leeftijd kreeg hij eervol ontslag. Over vervroegde uittreding gesproken!

 Voor deze hulponderwijzer was een apart instructie-reglement opgesteld. Ziekenbezoek mocht alleen na schooltijd. Ook de frequentie van het huisbezoek was geregeld. Tweemaal per jaar konden de gezinnen van de schoolgaande kinderen op zijn aanwezigheid thuis rekenen. Ook voor de weekenden werd gezorgd. Zo werd er bijvoorbeeld op de zondagmiddag om 17.30 uur in de school een soort van godsdienstoefening gehouden. Het meest markante artikel uit dit instructie-reglement vond ik artikel 7 waarin de bepaling was opgenomen dat de verst afgelegen en meest verwaarloosden het meest moesten worden bezocht. Lea Dasberg had gelijk: de schoolmeesters in de 19e eeuw waren sociaal bewogen mensen die niet om 4 uur stopten met hun werk.

Interessant om te vermelden is dat deze school tot op den dag van vandaag nog bestaat en dat na het duo Van Noort/ De Boer er meerdere schoolhoofden lang de scepter in Nijkerkerveen hebben gezwaaid. Wie dat waren? Daar hoeft men geen archieven voor te raadplegen, maar gewoon door de straten wandelen. Zo loop je al kuierend van de Van Rootselaarstraat naar de Callenbachstraat. Dat de zoon van Callenbach later in Nijkerk met een uitgeverij is begonnen, dat is weer een geheel ander verhaal. Vele straatnamen vermelden in het kort tevens de activiteiten van de personen; personen die veelal bestuursleden of schoolhoofden waren zoals Jan de Bruin die vanaf 1936 tot 1966 zijn werk in dit dorp heeft verricht.

 Literatuur:

 L. Dasberg (1977), De visie van de negentiende-eeuwse onderwijzer op zijn  taak als maatschappelijk en cultureel werker. In: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden(BMGN), deel 92, 2e afl. 1977, p. 242-269

 

Zakelijke info