Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


160304.  Schoolgeschiedenis in beeld Johann Friedrich Herbart (1776‑1841) en zijn geboorteplaats Oldenburg door Bert Stilma

 Tijdens een kort uitstapje naar Duitsland kwamen mijn vrouw en ik min of meer toevallig in Oldenburg terecht. Deze in Oost‑Friesland gelegen plaats, ongeveer 90 kilometer ten oosten van de stad Groningen, heeft behalve een historische Stadtmitte ook een uitgesproken fraai negentiende‑eeuws muziektheater. Men waant zich in dit met kroonluchters en spiegels verrijkte interieur terug in de tijd van Mozart, Haydn en Beethoven. Zeker als daar ‑ wat ons overkwam ‑ Don Giovanni van Mozart wordt uitgevoerd.

Slenterend door het oude centrum kwamen wij bij een winkelpassage waar boven de ingang de naam van de bekende negentiende‑eeuwse pedagoog, psycholoog, filosoof en onderwijskundige Herbart vermeld stond. Op een binnenplaatsje troffen we tegen een muur een gevelsteen aan: hier werd Herbart op 4 mei 1776 geboren. Even buiten het oude centrum op zoek naar een straatnaambordje lazen we opnieuw de naam van Herbart. Onze nieuwsgierigheid was definitief gewekt toen we in een parkje belandden waar een kloek standbeeld van diezelfde Johann Friedrich stond, pal tegenover een school voor voortgezet onderwijs dat ‑ het verhaal wordt eentonig ‑ naar dezelfde erudiete plaatsgenoot uit de vorige eeuw was genoemd.

Nu zag ik de persoon van Herbart altijd als pleitbezorger van het star klassikale onderwijs. Veel meer dan een karikatuur wist ik me niet van Herbart te herinneren: "Kinderen luister maar mij, ga stil zitten met je handen over elkaar...!" Rondwandelend in Oldenburg begon ik mij af te vragen of mijn pedagogiekdocent met deze karikatuur recht had gedaan aan het gedachtengoed van Herbart. Feit is immers dat zijn ideeën geweldig aansloegen in Nederland. Welke onderwijskundige principes huldigde Herbart? Welke verklaring kunnen wij achteraf geven voor de keuze van deze didactische principes? Welke principes zijn nu nog relevant c.q. kunnen als achterhaald en irrelevant worden afgewezen?

In de leerboeken staat Herbart bekend als de man van de 'vermethodieking' van het onderwijs: de leerstof moet via uiterst kleine stapjes uiteengerafeld worden in losse elementjes. Na deze analyse worden er allerlei verbindingen aangebracht (geassocieerd) tussen oude, bekende en nieuwe leerstof. Uit de toepassingen moet dan blijken of de leerlingen de stof begrepen hebben. Enkele voorbeelden uit de praktijk:

a. Men begint het leesproces niet met hele zinnen of woorden (de globaalmethode), maar met de kleinste elementjes, te weten de losse letters. Vervolgens worden deze losse letters geassocieerd met een tweede losse letter; bijvoorbeeld één klinker met één medeklinker: ab ‑‑ eb ‑‑ ib ‑‑ob ‑‑ ub.

b. Men begint het schrijfproces niet met hele zinnen of woorden, maar met de kleinste elementjes, te weten de losse letters, neen met de onderdelen van die losse letters; bijvoorbeeld eerst een oefening in de ophaal, de neerhaal en als afronding een oefening in de lus.

c. Men begint een tekenles niet met een vrije compositie van een stilleven of een landschap, maar eerst wordt er geoefend in het tekenen van losse elementjes zoals rechte en daarna gebogen lijnen, van vierkanten en cirkels en ga zo maar door.

 Welke principes lagen nu  precies aan deze strak  opgezette methodiek ten  grondslag? Eerst volgt  hier de terminologie zo­als die in Duitsland werd gehanteerd en daarna het begrippenkader zoals  dat in Nederland door  met name Jan Geluk (ja  wel, de schoolmeester waarover Jacques Dane in dit blad heeft geschre­ven) is gepropageerd. Elke les moet uit de vier  leerstappen bestaan: 1. Vorbereitung. Eerst be­reidt men de klas voor door bekende leerstof nog even in de herin­ nering te brengen.

 2. Darbietung. Vervol­gens wordt de klas al of niet via een wand­ plaat met de nieuwe leerstof in aanraking gebracht.

 3. Verknupfung. Daarna vindt de verbinding plaats tussen de oude en de nieuwe leerstof.

 4. Anwendung en Zusammenfassung. Tenslotte wordt de lesstof, al of niet via een toepassing, nog eens samengevat. De Dinteloordse schoolmeester en redacteur Jan Geluk kwam aan de hand van een vaderlandse geschiedenisles over de kruistochten, met een variant van de leertrappen:

 1. Eerst moet men via analyse en synthese tot klaarheid komen: Wie weet waar  Palestina ligt? Onder welke omstandigheden leefde de bevolking daar?

 2. Vervolgens worden en verbindingen gelegd en vergelijkingen getroffen, de fase  van de associatie: Waarom wilde men vanuit Europa naar Palestina? Welke ver­ schillende drijfveren zijn er geweest?

 3. Daarna volgt er een samenvatting van de behandelde leerstof door enkele kern  woorden op het bord te noteren.

 4. Tenslotte tekenen de kinderen een routekaartje naar Jeruzalem en een platte­ grond van Jeruzalem, de laatste leerstap van de toepassing is hiermee afgerond.

Waarom sloeg deze methodiek zo aan in de vorige eeuw? Een verklaring is naar mijn idee niet zo moeilijk te geven. In het kersverse vakgebied van de psychologie maakte de elementen‑ en de associatiepsychologie in wetenschappelijk opzicht furore. Het onderwijs veranderde in die jaren door de invoering van het klassikale schoolsysteem. Voeg daar de opkomst van de industriële revolutie aan toe (in fabrieken worden aan de lopende band losse elementen samengevoegd tot een eindprodukt) en een verklaring van de karikatuur "zit stil en luister naar de schoolmeester (die de leerstofelementen uitlegt en samenvoegt)", lijkt bijna gegeven. Inderdaad bijna, want de stroom van kritiek die Herbart een eeuw later ten deel viel, loog er niet om. Hij zou onvoldoende oog hebben gehad voor de zelfwerkzaamheid, de zelfverantwoordelijkheid, de creativiteit en de individualiteit van de leerlingen. Allemaal waar, of misschien toch niet helemaal?

Als we Herbart de eer gunnen hem als pleitbezorger te zien om de lesstof op een systematische wijze aan te bieden en te structureren, dan is het niet zo vreemd dat een argeloze toerist in Oldenburg zijn naam op diverse plaatsen tegenkomt. Gaat het huidige, populaire lesmodel van de zogenaamde effectieve instructie, ook niet uit van een zeer strakke, systematische aanpak? Weliswaar veel interactiever van opzet, maar toch ...

 Geraadpleegde literatuur:

C.PS., Moderne opvattingen omtrent het 'leren denken' contra 'Herbart', Hoevelaken 1994. R.Fietz, Johann Friedrich Herbart aus Oldenburg (1776‑1841), Oldenburg 1993.

J. Geluk, "De formeele leertrappen" in Nieuw Tijdschrift ter bevordering van de studie der paedagogiek, 1e jrg (1890):33‑43.

Zakelijke info