Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


160203. Schoolgeschiedenis in beeld Het weeshuis in Gorinchem: van luikje tot lei door  Bert Stilma

 In het oude centrum van Gorinchem staan tal van panden die op een lange geschiedenis kunnen bogen. Een tocht door de straten en steegjes van deze voormalige koopmans‑ en garnizoensstad voert de wandelaar langs fraaie monumenten. Zo treffen we in de Molenstraat 15 een achttiende‑eeuws uitziend pand aan. Boven de brede voordeur is een indrukwekkende gevelsteen gemetseld. Behalve gegevens over het bouwjaar, 1743, lezen we het volgende versje:

Weest den weesen gedachtich: Mijn rijck zult ghij sijn indachtich

De felgekleurde gevelsteen, met in het midden een Christusfiguur uit wiens mond dit versje kennelijk afkomstig is, verbeeldt de bijbelse tekst "Laat de kinderkens tot mij komen". Aan de rechterzijde zien we de binnenmoeder met een aantal meisjes aan haar voeten. Het haar van een wees wordt gekamd, een ander draagt een wasmandje en weer een ander kind leest in een boekje. Aan de linkerzijde zien we een schoolmeester annex binnenvader die les geeft aan een aantal weesjongens. Ze lezen in een boekje, worden overhoord of schrijven op een lei. De gevelsteen stamt uit 1566 en de familiewapens van de stichters ter weerszijden van de gevelsteen zijn in 1743 toegevoegd.

Hebben we hier te maken met een schoolmeesterswoning annex weeshuis? Onze nieuwsgierigheid was gewekt en het antwoord uit de door ons geraadpleegde bronnen geeft een fraai inkijkje op deze vraag. Hoe is in de loop der eeuwen de combinatie van wezenopvang en onderwijs geweest? Maar eerst geven we een kort overzicht van de ontstaansgeschiedenis van dit voormalige weeshuis dat thans als een project voor geleide kamerbewoning fungeert.

In het jaar 1557 schonken Matthijs Aalbertsz en Marytje Jorisdochter Kolff hun woning aan de Molenstraat voor een nog te stichten weeshuis. In de schenkingsbrief stond dat hun woning bestemd zou zijn voor "den armen schamelen weeskinderen, die van vader ende moeder verstorven zijn". De erfrente van deze schen king was bestemd voor de parochiekerk. Andere goedwillende burgers volgden eveneens, zij het met de (voor andere gegadigden beperkende) bepaling dat de erfgenamen van deze schenkers wel het recht hadden "tot verkiezinge van een weeskindsplaats". Het stadsbestuur wilde niet achterblijven en bepaalde dat elke nieuw ingezetene van Gorinchem eerst een bedrag van 6 Carolusgulden moest betalen aan het weeshuis alvorens de poorterseed werd afgelegd. Het weeshuis zou voortaan gaan heten: 't Huys van den desolaten miserabelen weeskinderen. Iedere zondagmorgen om 8 uur hielden de regenten zitting om aangifte te doen. Dat niet iedere burger zich aan deze regeling hield, moge blijken uit het luikje aan de zijkant van dit pand: een luikje bestemd voor vondelingen.

Voor de reformatie was in dit weeshuis een kapelletje met een altaar en een voetenbank, zo is uit een bewaard gebleven nota van een schrijnwerker vast te stellen. Op Heiligendagen en op zondagen gingen de kinderen twee aan twee, hand in hand en zwijgzaam naar de voor hun bestemde plaats in de kerk. Van een zekere Adriaan van Vlijmen, een priester, is bekend dat hij een tweetal bijverdiensten had in dit weeshuis: wekelijks twee missen lezen en het ambt van schoolmeester uitoefenen. Zou hij model hebben gestaan voor de gevelsteen die uit 1566 stamt?

Na de reformatie ging het weeshuis over in handen van meer protestants gezinde regenten en zien we het bekende opvoedingspatroon ten aanzien van de wezen. De meisjes konden er tot hun achttiende levensjaar blijven en gingen dan meestal in dienst bij de meer welgestelde burgers uitGorinchem. De jongens leerde een ambacht, zodat zij later zelf in hun eigen onderhoud konden voorzien. De maximale leeftijdgrens voor jongens werd op 20 jaar gesteld. Zo goed en zo kwaad als het ging, probeerde men de kinderen toch nog een draaglijke jeugd te geven. Zo was de eetzaal ook als speelzaal ingericht en moet de achtertuin als een mooie speelplaats hebben gefungeerd.

Behalve speel‑, eet‑ en slaapzalen zal er ongetwijfeld ook een studiezaalt(je) geweest zijn. De gevelsteen getuigt daarvan en in één van de publicaties van Betje Wolff en Aagje Deken troffen we een karakteristieke afbeelding van het dankbare weeskind aan. Karakteristiek omdat dit weeskind in een onderwijssituatie wordt getypeerd. De schooltassen en de leitjes hangen aan de wand en op een groot bord zien we nog een gedeelte van het schoolreglement. Op de wijs van 'O kersnagt, schoonder dan de dagen' schotelden de productieve dames uit het Noord‑Hollandse De Rijp de lezers van hun economische liedjes een tekst voor die niet voor misverstanden vatbaar is.

Gy deedt my in een Weeshuis woonen, Wee hen, die zulke Huizen hoonen! Zy zyn een zegen voor ons Land, Aan 't welk zy nutte Burgers geven, Die door een naarstig, schiklyk leven, Ook eer doen aan den laagsten stand.

'k Heb spys en drank, huisvesting, kleding, Ik word door vriendlyke overreding Gestaadig tot myn pligt gebragt. Ik heb gezelschap, ja vriendinnen, Die my van gant‑ scher hart beminnen, En die ik ook bemin en agt.

Voor de lezers die een bezoekje aan de binnenstad van Gorin‑ chem willen brengen: aan de noordzijde van dit voormalige wees‑ huispand treft men de zogenaamde Hugo‑de‑Groot‑ramen aan. In de woning van de koopman Daetselaar heeft Hugo de Groot ‑ na zijn spectaculaire ontsnapping in de boekenkist uit Slot Loevestein ‑ zich een tijdje verscholen gehouden in diens woning. Om precies te zijn: achter een dubbele boekenkast. Volgens overlevering zou Hugo de Groot zich ingelaten hebben met het ontwerp van een glasraam. Dit beschilderde glasraam is in de vorige eeuw uit het huis van Daetselaar overgebracht naar het weeshuis aan de Mo‑ lenstraat en is na de restauratie in 1968 en 1996 bewaard gebleven.

 Literatuur

J. Dane (red.), Wezen en boefjes. Zes eeuwen zorg in wees‑ en kinderhuizen, Hilversum 1997.

Economische liedjes. Uitgegeven door E. Bekker, weduwe A. Wolff en A. Deken, 2e deel, Amsterdam 1798.

H.A. van Goch, Van Arkel's oude veste, Amsterdam 1898 (reprint Gorinchem 1973).

Zakelijke info