| |
130305. Schoolgeschiedenis in beeld. Schoolmeester Lalleman uit Moordrecht
door Bert Stilma
Even ten zuid‑westen van Gouda ligt het dijkdorp
Moordrecht. Ontstaan rondom 1200 als tolhuis aan de Hollandse IJssel, heeft het
dorp zich tussen de polders Moordrecht en van Vollenhoven tot op de dag van
vandaag weten te handhaven. Omdat Moordrecht midden in een laagveengebied lag,
werd er in het verleden vanwege de brandstofvoorziening veel turf gestoken. Zo
ontstonden in de loop der eeuwen een tweetal plassen. De Noordplas viel in 1765
droog en de Zuidplas in 1839. Op de drooggevallen gronden ontstond hennepteelt
en in het kielzog van die hennepteelt kwam de touwfabricage op gang. We zijn in
de vorige eeuw beland; een eeuw bekend en berucht geworden vanwege de sociale
ellende die mede het gevolg was van de industriėle revolutie. Zo had in de
touwfabricage elke volwassen touwspinner een 'hulpje' nodig die het wiel
draaiende hield. Letterlijk'hulpje', want in die dagen was men de mening
toegedaan dat kinderen dit werk net zo goed konden doen. Denk maar aan het
bekende liedje van J.P. Heije In een blauw geruite kiel draaide hij het hele
wiel de ga‑anse dag.
Moordrecht vormde op deze kinderarbeid bepaald geen
uitzondering. De situatie in Moordrecht was zelfs zo schrijnend dat de
plaatselijke hoofdonderwijzer Gerrit Bernardus Lalleman een flammend protest
schrijft tegen deze vorm van arbeid dat geplaatst wordt in het bekende blad De
economist. De titel van dit ingezonden artikel laat niets aan duidelijkheid te
wensen over: Slavernij in Nederland. De redactie van dit tijdschrift vraagt zich
in een nawoord af of de onderwijzer deze kwaal niet wat te sterk had ingekleurd.
Lalleman ondertekende zijn artikel alleen met zijn initialen en met de eerste
letter van zijn woonplaats M .....januarij 1855. G.B.L.
Op het moment dat Lalleman zijn artikel schreef was hij al
elf jaar hoofdonderwijzer in Moordrecht. Lalleman, in 1820 te Naaldwijk geboren,
werkte eerst als kwekeling te Naaldwijk, daarna in Hillegersberg, en vervolgens
als ondermeester bij het instituut Noorthey van De Raadt, eveneens in Rotterdam.
Na gouverneur te zijn geweest in Delft, werd hij in diverse plaatsen
hoofdonderwijzer. Uiteindelijk vestigde hij zich in Moordrecht alwaar hij van
1844 tot 1887 de scepter zou gaan zwaaien. In deze Moordrechtste periode
ontpopte hij zich als een toegewijd onderwijzer wiens taak na schooltijd niet
ophield. "Hoezeer de dorpsgemeente met hem leefde moge blijken uit het feit, dat
bij zwaar weder des nachts de meester werd gebeld, om, zoo noodig met zijn raad
behulpzaam te zijn. Lalleman stond dan op, begaf zich met de dorpelingen op den
openbaren weg en gaf, als het onweer was voorbij gedreven, het sein, weer kalm
naar bed te gaan". Op deze sociaal bewogen instelling komen we straks terug.
In 1870, hij is dan inmiddels 50 jaar, wordt hij voor een
periode van meer dan 25 jaren redacteur van het bekende schoolblad De Wekker.
Hij publiceert ook regelmatig in het tijdschrift De Tijdspiegel. Na zijn
pensioen in 1887 vestigt hij zich in Amsterdam om daar directeur te worden van
het schoolmuseum aan de Prinsengracht. Op 68‑ jarige leeftijd wordt hij benoemd
tot directeur van de Vormschool voor onderwijzeressen aan bewaarscholen. Deze
functie vervult hij tot mei 1901. Twee maanden later overlijdt hij, 81 jaar oud.
Zijn toewijding aan het onderwijs gedurende zijn gehele
leven is niet de enige reden waarom er in Moordrecht een straat naar hem is
genoemd. Lįlleman is namelijk de eerste schoolmeester geweest die openlijk
geprotesteerd heeft tegen de kinderarbeid in Nederland. Zo lezen wij in zijn
artikel 'Slavernij in Nederland'waarom zo weinig kinderen zijn avondschool
bezochten. "Het garen dat men daar spint, wordt zoodanig bewerkt dat ieder
spinner een 'draaijer behoeft, om het bij den arbeid benoodigde wiel in beweging
te brengen. En wier lot denkt gij wel dat het is, om zich daarmee bezig te
houden? Het zijn kinderen, die in den bloeitijd des levens, in den zomer van 5
uur 's morgens tot 8 uur 's avonds, en in den winter van 6 tot 7 uur, meest in
zittende houding, dat eentoonig en geestverdoovend werk moeten verrigten. Zoo
gij de werkplaatsen binnentreedt, zult gij er vinden van vijfjarigen leeftijd; ‑
wij zagen er welke dien leeftijd nog niet hadden bereikt en zoo gij des zomers,
bij het aanbreken van den dageraad, door de straten wandeldet, zoudt gij er
aantreffen, die nog half slapende naar de werkplaats worden gedragen, om eerst
daar, door de ruwe stem des spinners, zoo niet door iets ergers, regt wakker te
worden".
Curieus is om behalve op de feiten, ook op de data te
letten. In 1852 verscheen in Amerika Uncle Tom's Cabin en in 1854 opent het
jaarboekje Aurora met een gedicht over deze roman; een gedicht dat als titel
meekreeg Eliza's vlugt. Binnen twee jaren was dit Amerikaanse boek dus
overgewaaid naar Europa en vertaald. Voor alle duidelijkheid: we hebben het over
een periode in de geschiedenis waar de trekschuit het vervoerstempo bepaalde.
Weer een jaar later verschijnt het artikel van Lalleman dat ook over slavernij
handelde. Een toeval? Of was het onderwerp slavernij toen een 'hot item'
geworden?
Wat in deze Moordrechtse schoolmeester te prijzen valt, is
dat hij niet bleef steken in het uiten van kritiek, maar dat hij naar
alternatieven heeft gezocht om een einde aan de kinderarbeid te maken. Zo was
hij mede‑oprichter en hoofdbestuurder van het in 1869 opgerichte Schoolverbond
tegen het schoolverzuim. Hij zag terecht in dat de slavernij van de kinderarbeid
slechts via wetgeving kon worden opgeheven. Mag de politicus Van Houten met zijn
kinderwetje uit 1874 naam hebben gemaakt, Lalleman komt de eer toe als eerste
officieel te hebben geprotesteerd. Hij zag tevens de noodzaak in van de
invoering van een algemene leerplicht. Kinderen mag je de zegenrijke invloed van
het onderwijs niet onthouden en als een regering er niet in slaagt om voor alle
(schoolgaande) kinderen voldoende scholen te bouwen dan is dat een teken van
onbeschaafdheid. In het allerlaatste jaar van zijn leven heeft hij mogen
meemaken dat het parlement deze leerplichtwet met een uiterst krappe meerderheid
(49 stemmen tegen, 50 stemmen voor) aannam.
U merkt al waar ik naar toe wil. Het is volkomen juist dat
op het huidige kerkplein van Moordrecht een standbeeld van deze onderwijzer en
kindervriend is geplaatst. Gerrit Bernardus verdient het om aan de vergetelheid
te worden ontrukt. Alleen een straatnaam zou wel erg pover zijn geweest.
Literatuur G.B.L(alleman)., 'Slavernij in Nederland', De
Economist,1855, 33‑42 G.B.Lalleman, Het schoolverzuim in Nederland en het
Schoolverbond,Tiel 1869
Levensberichten der afgestorven medeleden van de
maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden 1902
De Tijdspiegel,1869/1870
|