| |
120203. Schoolgeschiedenis in beeld. De Klokkenberg in Nijmegen Bert Stilma
Het is precies anderhalve eeuw geleden dat de deuren van
de eerste officieel erkende protestants christelijke lagere school in ons land
werden geopend. Op 6 mei 1844 ging de 'bijzondere school der eerste klasse op
den Klokkenberg' te Nijmegen van start. Een hoofdonderwijzer, bijgestaan door
één hulponderwijzer, zag zich daar geplaatst voor 116 leerlingen verdeeld over
twee lokalen; een klassegrootte van bijna 1 op de 60. De oprichting van de
bijzondere school was een initiatief van Mr. J.J.L. van der Brugghen (later als
minister belast met onderwijszaken), Ds. E.A. Zubli en Mr. Baron van Lijnden. De
opening is op 19 mei 1994 met een symposium uitgebreid herdacht.
Het oorspronkelijke schoolgebouw heeft gestaan aan de
Muchterstraat in het oude centrum van Nijmegen. Van dit gebouw zijn alleen nog
twee gevelstenen bewaard gebleven. Na de sloop van de oude school in 1972 is er
een nieuw gebouw verrezen aan de Ubbergseveldweg, hoek Kopseweg. De twee
gevelstenen zijn hierheen overgebracht.
De voorgeschiedenis van de lagere school uit 1844 begint
enkele jaren eerder met de oprichting van een christelijke bewaarschool. We
schrijven dan 1840. Een aantal mensen die zich het lot aantrekken van kleuters
uit de arbeidende klasse, heeft zich verenigd om deze kinderen in een schooltje
op te vangen. Verbetering van het materiële lot der kinderen staat hierbij
voorop. Een tweede oogmerk is de kinderen in contact te brengen met het
christendom. Maar wat volgt er na de bewaarschool? Naar welke lagere school gaan
de kleuters die de christelijke bewaarschool na enkele jaren verlaten? De
initiatiefnemers van het eerste uur, waaronder Van der Brugghen, slagen er in
1842 in een lagere school, 'vervolgschool der christelijke bewaarschool', te
financieren. Onderwijzer Gehne, verbonden aan de Lutherse diaconieschool en
daarnaast ook nog particulier schoolhouder, maakt zich vrij om les te gaan geven
aan deze christelijke vervolgschool. Als Gehne voor het eerst zijn nieuwe school
binnenstapt, vindt hij op zijn lessenaar een briefje waar op geschreven staat:
God van den Hemel, die zal het ons doen gelukken. Deze woorden zijn ontleend aan
het Oude Testament en wel uit het bijbelboek van de profeet Nehemia (2 vers 2).
Nehemia was als wijnschenker verbonden aan het Perzische hof en had toestemming
gekregen om als Joodse balling terug te keren naar Jeruzalem om daar de leiding
van de wederopbouw van de stad op zich te nemen. Ondanks tal van tegenslagen
lukt het Nehemia zijn doel te bereiken. Zo worden de zwaar gehavende stadsmuren
herbouwd en ziet Nehemia er op toe dat de Joodse wetten in ere worden hersteld.
De parallel die in 1842 wordt getrokken van Jeruzalem naar de Nijmeegse
ongesubsidieerde school laat zich raden. De tekst is vastgelegd op een van de
gevelstenen. Op de andere gevelsteen is een passage uit het eerste bijbelboek
Genesis (17:1) opgenomen waar God tegen Abraham zegt: wandel voor mijn
Aangezicht en wees oprecht. Kennelijk worden deze woorden, die tot Abraham waren
gericht, van toepassing geacht voor de doelstelling van de school.
De bestuurders van De Klokkenberg hebben zich van meet af
aan druk gemaakt om naast een godsdienstige ook tot een pedagogische
rechtvaardiging van het protestantse onderwijs te komen. Die pedagogische
rechtvaardiging richtte zich in het bijzonder op de rol van de ouders, het
verzet tegen het intellectualisme en het beargumenteren van de bezwaren tegen
het toen zeer gangbare uitdelen van prijsjes en beloningen. Een korte
toelichting van deze drie pedagogische en onderwijskundige kwesties is hier op
zijn plaats. Het bestuur betrekt de ouders bij het schoolgebeuren in die zin dat
zij verplicht worden om lid te worden van de schoolvereniging (de zgn.
'associatieschool'). Wat het verzet tegen intellectualisme betreft, Van der
Brugghen geeft de voorkeur aan een opvoeding tot zelfstandige persoonlijkheden:
"Die mensch moet geen draaiorgel wezen, dat, door den kruk bewogen, alles speelt
wat men op zijn trommel gezet heeft: maar een levend, zelfstandig wezen, dat de
toonkunst gebruikt om melodieën te doen hooren die het zelf in zijn binnenste
heeft voortgebragt, en die het wil scheppen." Als derde kwestie noemden wij de
bezwaren tegen het uitdelen van prijsjes aan de leerlingen. Volgens bestuurslid
en predikant Zubli zijn beloningen in de vorm van prijsjes onoordeelkundig,
onzedelijk en onevangelisch. Onoordeelkundig, want wie beloon je: een druiloor
die nooit te laat komt en als een zoutzak op zijn plaats zit of een levendige
jongen die wel eens te laat op school komt? Onzedelijk vindt Zubli het om de
eerzucht op een ongezonde manier te prikkelen: het uitdelen van prijsjes
stimuleert geen samenwerking maar eerzucht, afgunst en hovaardij. Tenslotte is
het belonen ook nog onevangelisch en in strijd met het protestants erfgoed:
gelovigen hebben hun Schepper lief, niet opdat Hij hen liefheeft maar omdat Hij
hen eerst heeft liefgehad.
De twee oude gevelstenen van het oorspronkelijke
schoolgebouw zijn in de nieuwe omgeving helaas niet meer vanaf de openbare weg
te zien. Zoals op de foto te ontdekken valt, zijn de beide gevelstenen op de
muur van een binnenplaats, een patio, aangebracht. Eén buitenmuur van het
huidige schoolgebouw is, mede uit preventieve overwegingen, uitbundig versierd
met een royale en fraaie graffiti. Ook aan de buitenkant is hier aan te zien dat
een basisschool anno 1994 verschilt van een lagere school anno 1844.
Geraadpleegde literatuur
Brouwer J., Het binnenste naar buiten. Zutphen 1981 .
Nijmeegsch Schoolblad voor het christelijk onderwijs jrg.1
(1844), 3 (1846), 6 (1850) en 8 (1852).
|