Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


110203. Schoolgeschiedenis in beeld. Wijbrandus Haanstra, Hervormer van Neerlands Bewaarschoolwezen  (1841 ‑1925).
  Hans de Frankrijker

 Een wandeling over het Rapenburg mag niet uitblijven, wanneer u de stad Leiden met een bezoek vereert. Op nauwelijks 10 minuten loopafstand van het centraal station (via Stationsweg‑Steenstraat, over de Blauwpoortsbrug naar Prinsessekade en Kort Rapenburg) bereikt u deze gracht met daarlangs oude statige huizen die vaak een rijke historie herbergen. Vele bekende en minder gerenommeerde dichters, schrijvers, diplomaten en geleerden hebben voor korte of langere tijd aan het Rapenburg geleefd en gewerkt. Vanouds is het Rapenburg als woonplek zeer in trek bij studerend en gestudeerd Leiden. Onlangs is het laatste deel uit een serie van zes boekwerken verschenen waarin de historie van de wooncultuur van tal van huizen aan het Rapenburg gedetailleerd is uitgeplozen.

Aan het achterste, minder aanzienlijke deel van het Rapenburg werd in 1867 het pand met huisnummer 131 aangekocht ter inrichting van een 'Opleiding van onderwijzeressen aan bewaarscholen', later bekend geworden als de "Haanstra Kweekschool". Dit gebouw wordt sindsdien onafgebroken voor onderwijsdoeleinden gebruikt. Thans is de Haanstra bassisschool hierin gevestigd. Aan de gevel is een bronzen plaquette aangebracht ter nagedachtenis aan W. Haanstra, een eerbetoon afkomstig van "zijn dankbare leerlingen". Een klein stukje verder om de hoek, Vliet 10, is de ingang van de voormalige kleuterkweek waarop de buitengevel staat vermeld: "Kweekschool Voorbereidend Onderwijs (Methode Haansta)".

Op 2 december 1841 is Wijbrandus Haanstra geboren in Oosterwierum, gelegen ten zuidwesten van Leeuwarden. Zijn vader was daar hoofdonderwijzer en organist van de dorpskerk. Haanstra behaalde via de avondcursus te Sneek zijn onderwijzersdiploma en deed de nodige praktijkervaring op in de school van zijn vader. Na een aantal jaren gewerkt te hebben als schoolmeester werd Haanstra in 1882 tot direkteur benoemd van de Leidse (avond)opieiding tot bewaarschool houderes, die weldra tot een kweekschool uitgroeide. Deze directeursfunctie heeft hij ruim 40 jaar vol élan vervuld. Zolang het hem mogelijk was, zette hij zich met hart en ziel in voor het kleuteronderwijs en de opleiding van kleuterleidsters. De Leidse kweekschool voor kleuterleidsters was in Nederland lange tijd de enige waaraan zowel een internaat als een oefenschool voor de kwekelingen was verbonden. Het werk aan deze Leidse kweekschool hield hem dan ook dag en nacht bezig. Na een intensief onderwijsbestaan stierf hij op 14 september 1925 in de leeftijd van 83 jaar. Op de begraafplaats aan de Groenesteeg te Leiden ligt hij begraven.

Wat maakt Haanstra onderwijshistorisch gezien nu tot een interessant figuur? Zijn betekenis voor het (kleuter)onderwijs reikt bepaald verder dan alleen Leiden en omgeving. Hij moderniseerde de methode van Fröbel en werkte op basis daarvan zelf een methode uit, die op de Parijse wereldtentoonstelling van 1889 en nogmaals in 1900 met een medaille werd bekroond. De door hem ontwikkelde aanpak kreeg niet zijn naam, maar heette officieel "de methode Leidse Kweekschool". Toch heeft het werk van deze pionier van het kleuteronderwijs relatief weinig landelijke bekendheid gekregen. Eén van de redenen is dat noch Haanstra, noch anderen veel over zijn ideeën en aanpak hebben geschreven in tijdschriften voor vakgenoten. Hij schreef wel met grote regelmaat in zijn "Maandbladen voor het onderwijs", maar die werden vrijwel alleen in de eigen opleiding gebruikt.

Het zelfstandig en kritisch leren denken en oordelen stonden bij Haanstra hoog in het vaandel. In 1886 formuleerde Haanstra zijn "Bede voor elke onderwijzeres", die uit een tiental pedagogische richtlijnen bestond. Tot deze 'bede' behoorden onder andere aanbevelingen als: "Heb hart; weet wat ge wilt; wees voorbereid"; "Boei door werk voor hoofd en hart en hand" en "Zie toe met open oog, leef lustig mee". Volgens Haanstra behoorde een goede onderwijzeres het kind alleen tot werken aan te zetten. Naar zijn opvatting traden onderwijzeressen eerder teveel dan te weinig op de voorgrond. Zo schreef hij in 1890 in zijn Maandblad: "Als de kleuter dan maar zo gelukkig is, dat er geen lieve, helpende hand komt, die hem de vreugde van het zelf‑ontdekken ontfutselt". Te sterke sturing van de onderwijsgevende was Haanstra een doorn in het oog. De zelfwerkzaamheid en spontane activiteit van het kind kwam hierdoor in gevaar.

Het kleuteronderwijs mag sinds 1984 opgenomen zijn in het basisonderwijs, maar wie zich anno 1993 wat meer verdiept in de methode Haanstra wordt verrast door de actualiteitswaarde van zijn onderwijsaanpak en van zijn opvoedings‑ en onderwijsideeën.

 Literatuur:

T. Wartena (1968). Wijbrandus Haanstra, 1841 ‑ 1925, een der pioniers van het kleuteronderwijs in Nederland. Groningen: Wolters‑Noordhoff

B. Erades (1982) Haanstra Kweekschool 1867 ‑ 1982. Leiden: Haanstra Kweekschool. W. Nijkamp (1967). 100 jaar kleuters (1867 ‑ 1967). IJmuiden: Vermande Zonen.

W. Nijkamp (1973 (4e druk)). Van begijneschool naar kleuterschool. Groningen: Wolters Noordhof
 

Zakelijke info