Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

230106. Voor de jeugd XXIV. Joachim Heinrich Campe. Merkwaardige lotgevallen van vier Russische bootslieden op Spitsbergen door Frits Huiskamp.

Op mijn zwerftochten door het oude jeugdboekenland ontmoet ik soms wonderlijke verhalen die je in je hart raken. Vaak zijn dat vertelsels die inzicht geven in onvoorstelbaar menselijk doorzettingsvermogen temidden van een keiharde omgeving. Ze zijn de vrucht van uitstekende schrijvers, die over een beeldend taalvermogen beschikten, terwijl ze zich baseerden op waar gebeurde geschiedenissen. Een voorbeeld van zo'n verhaal trof ik aan in een uit het Duits vertaald boek van J.H. Campe, getiteld Tafereelen uit het Noorden, een tweede druk, uitgegeven door S. de Visser te 's Gravenhage in 1828. Het eerste verhaal is onze lezers wel bekend: Noordelijke ontdekkingsreis van Jacob Heemskerk en Willem Barendsz. Het gaat me echter om de tweede vertelling die u als nieuw blauw boekje kunt inzien: Merkwaardige lotgevallen van vier Russische bootslieden, op Spitsbergen.

 Wie was Joachim Heinrich Campe?

Hij leefde van 1746 tot 1818 en studeerde theologie en filosofie. Als opvoeder van de later be-roemde schrijver van reisverhalen Alexander von Humbold verwierf hij zich faam als peda-goog en werd in 1776 benoemd tot directeur van het Philantropinum te Dessau. Hier werd hij geacht de opvoedkundige beginselen van deze school uit te dragen, een menslievend gedachtegoed, gegrond op de rationalistische Verlichtingsideeën. Men geloofde in de natuurlijke goedheid van de mens, die door goed onderricht verbeterd kon worden en men verzette zich te-gen de invloed van de kerk op het onderwijs. De bekendste namen uit deze denkrichting waren J.H. Basedow, Chr. H. Salzmann en ... J.H. Campe. Deze heren verkregen een grote invloed op de vooraanstaande leden van de Maatschap-pij: tot Nut van 't Algemeen, en ze zouden een stempel zetten op de eerste Nederlandse onderwijswet van 1806.

Als directeur van dit instituut kwam Campe al snel in conflict met zijn voorganger Basedow en hij besloot een jaar later naar Hamburg te verhuizen om daar een eigen school te stichten. Later begon hij in Braunschweich een boekhandel met een eigen uitgeverij. Zijn naam werd gevestigd door zijn bewerking van D. Defoes Robinson Crusoë, die hij uitgaf onder de voor hem kenmerkende titel Robinson der-Jungere, zur angenehmen und nutzlichen Unterhaltung fur Kinder (1780). Het boek werd in het volgende jaar al in het Nederlands vertaald onder de nog programmatischer titel Handleiding tot de natuurlijke opvoeding, of Robinson Crusoë, geschikt ten dienste der jeugd.

Verder schreef hij reisverhalen voor de jeugd en werd en wordt hij in Duitsland beschouwd als de eerste professionele jeugdboekenschrijver van dat land. Een van die publicaties was de bundel reisverhalen Gemalde des Nordens (1825) na zijn dood uitgegeven en als Tafereelen uit het Noorden in hetzelfde jaar in het Nederlands vertaald. Het hierboven genoemde verhaal over de vier Russische bootslieden speelt zich af in 1743 toen een koopman een schip uitrustte om op walvissen en zee-robben te jagen voor de kust van Spitsbergen. Het schip raakte voor de kust van Oost Spitsbergen vast in het ijs en de stuurman Alexey Himkof herinnerde zich dat verderop op het vaste land zich een oude behuizing van voorgangers moest bevinden. Samen met drie bootslieden J. von Himkof, Stepan Schorapof en Theodor Weringin ging hij op zoektocht. "Toen zij van het schip gingen, namen zij de volgende zaken mede: een geweer, een hoorn met twaalf schoten kruid en even zoo vele kogels, eene bijl, een kleine ketel, een zak met twintig pond meel, een vuurslag, een stuk zwam, een mes, een blaas met tabak en vier houten tabakspijpen. Ook dit vertel ik u niet te vergeefsch zoo omstandig; de uitkomst zal het u leeren, leest maar verder." Deze wijze van vertellen houdt de spanning er wel in. "Met de stok in de hand klommen zij uit het schip op het ijs. De afstand van daar tot aan de kust zal omtrent een halve duitsche mijl bedragen hebben; doch de weg was verdrietig. Hij ging namelijk over ijsschotsen, die nog niet aan elkander vastgevroren waren, maar door de golvende zeebaren heen en weder geslingerd werden. Zij moesten derhalve van de eene ijsschots op de andere springen, en telkens acht geven, dat zij de sprong niet te kort namen of afgleden, anders zou het met hen gedaan zijn." Wonder boven wonder wisten ze de hut te bereiken, maar toen zij de volgende ochtend terugkeerden bleek het schip in een geweldige storm met man en muis te zijn vergaan. Zij bleven achter om te overwinteren, zonder dat ie-mand ter wereld er kennis van had waar zij zich bevonden of hen zelfs nog in leven wist. Slechts een ongelooflijk doorzettingsvermogen en een geweldige creativiteit was hun behoud. Storm en kou, aanvallen door ijsberen, voedsel- en kledinggebrek wisten zij te lijf te gaan en Campe laat de lezers sidderen van bewondering en leert hen zo opvoedkundige lessen zoals Robinson Crusoë op zijn warme eiland voordien gaf.

Hoewel een der opvarenden stierf, gingen de anderen onverdroten verder. Pas na zes(!) jaren ontdekte een voorbijvarend schip hen aan de kust. De kapitein van het schip, ook een Rus beloofde hen naar Archangel te brengen voor tachtig roebel. En Campe richt zich weer tot de lezer: "Jonge lezer! Overhaast u zich niet in uwe oordeelvelling Ik zie dat gij boos op den schipper wordt, en hem voor een onmensch, eer barbaar wilt uitschelden, omdat hij in staat was zulk eene liefdedienst zoo duur te laten betalen; doch hoort nu eerst wat onze mannen daarvoor aan boord mochten brengen. Zij waren gedurende den tijd van hun verblijf alhier, rijk geworden. Hun gezamenlijke schatten, welke veel ruimte innamen, bestonden in de volgende dingen: 2000 pond vet, en meer dan 800 vellen van rendieren, benevens 10 berenvellen en eene groote menigte blauwe en witte vossenhuiden. (....). Men zal het der-halve zoo onbillijk niet meer vinden, dat de schipper, voor het medenemen van alle deze dingen, die in Rusland wel 2000 roebels waardig waren, zich door zulke rijke lieden 80 roebels liet betalen, daar hij bovendien drie personen in alles moest vrijhouden."

Enfin, na een tocht van zes jaren en drie maanden kwamen ze te Archangel aan, waar de vrouw van een van de drie van opwinding te water geraakte, maar net op tijd gered werd. "Arme Himkof! Welk een lot zoude u te beurt gevallen zijn, wanneer gij, na zoo vele doorgestane moeielijkheden, nu juist nog hadt moeten terugkomen, om uwe lieve vrouw, voor uwe ogen te zien verdrinken!"

Wat is het toch jammer dat niet ieder zich dit blauwe boekje wist aan te schaffen. Des te meer wens ik de andere gelukkigen veel leesplezier.

 

Zakelijke info