Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

220307. Voor de jeugd (XXII) Maar ook voor de meer bejaarde lezers. Nicolaas Anslijn Nz. Rekenboek voor meisjes, ten dienste der scholen, eerste stukje (1804) door Frits Huiskamp

Dit jaar 2004 wordt een echt `Anslijnjaar'. De Blauwe boekjes schenken aandacht aan deze oerHollandse schoolmeester, die er ondanks zijn slechte gezondheid in slaagde de scholen in het eerste kwart van de negentiende eeuw te overvoeren met schoolboekjes. Zijn uitgever D. du Mortier en Zoon te Leiden moet daar wel bij zijn gevaren.

Toen de redactie besloot een themanummer over onderwijs aan meisjes te gaan samenstellen, wierp ik een blik in mijn verzameling schoolboekjes en trof daar een curieus deeltje van Anslijns Rekenboek voor meisjes aan. Ik besloot de handschoen op te nemen en stelde me een aantal vragen. Hoe stond het met het rekenonderwijs in de eerste decennia van de negentiende eeuw? Waarom verschenen er speciale schoolboelen voor meisjes? Welke bedoelingen hadden de samenstellers met het rekenonderwijs?

Voor 1800 maakte men zich niet druk over het belang van goed rekenonderwijs voor allen. De grote meerderheid van de bevolking bestond immers uit de werkende stand, die in het dagelijks leven vrijwel geen enkele behoefte had aan theoretische vaardigheden. Men leerde eenvoudig rekenen in de dagelijkse praktijk. Binnen het gildenstelsel zorgde de baas er wel voor dat je wist hoeveel een pond meel was of hoeveel meter loden pijp er gebogen moest worden. Als je maar tot tien kon tellen, redde je het wel. Het spreekt vanzelf dat de regentenstand, bestaande uit kooplui en fabrikanten daar voor hun nageslacht anders over dacht. Hun zonen immers kregen immers te maken met boekhouden en denken in winst en verlies. Na 1806 gingen zij naar scholen voor de gegoede stand waar onderwijzers van de tweede en eerste rang lesgaven en bevoegd waren vakken als rekenen en natuurkunde te doceren.

Onder invloed van de Zwitser J.H. Pestalozzi kwam er belangstelling voor aanschouwingsmiddelen die aan het abstracte rekenen dienden vooraf te gaan. "Van hoeveelheid tot getal" werd de leus. Tien appelen leidden tot het begrip 10. Later, na 1820, werd de directeur van de Haarlemse kweekschool P.J. Prinsen de spreekbuis van Pestalozzi. Hij schreef voor de onderwijzers Pestalozzi's leerwijze in de kennis der getallen.

De onderwijswetten van 1806 en vooral van 1816 stelden voor de lagere scholen het rekenonderwijs verplicht. Koning Willem 1 had er oog voor dat de komende ambachtsman steeds meer te maken zou krijgen met werkzaamheden die met getallen te maken hadden. Voor de schoolboekenschrijver Anslijn ontstond er een gat in de markt. Zijn zwakke gezondheid maakte het hem bijna onmogelijk zijn krachten te geven aan de armenschool te Haarlem waar hij een alom gerespecteerd hoofdonderwijzer was. Om enige bijverdiensten te verkrijgen begon hij aan het schrijven van schoolmethodes voor bijna elk vak voor de lagere school. Merkwaardig genoeg was zijn eerste `proeve' het Rekenboek voor meisjes waarvan het eerste deeltje in 1804 verscheen. Zoals gebruikelijk in die jaren begon hij zijn voorwoord van dit deeltje met een uiteenzetting van het belang van het vak. Als motto gebruikt hij: "Ellendig en beklagenswaard zijn die menschen, die geene gelegenheid hebben, om hunne vermogens uit te breiden! ... " En dan komt het: "De bestemming van eenen jongen is geheel anders dan die van een meisje. Dit bewijst beider aanleg zo van aanleg als van ziel. De bezigheden van enen jongeling en van den man zijn ten uitersten verscheiden; die van een jong meisjen en van ene vrouw zijn eenzelviger en eenvoudiger." Anslijn trekt daaruit zijn conclusies: " Beiden volgens hetzelfde plan te onderwijzen, moet noodwendig of voor den jongen, of voor het meisjen nadeelig zijn: vermits beider bestemming eene onderscheidene wijze van onderrigt vordert." En: "De Rekenkunde, bij voorbeeld, ... is zoowel de vrouw als den man noodzaaklijk; de eerste in eenen engeren, de laatste in eenen ruimere kring." En zo verdeelde Anslijn de rekenstof in tweeën. Die voor meisjes zou zich concentreren op huishoudelijke bezigheden en die voor jongens op wetenschap en handel. Hij ging echter niet in op de organisatie van zulk onderwijs in gemengde klassen, hetgeen op vele scholen de praktijk vormde. Het lijkt erop dat hij ervan uit ging dat elk kind zelfstandig haar boekjes doorworstelde, de antwoorden op een lei schreef en vergeleek met de oplossingen achterin het boek. Dat blijkt onder meer uit de wijze raadgevingen aan de gebruiksters:

1. Zijt nimmer onopmerkzaam, wanneer uw Onderwijzer u de regelen dezer kunst verklaart. Tracht zijne lessen diep in het geheugen te prenten, op dat gij met oordeel leert rekenen.

2. Ga met geenen overhaasting te werk, om hier door uw boekjen spoedig ten einde te zijn: bepaal u liever tot het reeds geleerde, zoo lange, tot gij dit wel begrepen hebt, alvorens gij verder gaat. En

3. Zeg nimmer, dat gij eene zaak wel begrepen hebt, indien dit niet waar is. Vraag liever uwen Onderwijzer, om naderen opheldering, dan dat gij zonder nadenken verder zoudt voortwerken. Anslijns rekenboek voor meisjes verscheen in vier afzonderlijke deeltjes en werd een groot succes. Van het eerste deeltje verscheen in 1857 nog een zestiende druk.

 Tot slot kan ik het niet nalaten enige vraagstukken uit dit deeltje over te nemen:

Vraag 157. Ik heb van eenen uitdrager, die mij dezelve dadelijk zal te huis bezorgen, 9 servetten voor 77 en 1 halve cent het stuk, en nog 6 handdoeken voor 42 cents het stuk gekocht, (zeide Jufvrouw C. tegen hare zuster): reken mij eens spoedig uit, hoe veel geld ik te zamen moet betalen. Als gij eens de zuster dezer Jufvrouw waart: wat zoudt gij antwoorden?

Vraag 158. Toen de uitdrager het goed te huis bragt, had hij nog zes fijne neteldoeksche doeken bij zich, die zij van hem kocht voor 1 guld., 82 en 1 halve cent het stuk: hoe veel geld heeft zij daar voor moeten betalen?

Een compleet huishoudelijk leven doemt tussen deze vraagstukjes op: een reden voor verdere studie. Als bijlage geeft dit nummer van De School Anno een opgave van de nieuwe maten, gewichten en munten zoals die na 1815 gebruikt werden, volgens het schema dat Anslijn in zijn methode verstrekte.

Zakelijke info