Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


200106. Voor de jeugd (XII) Maar ook voor de meer bejaarde lezers door F. Huiskamp

 In het winternummer van De School Anno besprak ik het eerste deeltje van het door Johannes Hazen Czn. geschreven leesboekje Leerzame gesprekjes of de vlijt der kinderen opgewekt. Ik beloofde daarbij ook het tweede deeltje door te lichten en iets uit het verdere leven van de schrijver te vermelden. Daar gaat ie dan...

Hazeu begint het tweede deeltje voortvarend en schrijft aan de kinderen:
`Lieve kleine landgenootjes! Denk niet dat ik u vergeet;
U vergeten, neen, mijn vriendjes! 'k Heb voor u mijn tijd besteed.
`k Schenk u weder een Leerzaam boekje,
Neem het aan met lust en vlijt;
Denk dat gij, o teedre Spruitjes!
Op deze aard' ter Schooe zijt'.

Hij ziet de kinderen natuurlijk niet als groente, maar als wezentjes, ontsproten aan hun ouders. Soms zou ik wel eens een jongetje of meisje uit die tijd willen vragen of ze het leuk vonden op zo'n tuttelige manier aangesproken te worden. De kinderen zouden misschien niet weten waar ik het over had, want in die eerste jaren dat er kinderboeken verschenen richtten alle schrijvers zich op die toon tot de jeugd. Het zou nog heel lang duren voordat kinderen wat speelser benaderd werden.

Ook dit deeltje telt een vijftal leeslesjes, vooraf gegaan door een prentje en gevolgd door een versje. Eigenlijk zijn de gravures voor ons, één en twintigste-eeuwers, het leerzaamst. Ze zijn niet alleen fraai getekend, maar er is ook grote zorg besteed aan de leefomgeving. Bij het bekijken ervan krijg je de indruk dat niets mooier werd voorgesteld dan het was en denk je: `Ja, zo leefde men in het begin van de negentiende eeuw'.

In het eerste lesje maken Jakob en Kaatje een wandeling en ontmoeten De brave grasaard naar wie dit verhaaltje is genoemd. Deze man zit op een bankje voor een fraaie buitenplaats, omringd door een hek waarop in smeedletters de woorden `Door vlijt verkregen'. De kinderen vragen de man wat deze zin te betekenen heeft. Een verstandige les volgt. De grijsaard was in zijn ambachtelijk leven zilversmid geweest, had een kapitaaltje bijeengespaard en deze buitenplaats aangekocht. Jakob en Kaatje vinden dit verhaaltje maar niks: een beroep waarbij je steeds vuile handen oploopt en dan nog aanleiding geeft tot zulke praal, dat past een arbeidsman toch niet en `ik zou mijn verhaal zeker niet aan anderen vertellen'. Dit geeft de man de gelegenheid hen te wijzen op een spreuk van Koning Salomo: `De luiaard zal gescheurde kleren dragen' en op een opmerking van de apostel Paulus, dat `Die niet werkt, niet zal eten'. Een stuk wijzer wandelen de jongelui verder.

De tweede les heet `Het goede voorbeeld'. Op het plaatje zien we Pietje met zijn vader op weg naar de kerk waarbij ze een vriendje Klaasje ontmoeten. In zijn onschuld zegt deze dat hij nooit ter kerke gaat omdat zijn ouders dat ook nooit doen Die `moeten dag aan dag werk verrigten, uitgezonderd den zondag; en dan gaan zij hier en daar heen, om zich te vermaken; en zij geven mij de vrijheid, om te spelen, mits ik kort bij huis moet blijven'. Een moderne leefsituatie, voor ons zeer herkenbaar, maar in de ogen van Vader en Pietje een betreurenswaardige toestand. Zij weten Klaasje ervan te overtuigen ter kerke te gaan: `Kom, werp uwen hoepel eens weg, en ga met ons'. Dit bekeerlingetje barst tenslotte in een versje uit dat eindigt met:

`Hier leert men mij, dat Jesus bloed, Mij van mijn zonden wasschen moet, Zal `k ooit gelukkig sterven: Och! Lieve Jesus reinig mij; Maak mij van al mijn zonden vrij, Om 't eeuwig leven te erven!.'

`De verkeerde drift' beschrijft de ruzie die Karel maakt met een boerenzoontje die een akker omspit. Zonder enige aanleiding begint Karel in aanwezigheid van zijn gouverneur het boertje voor luiaard en lomperik uit te schelden. Dat pikt zijn tegenstander niet en ontkent een luiaard te zijn. Een lomperd, ja dat is hij wel, maar hij zou toch niet met Karel willen ruilen. De gouverneur springt tussenbeide en eist dat Karel zijn excuus aanbiedt. Dat doet hij, `zeggende: Lieve vriendje! Ik ben driftig geweest en daardoor heb ik u beleedigd, en gij hebt mij mogelijk, nog bewaard, voor een droevig ongeluk'.

Het aardigste plaatje illustreert `De leesgrage kinderen'. Vader treedt zijn boekvertrek binnen en vindt daar aan de tafel zijn kinderen Willem, Fransje en Saartje op zoek naar boeken. Willem zoekt een boek met plaatjes, maar wordt door vader onderhouden: `Denkt gij, dat plaatjes u wijzer kunnen maken? Zeker neen: lieve jongen! De plaatjes in een boek strekken nimmer tot enig nut'. Fransje zoekt een reisbeschrijving, maar kan volgens vader `beter boeken verkiezen die in 't kort van uw Vaderland spreken'. Ook Saartje maakt geen goede keus met een fabelboek. Elke fabel moet afzonderlijk gelezen worden om invloed op het gedrag te hebben. Een boek vol fabels heeft geen zin. Hierna geeft vader de kinderen verhaaltjes die hij zelf geschreven heeft. Dit is een straf voorbeeld van de bemoeiingen die een ouder met het leesgoed van zijn kinderen heeft: Door zelf de verhaaltjes te scheppen behield hij controle op hun opvoeding.

Het boekje besluit met een beschouwing over de morgen. Men ziet op het prentje vader met zijn kinderen Krisje en Keesje buiten op het land. Mooi weer, koeien in de wei, vogeltjes zingen in de bomen, kortom tijd om Gods schepping te bezingen. Met nog een schoon vers wordt de bundel afgesloten. Het moet niet alleen aan de wijze lessen gelegen hebben dat het boekje zo' n overweldigend succes was. Volgens mij waren het vooral de plaatjes die ondanks het vermaan van vader in zijn boekvertrek de Leerzame gesprekjes tot een bestseller maakten.

En hoe ging het verder met de schrijver? Hij bleef een groot aantal kinderboeken publiceren, onder anderen de eerste oorspronkelijke Nederlandse jeugdroman De geschiedenis van Laura Guldenbeek, weer een voertuig voor Hazeu's braaf gedachtegoed en voor de moderne lezer vrijwel onleesbaar. De laatste jaren van zijn werkzaam leven `bragt hij in stille maar nooit ledige rust in Haarlem door .... En toonde door zijnen christelijken handel en wandel, dat hij de lessen, in zijne veelvuldige geschriften gegeven, zelf behartigde en naleefde'. (A. J. van der Aa: Biographisch Woordenboek der Nederlanden, Haarlem, 1852). Hij stierf op 23 november 1835.

En, o ja, bij deze deel ik jullie het besluit van de redactie mede geen opdrachtjes meer te verzinnen. Als men het bijbehorende Blauwe Boekje wenst te ontvangen kan dat voortaan alleen maar door een abonnement op de hele serie te nemen. 

Zakelijke info