Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


190306. Voor de jeugd X, maar ook voor de meer bejaarde lezers door Frits Huiskamp

 In Voor de jeugd IX schreef ik een stukje over de Rotterdamse onderwijzer Willem van den Hoonaard. Hij werd een bekend schrijver van schoolboeken en legde zich ook toe op het tekenen van kaarten. Dat had natuurlijk te maken met zijn grootste interesse: aardrijkskunde. Daarvan hebben jullie in het vorige Blauwe Boekje een voorbeeld gehad. Maar er is meer over hem te vertellen. Op 21 juli 1855 was er een vergadering van het onderwijzersgezelschap waarvan hij lid was. Onder het genot van een kopje koffie en een pijp tabak vertelde hij over zijn leven als leraar en hij deed dat zo aardig dat men besloot zijn verhaal in een geschriftje uit te geven. Toen ik in de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam naar boeken van hem op zoek was, vond ik dit uitgaafje. Hij sprak over zijn geboorte en studies en ik heb daaruit het een en ander in het vorige nummer van De School Anno overge­schreven. Gelukkig is er nog meer.

Hij vertelde namelijk ook over zijn eigen kinderjaren en over het onderwíjs dat hij genoot. Als begaafd jon­getje werd hij aangesteld als onder­meester, een soort hulpje voor de klassenleraar, en mocht helpen bij het leren lezen, schrijven en rekenen. Hij herinnerde zich de inrichting van de klas met de grote lessenaar voor de onderwijzer, de dubbele tafels voor de schrijvende leerlingen en de losse bankjes voor de kleintjes. Hij leerde de letters uit het Haneboek, en aan de hand van de Catechismus en het Onze Vader leerde hij spellen en lezen. Die kunst zette hij voort door De Historie Davids en de Spreuken Salomons te verwerken en het geheel te voltooien met het inzien van De Rotterdamsche Courant en het ontcijferen van oude transportbrieven. Hij leerde mechani­

sche bewerkingen van getallen uit het Offerboek van Bartjens, zonder dat er veel begrip werd gewekt voor hoe­veelheden en andere rekenkunstige zaken.

Zelf gaf hij eigenlijk les op de manier zoals hij dat zelf als kind beleefd had. Na zijn studies en aanstelling in Hil­legersberg raakte hij in 1817 betrok­ken bij de oprichting van het onder­wijzersgezelschap in zijn district. On­der voorzitterschap van de schoolop­ziener werden belangrijke zaken be­sproken; andere manieren om les te geven, het kennisnemen van nieuwe schoolboeken en het bespreken van eigen problemen. Van den Hoonaard vond zijn loopbaan als onderwijzer zeer bevredigend, maar hij maakte zich zorgen over leerlingen die het aan aanleg en goede wil ontbrak. Ve­len gingen onregelmatig naar school, die ze vaak voortijdig verlieten, on­voorbereid op het toekomstig maat­schappelijk leven. Hun ouders trou­wens toonden weinig belangstelling en werkten nauwelijks mee. Het is logisch dat de leerboekjes die Van den Hoonaard vervaardigde tot be­doeling hadden deze tekortkomingen te bestrijden.

In 1827 verschijnt dan zijn Korte ge­schiedenis der stad Rotterdam, in les­jes voor de jeugd. Dit verschijnt nu als Blauwe Boekje, nr.8. In het `Voorberigt' meldt de schrijver "Beide boekjes zullen, vertrouw ik, het weetgierige kind op weg brengen kunnen, om zich met Rotterdam be­kend te maken", enz. ( zie ook zijn Korte aardrijkskundige beschrijving) Voor de Rotterdammer van nu geeft het nog steeds zeer wetenswaardige informatie. Wisten jullie bij voor­beeld dat "in het jaar 1563 een groot gedeelte der stad een vreesselijk  onheil trof, naardien een verschrikkelij­ke brand, bij een' kuiper ontstaan, wel twee honderd en vijftig huizen vernielde en zevenhonderd min of meer beschadigde, terwijl er 60, ge­deeltelijk geladene schepen, insge­lijks door de vlammen verteerd wer­den"? In het kort vermeldt hij de le­vensloop van Erasmus en diens stand­beeld: "In 1549, en dus dertien jaren na 's mans dood, werd zijne beeltenis van hout, ter zijner nagedachtenis, door het stadbestuur op de Groote­markt opgerigt, welke in 1557 door een beeld van blauwen arduin vervan­gen werd. Dit steenen beeld was het dat door de Spanjaarden in 1572 (..... ) met kogels beschoten en in het water geworpen werd. Na het vertrek der Spanjaarden, werd dit beeld her­steld en bleef staan tot 1622. Toen rigtte men in deszelfs plaats een me-., talen standbeeld op, dat door den ver­maarden Hendrik de Keizer, op stads kosten, gegoten werd, en nog de markt versiert".

Ik wens jullie veel leesplezier en, oh ja, er komt weer een opdrachtje uit: In en bij het stadhuis staan standbeelden en afbeeldingen ven Rotterdam­mers die in het boekje ge­noemd worden. Zoek er maar eens een stuk of vijf op en stuur hun namen en verblijf­plaats naar de redactie. Veel succes!


 

Zakelijke info