Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

180206. Voor de jeugd door Frits Huiskamp. Francyntje de Boer

 Voor u wier vereed'ling
Mij streelt en verheugt;
Voor u, die, ofschoon gij
Soms armoede lijdt;
Toch kind'ren van God,
Onzen weldoener zijt
  

Wie schreef een gedichtenbundel, uitsluitend bedoeld voor 'kinderen in een achterstandssituatie', zoals we dat heden ten dage voorzichtigheidshalve noemen. Dat was Francyntje de Boer, die zich zelf haar eigen plaats gaf: dienstmaagd te Sneek. Zij was in 1784 te Harlingen geboren en zou in 1852 te Heerenveen overlijden. Zij was het op één na oudste van 13 kinderen en groeide op in een gezin dat ternauwernood kon rondkomen. Zij ontving slechts enkele jaren onderwijs en moest op jeugdige leeftijd het ouderlijk huis verlaten om verder als naai- en dienstmeisje door het leven te gaan.

Op verjaardagen gaf zij blijk van enig dichterlijk talent getuige de waardering die haar omgeving had voor haar feestgedichtjes. Toen zij in 1811 in Sneek een betrekking verwierf , wezen vrienden haar de weg en zagen haar Dichtproeven in 1815 het licht. De bekende uitgever G.J.A. Beijerinck zag wel enig commercieel succes in haar werk dat zich voornamelijk tot kinderen richtte en zo verscheen in 1822 haar Gedichtjes voor kinderen dat enige herdrukken beleefde. Het vandaag te bespreken boekje schreef zij voor de onderwijzer aan de stadsarmenschool te Sneek, de ook als schoolboekenschrijver bekende Y. Wouda.

In haar voorwoord besefte zij terdege dat zij met een probleem zat. Haar doelgroep kon er niet echt op rekenen dat hun ouders de nodige stuivers wilden opbrengen. Zij hoopt dan toch dat de jeugd 'deze blaadjes in handen krijgt - hetzij uwe Ouders u dezelve voor een opgegaard penningsken koopen, hetzij ze u door eenen Onderwijzer of Vriendin gegeven worden'. We hopen dan maar dat de heer Wouda het bundeltje regelmatig ten geschenke gaf, temeer daar de kinderen prachtige voorbeelden voorgeschoteld kregen, zoals:

 HET MOEDIGE KNAAPJE
Moeder! 'k ben zoo in mijn' schik
'k Heb op school een' prijs gekregen;
Wat is 't leeren toch een zegen,
Niemand voelt dat meer dan ik.
En dat mij gegeven is,
Hoe moet dit mijn' moed ontvonken;
't Prijsje dat mij werd geschonken

Is DE RUITERS beeldtenis
Meester sprak mij vriend'lijk aan,
Toen ik 't achtb're beeld beschouwde:
Jongen! Wil het wel onthouden,
Wat de Ruiter heeft gedaan.
En deze eed'le held - zoo zei hij -
Waarop wij met eerbied staren,
Was toch in zijn kinderjaren
Baanders* Jongen, zoo als gij.
Maar bezield met heldenmoed,
Werd hij Neęrlands roem en glorie,
En, naar de uitspraak der historie,
Was zijn hart ook braaf en goed.
Zoo kan ook de laagste stand
Dikwerf eed'le mannen geven,
Die tot heil der menscheid leven.
En tot roem van 't Vaderland.    
Niet minder als het rijkste kind
Zijn waardige onderwijzers mint,
Zal ook ons hart u eeren.
O meester, achtenswaardig man!
Elk onzer zal, zoo veel hij kan,
Altijd met ijver leeren.    
 Toch is ze een behoeftig kind,
Heeft geen mooije kleęren,
Maar moet op een armenschool
Kunde en wijsheid leeren.

Ze prijst de 'Stads-regering' in een Gezang voor dankbare behoeftige kinderen bij de herinnering van het stichten van een nieuwe school, en het zorgen voor een verbeterd onderwijs. Dit vers kon gezongen worden op de wijs van 'Schep vreugde in 't leven'. Verder maakte ze ook een welkomstlied voor de nieuwe onderwijzer aan de Armenschool:  In 'Het goede Grietje' verwees Francyntje ook naar de school:

Graag zou ik nog veel meer willen citeren uit dit ontroerend boekje, maar plaatsgebrek speelt me parten. Toch kun je een kopie van Gedichtjes voor behoeftige kinderen verkrijgen door een abonnement te nemen op de serie 'Het blauwe boekje' of als beloning voor het inzenden van een meer eigentijds gedicht ter gelegenheid van een gebeurtenis op een school.

Het hier gebruikte zeer zeldzame exemplaar werd mij ter hand gesteld door het antiquariaat Acanthus te Utrecht, waarvoor dank. De levensbeschrijving van Francyntje de Boer is te vinden in Het Nieuw biografisch woordenboek, deel 1, pag. 380 en in v.d. Aa: Biographisch woordenboek der Nederlanden, deel 1, pag. 222.

Zakelijke info