Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


200105. Schoolplaat.Muskaatnotenbedrijf op de Banda-eilanden door A. Deckers

 Deze schoolplaat maakt onderdeel uit van de serie Insulinde in woord en beeld. Ze werd van een handleiding voorzien door Henri Zondervan. Platen en bijbehorende handleidingen verschenen in de eerste drie decennia der twintigste eeuw. Ze werden gebruikt op Nederlandse scholen en in 1913 liet de directeur van Onderwijs en Eeredienst in Nederlands-Indië de platen opnemen in `den Catalogus van leermiddelen ten behoeve van de openbare Europeesche lagere scholen'. Hij sloeg de leerlingen beslist niet laag aan.

 De handleiding vertelt allereerst wat er op de plaat te zien is en met name is daarin aandacht voor de verschillende activiteiten van de afgebeelde personen.`Nadat mannen en vrouwen, grootendeels van Java en van het eiland Boeton afkomstig, de noten geplukt hebben, worden deze ingeleverd en in hoopjes van tien afgeteld, waarna het loon wordt uitbetaald in verhouding tot het aantal ingeleverde noten. Rechts op de plaat zien wij een aantal plukkers en pluksters staan, de lange bamboestok in de hand, de gevulde zak op den rug, die op hun beurt wachten om de verzamelde noten af te leveren, Links op de plaat ziet men een inlander bij een tweetal zeer platte manden, die op een soort draagbaar van bamboe staan, waarop de gesorteerde noten naar de droogschuur worden gebracht om de noodige bewerkingen te ondergaan. Na het kloppen moeten de noten gesorteerd worden en daarmede zien wij op de plaat een aantal inlandsche mannen en vrouwen bezig. De noten worden op groote vlakke schotels van gevlochten bamboe gedaan en daaromheen hurken de Inlanders en onderzoeken noot voor noot naar het uiterlijk voorkomen, dat voor prima kwaliteit zoo gaaf mogelijk moet zijn. De manden waarin de plukkers de noten verzamelen, ziet men naast hen staan. Deze manden worden gedragen aan een riem over den schouder, zooals te zien is bij den staanden man, rechts vooraan op de plaat. Links bovenaan geeft de plaat een deel van het parkgebouw te zien, waarvoor een Europeaan bezig is met administratieven arbeid; bij hem staat een inlandsch opzichter met een mand noten.'

Ze werden in Europa bekend door de reizen van `Nicoli de Conti, die vele jaren in het Oosten had doorgebracht en het eerst mededeelingen deed omtrent Ambon als het land der kruidnagelen en Banda als dat der muskaatnoten. Nu zou "de jacht naar de Specerij-eilanden" weldra beginnen. In 1498 bereikten de Portugeezen eindelijk Voor-Indië, waarmee het veeljarige vraagstuk van den zeeweg naar Indië was opgelost.' Nederlanders zouden in 1596 volgen en in 1598 bereikte Van Neek Ambon, waar de bewoners hem en zijn kompanen verwelkomden als een hulp tegen de Portugezen. Ook de Engelsen zouden al gauw op de specerijen af komen. De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht in 1602, die allengs meer gebieden kon veroveren, stelde alles in het werk om de bevolking, die voorheen alleen voor eigen gebruik oogstte, aan het werkt te krijgen. Na Ambon volgde de onderwerping van het kleine Molukse eilandenrijk Banda. Dat is een treurige geschiedenis volgens de schrijver.

De handleiding geeft verder nog achtergrondinformatie over het gebruik van specerijen in het verleden, beginnend bij het volk Israel dat onder leiding van Mozes voorschriften ontvangt over het offeren en het gebruik daarbij van `welriekende specerij en' (Exodus 35, 8). Daarom ligt het voor de hand dat ook in `onze Oost' specerijen al lange tijd in gebruik waren. 

In 1621 maakte Jan Pieterszoon Coen zich voor de VOC daarover meester. Na die strijd resteerde van de oorspronkelijk bevolking slechts 1000 van de 15.000 mensen. De schrijver kon het niet nalaten de Nederlandse jeugdeen lesje volkenkunde mee te geven. De bevolking van op de Molukken is `lui, verwaand, hebzuchtig en lichtzinnig'. Dit laatste geldt vooral de vrouwen `niettegenstaande zij des Zondags met veel ostentatie, in het zwart gekleed en met de Bijbel in een zwart zakje, ter kerke gaan.' Wel zijn de mannen dappere soldaten die in het Indisch leger goed aangeschreven staan. Bovendien zijn ze muzikaal en leergierig, maar zo lang hij daar leeft `is hij traag, niet genegen om zich meer in te spannen dan hoog noodig is.'

De schrijver sluit de ogen niet voor de ellende van de bevolking. Het monopolie van de VOC, waarin inlandse hoofden zich verplichtten tegen vastgestelde prijzen alleen aan de Nederlanders te leveren, leidde tot willekeur en onrechtmatigheden. `En weldra kwamen de bewoners tot de overtuiging, dat al waren de Portugeezen harde meesters geweest, de Hollanders hen nog in menig opzicht overtroffen. Nu eens waren het de lage prijzen, somtijds nog beneden het overeengekomen bedrag uitbetaald, dan weder de strenge bevelen tot gedwongen aanplant van nagelboomen, een andermaal de uitroeiing van overtollige boomen, waartoe de berucht geworden Hongitochten werden ondernomen, dan weder een andere gewelddaad, die de bevolking deden verarmen en steeds grootere verbittering opwekten. Het gevolg ervan was herhaald verzet, dat met geweld en op wreede wijze onderdrukt werd...'

De schrijver van de handleiding, Zondervan, stond weliswaar zeer kritisch ten aanzien van het handelsgericht en onrechtvaardig handelen van Nederlanders in voorbije eeuwen op de Molukken, maar hield tegelijkertijd oude vooroordelen in stand; vooroordelen die nodig waren om Nederland als koloniale mogendheid in het zadel te houden.

Zakelijke info