|
|
De tentoonstelling "Van Leesplankje naar Leesoefeningen" in museum `De Meestoof in Sint Annaland opent met de letterkast van P.J. Prinsen (1777-1854). Deze letterkast heeft model gestaan voor tal van andere. De aanschaf ervan op scholen was soms een heel festijn: "Onder het gelui der beide kerkklokken begeeft de gemeenteraad zich naar de school, waar de Burgemeester namens de Gouverneur, de secretaris namens den schoolopziener het woord voert. Meester neemt het geschenk eerbiedig in ontvangst en de kinderen zingen tot afscheid van het bezoek: Rijs lied der vreugd, rijs, Wij wonnen weer een prijs!" Zo werd de letterkast of leesmachine van Dellebarre, die deel uitmaakte van Leerwijze om kinderen te leeren lezen op 28 december 1827 in de school van het plaatsje Hoofdplaat verwelkomd. Deze klankmethode was de basis van het werk van Hoogeveen en vele anderen, waaraan deze expositie is gewijd. De volgende uitspraak van Prinsen lijkt dan ook de leidraad van de tentoonstelling te zijn: "Denkt niet, dat alles, wat ik u zal voordragen nieuw of nog nooit door anderen gedacht of voorgesteld is: want hetgeen ik u zal schrijven, is reeds door dezen of gene gedeeltelijk beproefd of bekend gemaakt." Van de leestafels van Prinsen ligt een herdruk uit 1874 op de tentoonstelling. De eerste bladzijde is een beroemde, want daardoor sprak men over de `spa-a methode". Ook de letterkaartjes, waarmee Prinsen op de letterplank woordjes liet leggen, zijn er aanwezig. De uitgebreide aandacht voor zijn methode is dan ook een weloverwogen inleiding op het werk van Hoogeveen (18631941). Diens eerste leesplankje, uitgegeven door Brinkgreve in Deventer, ligt, compleet met letterdoosje, naast het ABC boek van Prinsen. Dit plankje met twee stroken, door Hoogeveen zelf ontworpen, begint met de normaalwoorden "raam, roos, neef'. Het ondervond aanvankelijk weinig waardering in het onderwijs omdat het de toets der schoonheidszin niet kon doorstaan. Vanaf 1908 werd de methode Hoogeveen uitgebracht door J.B. Wolters. De leesboekjes zijn geschreven door M.B. Hoogeveen, J. Ligthart en H. Scheepstra en geïllustreerd door C. Jetses. Hij tekende ook de vertelselplaat en de afbeeldingen op de leesplank. Enige voorstudies voor de leesplank zijn hier te zien, evenals een oude en meer moderne versie van de vertelselplaat. Op de plaat is van alles te beleven. De centrale figuur is Teun, een man die een aapje aan een touw heeft. De afbeeldingen van de plaat zijn terug te vinden op het leesplankje. "De kindertjes moeten ook eens wat te doen hebben! ...Wat het kind doet, wat het maakt, wat het kan, vindt het van veel meer belang dan wat het weet, of wat het kent. En hoe meer het daarbij de hulp van anderen kan ontberen, des te voldaner is het ... En daarvoor biedt het leesplankje gelegenheid. Zo niet den eersten dan een der allereersten dagen, dat ze op school zijn, kunnen ze ermee beginnen te 'werken'." De klassikale leesplank van de methode `Sprekende beelden'. In het midden het individuele plankje De leesmethode `Sprekende beelden' is ten dele een navolging der methode-Hoogeveen zegt frater Euthymius Becker, die deze leesplank "aap, roos, zeef' in 1905 voor het RK onderwijs ontwierp. Zijn intentie: "De afbeeldingen boven de normaalwoorden behooren voor de kinderen sprekend en zoo aantrekkelijk mogelijk te zijn." zien we duidelijk weergegeven. Natuurlijk is het plankje "geit, zeep, does" van J.H. Colenbrander (18651947), de collega van Hoogeveen op school H in Deventer, (en later diens opponent) aanwezig. In hun briefwisseling zegt Hoogeveen: `t leesplankje .... alle normaalwoorden tegelijk aan de leerling ter onderzoek aanbieden.....Dit is het nieuwe idee in de methodiek, de derde groote stap op `t gebied van `t aanvankelijk leesonderwijs na Prinsen en Bouman.....". Met de versie van Hoogeveen, die op de scholen in Nederlands-Indië werd gebruikt komen we bij de speciale leesplanken, zoals het Friese "jaap, lys, mem", dat in 1975 op de Friese scholen werd ingevoerd. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling geeft `De Meestoof het Zeeuwse leesplankje uit. Naast begrijpelijke woorden als beuter voor boter en slekke voor slak lezen we ook ruuz'óód voor ragebol en puut voor kikker. Hierbij moesten de afbeeldingen me echt helpen. En dan ben ik terug bij het kind, dat leert lezen. Literatuur: Wiep van der Schoot (1995), Lezen van een plankje, Rotterdam: Nationaal Schoolmuseum, D. Wouters en W.J. Visser (1927), Geschiedenis van de opvoeding en het onderwijs vooral in Nederland, Groningen: P. Noordhoff.
|
|