Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


1804. Schoolvoorbeeld. De schoolplaat Het Behouden Huys op Nova Zembla door Andre Deckers

             'Waer dat men sich al keerd of wend
           
End' waer men loopt of staet,
            waer dat men reyst of rost of rent,
           
End'waer men henen gaet,
            Daer vint men 't sij oock op wat ree
            d'Hollander end' de Zeeuw:
            Sij loopen door de woeste zee
            Als door het bosch de Leeuw.'

 Met deze regels uit Valerius' Gedenck-clanck begint J.J. Moerman de inleiding van de handleiding bij de bekende schoolplaat Het Behouden Huys op Nova Zembla van J.H. Isings. De tocht van Willem Barentsz en Jacob van Heemskerk naar het hoge noorden wordt geplaatst in diverse kaders.

 Allereerst bespreekt de inleiding de toenemende zeevaart. 'Vanouds bekend als de "vrachtvaarders van Europa" richtten onze zeevaarders in het laatst van de 16de eeuw de blik naar wijder horizonten.' Er volgt een opsomming van gebieden, zoals de Middellandse Zee en de Witte Zee. Daarnaast is de politiek van invloed geweest. Het was de tijd van de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje. 'Koning Philips II zag de steeds toenemende bloei op handelsgebied der tegen hem opgestane gewesten met lede ogen aan'. Hollanders en Zeeuwen gingen het monopolie breken, dat een pauselijke bul aan Spanje en Portugal ‘de twee trouwe zonen der kerk’ had verleend. De strijd tegen Spanje getuigt van 'een geest van durf en doorzetten, van krachtig aanpakken en niet versagen.' Vervolgens wijst de schrijver op het economisch belang van de vaart op Indië. Om niet langer aan 'Spanjaard en Portugees' te laten wat men zelf wilde doen, 'richtten de Hollanders en Zeeuwen uit de aard der zaak het eerst hun aandacht op het "wonderland" Indië'. Men koos voor de weg ‘om de Noord’. Petrus Plancius 'de vermaarde Amsterdamse predikant, tevens beroemd aardrijks-, zeevaart– en sterrenkundige en cartograaf' en anderen werden bij de voorbereiding betrokken.

 De Staten van Holland en Zeeland droegen samen met Amsterdam kosten van de expedities van 1594 en 1595. Bij de tweede tocht, die totaal mislukte, nam men misdadigers, 'quaetdoeners', mee om hen 'in het hoge Noorden te laten overwinteren’, want vooralsnog achtte men ‘fatsoenlijke lieden daarvoor te goed'.

De derde tocht van 1596 werd helemaal door Amsterdam betaald. 'Voor deze tocht werd Barentsz, mede volgens de wens van Plancius, aangewezen als wetenschappelijk leider. Jacob van Heemskerk was voor het volk de schipper, "die schipper naast God van zijn schip was"'. Van de zeventienkoppige bemanning wordt Gerrit de Veer genoemd, die de drie 'Seylagiën' beschreef.

 In het voorjaar van 1596 vertrok de expeditie die bestond uit twee schepen. Een schip stond onder leiding van Van Heemskerk. Jan Cornelisz. Rijp was de gezagvoerder van het tweede schip, maar de samenwerking tussen hem en Barentsz was niet optimaal. Ze bleven bijeen van 16 mei tot 1 juli. In die tijd ontdekten ze Spitsbergen, zo genoemd naar de spitse bergtoppen, die men er aantrof. Barentsz en Van Heemskerk koersten alleen naar Nova Zembla.

 Eind augustus 1596 begon de overwintering. Deze wordt met veel gevoel voor drama verteld. 'Het schip geraakte steeds vaster in het ijs, het roer werd gespleten, de roerpen afgerukt, een sloep werd door het ijs gekraakt, het schip lag machteloos Opeens brak het ijsveld,... Drie schepelingen stonden op een schots, die in snelle vaart langs het schip dreef. Bij het passeren ervan wisten ze alle drie ieder een deel van het scheepswant te grijpen en zo aan boord te klauteren,"...daerse God grootelijck afdanckten,...."'.

De elfde september werd besloten een huis te bouwen en verder ‘de saecke Godt te bevelen’. Daarvoor gebruikte de bemanning drijfhout uit de grote rivieren van Siberië, ‘dit hout en diende ons niet alleen tot timmeragie vant huys, maer mede totten brandt, daer mede wy ons den ganschen winter onderhielden, ofte souden onghetwyfelt van groote coude alle hebben moeten vergaen...’.

 De schoolplaat laat het einde van de overwintering zien. Het tweede hoofdstuk van de handleiding geeft een beschrijving van de plaat. Links op de achtergrond ligt het schip, waarmee ze kwamen. Mannen zijn bezig een sloep zeewaardig te maken om terug te keren. Gerrit de Veer schreef daarover: ‘Ende terwylen wy nu indien arbeyt waren, so quam daer een vreeselijcken Beyr tot ons aen, daer deur wy nae 't huys ginghen ende wachtende hem aldaer in alle drie deuren met roers ende boven uyt den schoorsteen met een musket’. Het tafereel wordt door Isings als volgt weergegeven: ‘Zo is dus de handeling van dit tafereel op de 29ste mei 1597. Hierin zijn alle factoren van de worsteling om het leven te behouden bijeengebracht. Het huis, dat schamele beschutting gaf in de felle winter, de verzwakte mannen, onvoldoende beschut tegen de voortdurende ontbering, de kloekheid, die alle krachten inspant om naar het vaderland terug te keren, de dreigende gevaren in de herhaalde aanvallen van zeer wilde en krachtige roofdieren. Dit beeld moest – dunkt mij – een samenvatting geven van alle ongerief en de overwinning ervan. Uitvaart, verblijf en terugkeer worden in het verloren schip, de schamele hut, de zwakke, onzeewaardige boten, de onvoldoend beschermde zeevaarders gekarakteriseerd’ (De man met de vilten hoed is Van Heemskerk).
Het derde hoofdstuk met als titel Wat Gerrit de Veer vertelde beschrijft de reis in 2 open sloepen van Nova Zembla naar Kola. Een afstand als die van Rotterdam tot de Noordkaap. Daarbij hoort een kaartje met de vermelding. Het zal de onderwijzer niet moeilijk vallen dit kaartje even op het bord te schetsen.

Kaart van Mercator van het noordpoolgebied (gedeeltelijk). De kaart is gebaseerd op een manuscript uit het midden van de veertiende eeuw, getiteld Inventio Fortunae, waarin een beschrijving wordt gegeven van de noordpool. Rond de pool zouden zich vier grote eilanden bevinden, die door woeste wateren van elkaar gescheiden waren. Deze kaart verscheen voor het eerst in 1595, toen Willem Barents juist aan de tweede van zijn drie vergeefse reizen bezig was om de noordwest-doorgang te vinden. Toen de kaart in 1619 opnieuw verscheen, was een van de vier pooleilanden gedeeltelijk gewist om plaats te maken voor Spitsbergen en Nova-Zembla, zoals Barents die in 1596 in kaart had gebracht. Ongelukkigerwijze bleven er een paar fantasie-eilanden tussen beide bestaan.

Zakelijke info