Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

180205. Schoolvoorbeeld door Andre Deckers

 Deze methode van H. Scheepstra en W. Walstra werd door Wolters uitgegeven in 1906. In de handleiding geven de schrijvers uitvoerig aan welke onderwerpen aan de orde moeten komen. PLAAT XVIII. DE ZOMER. Wat de plaat voorstelt.

Een hooiland. De hooioogst is in vollen gang. Twee mannen zijn bezig met het laden van den wagen, terwijl een andere man en een vrouw het hooi bij elkaar zamelen (bijeenharken).

In de verte staat, een visscher aan den oever te hengelen. Links op de plaat staat een hoge boom met dicht gebladerte, terwijl zich boven het hooiland twee leeuweriken in de lucht verheffen.

In welken tijd van het jaar de hooioogst plaats heeft.

Wanneer de hengelaar gewoonlijk vischt.

In welken tijd de boom met dicht loover prijkt, en wanneer de leeuwerik al jubelend boven veld en weide opstijgt.

Aan dat alles zien we dus, dat de lente voorbij is, dat het zomer is op de plaat.

Sedert de lente is er veel veranderd buiten. In de weide lopen nog altijd koeien, paarden en schapen, die 't gras, dat er steeds groeit, opeten. Maar de boer heeft ook land, dat niet begraasd wordt.

Waarvoor hij dat land heeft.

 

In het hooiland.

Zoodra het gras daar vrij lang is, zendt hij maaiers, mannen met zeisen gewapend.

Korte beschrijving van dit werktuig. Hoe de zeis gehanteerd wordt. Of men ook op andere wijze gras kan snijden. (Men late een der leerlingen medeelen, hoe hij gras voor zijn konijnen snijdt. Waarom hij daarvoor een mes, en niet een zeis gebruikt. Waarom de boer een zeis en geen mes gebruikt.)

Vervolgens opmerkingen over het maaien.

't Gras komt in rijen te liggen. Als de zon er eenige dagen op schijnt, verdwijnt de groene kleur. 't Gras wordt vaal, geel. De boer en zijn knechts komen met harken en keeren het om. Waarvoor dat dient.

Eindelijk is het gras geheel droog. We noemen het dan hooi. Dat hooi in hoopjes (oppers).

Hoe die hoopjes tot groote hoopen (roken) worden vereenigd.

Eindelijk het hooi klaar, om naar de schuur te worden vervoerd.

Waarom de boer het niet in het land laat staan.

Twee mannen zijn bezig met het laden van den wagen.

Hoe die wagen er uitziet. Boerenwagen; hooiwagen. Korte vergelijking van dien wagen met de vrachtkar op plaat XIII.

Hoe het hooiladen in zijn werk gaat. Een der mannen steekt het hooi met een vork omhoog.

Beschrijving van de hooivork.

De andere is op den wagen, vat de vork aan en vlijt het hooi netjes en gelijkmatig op den wagen.

Waarvoor hij al te zorgen heeft.

't Hooi komt eindelijk heel hoog op den wagen te staan.

Dan legt men een langen, zwaren paal (bindstok) er in de lengte midden overheen. Om beide einden een touw geslagen. Dat touw onder aan den wagen vastgebonden.

Waarvoor dat alles dient.

Daarna komt de knecht naar beneden. Met de hark gaat hij de losse gedeelten er afhalen.

Vervolgens het paard voor den wagen gespannen. Langzaam trekt dit den wagen met hooi (een voer hooi) naar de boerderij! De twee groote deuren van de schuur worden geopend. Men rijdt op de deel, een leemen dorschvloer. Daar 't hooi weer afgeladen, enz. Zoo gaat het een geruimen tijd dag aan dag. Eindelijk is de schuur vol.

Dan nog vaak buiten hooi geborgen, in hooibergen. Hoe deze er uitzien.

Er zijn er met beweegbare kap. Deze hooger of lager, al naar gelang er meer of minder hooi in de berg is.

 De hooioogst een drukke tijd voor den boer.

Het weder.

Welk weer het op de plaat is.

Groot belang van den boer bij het weer. Het hooien behoort bij droog, zonnig weer te geschieden.

Waarom niet bij regenachtig weder. Als het dagen aaneen regent, dan wordt het slecht hooi. Ook mag het niet te spoedig in de schuur. Als het niet goed droog binnenkomt, dan wordt het heet van binnen. Men zegt dan, dat het broeit. Gevaar voor brand. Hooiroede. Wordt het erg, dan hooi-delven. Toch vaak brand.

De hengelaar.

Waaraan we nog meer kunnen weten, dat het een mooie zomerdag is op de plaat. De hengelaar. Hoe die er uitziet. Beschrijving van den hengel, (roede, snoer, kurk of dobber, hoek. of haak). Het aas. Hoe het visschen in zijn werk gaat. Welke visschen al met den hengel gevangen worden. Wat de visscher met zijn vangst doet. Wanneer de leerlingen wel eens gaan visschen.

Zakelijke info