Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

220306. Collectie Nuttig handwerken door André Decker

 `handwerken' staat er boven de vitrine in ons museum. Een hemd met daarnaast een breiseltje op twee kolossale houten breinaalden trekt de aandacht. Deze naalden, samen met de dikke wol, behoorden ongetwijfeld tot de leermiddelen van de onderwijzeres.Onder breiwerk en hemd worden zig-zag een aantal resultaten van de edele handwerkkunst getoond. Ik zie sokken, een mutsje, een broekje, maar veel meer zaken, die ik niet kan thuisbrengen zonder de toelichting te lezen, die keurig naast de voorwerpen is aangebracht:

In 1857 wordt het vak 'nuttig handwerken' op de lagere school wettelijk verplicht gesteld. "Met name voor de meisjes uit de volksklasse is het handig als zij later kleding en het linnengoed van het eigen gezin kunnen maken en repareren." Zo begint de eerste toelichting naast de vitrine. Als man kom ie dan even in een andere wereld. Met de vakken godsdienst, gymnastiek, tekenen en handenarbeid, was ik min of meer vertrouwd op mijn ULOschool, maar handwerken, nee. Dat is terra incognita gebleven.

Reeds voor het verplicht stellen van het vak werd de noodzaak van nuttige handwerken duidelijk onderkend. In Lager onderwijs in de spiegel der geschiedenis 175 jaar nationale wetgeving op het lager onderwijs in Nederland 1801-1976 is dit al op de centsprent naast de titelpagina te zien. De onderschriften van de plaatjes onderaan luiden'Mietje leert Borduren', 'Kaatje leert wolle naaijen', terwijl, 'Jantje leert de Talen' tussen beiden instaat. De vanzelfsprekendheid, dat meisjes zich met nuttige handwerken bezig hielden kon niet beter worden weergegeven.

Wat verderop laat dit gedenkboek de schets van het "Huizer breischooltje" zien, die vermoedelijk vóór 1857 werd gemaakt. Het bijschrift vermeldt, dat meisjes na schooltijd tegen een 'gering schoolgeld' van 2'/2 cent per week dit naai- of breischooltje konden bezoeken. De tekenaar zag eenvoudige, nog jonge meisjes, die zich zeer inspanden. Van de allerkleinste werden de handjes met daarin de breipennen vastgehouden om de goede houding en techniek in de praktijk aan te leren: "Een recht en twee averecht, een recht en twee averecht, twee averecht." Dit liedje van vroeger zou hier waarschijnlijk heel toepasselijk zijn. Het aanleren van breien werd gedaan door vrouwen, die daarin zeer vaardig waren, van een onderwijskundige methode was kennelijk nog geen sprake. Geen wonder, dat de verplichting op de lagere school nuttige handwerken te onderwijzen bij gebrek aan onderwijzeressen in dit vak in 1889 weer werd opgeheven. Maar men bleef meisjes tot handwerkonderwijzeres opleiden en vanaf 1920 was 'nuttig handwerken' als verplicht vak op de lagere school in ere hersteld.

In de loop van deze jaren is de status van het vak toegenomen, want op de voorpagina van De practische naaimethode voor de school en 't huisgezin, le deel (jaar van uitgave?) zien we geen zwoegende boerendochters in klederdracht maar naaiende meisjes in witte schorten en grote strikken, leerlingen van het o.l.o te Amsterdam. De schrijfster van deze methode is J. M. Jouwersma-Ruseler, klasse- en handwerkonderwijzeres. 'Nuttig handwerken' had een status gekregen in de onderwijswereld.

Na de vitrine volgt de zoektocht in ons magazijn. De hulp van Joke Pijpers, depotmedewerkster van ons museum, is voor mij onmisbaar. Zij reageert heel enthousiast op mijn vraag naar  materiaal en trekt zich terug in wat hoeken en spelonken van ons immer voller wordende magazijn. Uit haar domein haalt zij trefzeker platte kartonnen dozen tevoorschijn, die gevuld zijn met het resultaat van hardwerkende kinderhanden. Zo laat zij mij een lap zien, kijkt u mee, met knopen en knoopsgaten, met naden en kantjes, met lintjes, een geborduurde naam en jaartal. Even zovele proeven van bekwaamheid.

Zij geeft mij de map van Aaltje Knoop, toepasselijker naam valt niet te bedenken, met uitgebreide informatie over het handwerkonderwijs. Hierin bevindt zich Nuttige handwerken van G. Ch. Lang en M. E. Overdijkink, een methode die in februari 1947 verscheen. De vaardigheden, die op de lagere school moesten worden aangeleerd zijn: breien, knippen en naaien, haken, mazen en stoppen en versierend afwerken. De schrijvers melden: "Wanneer de leerlingen deze vakken beheersen, zijn zij in staat alle onderkleding (en enige bovenkleding) te vervaardigen, te versieren en te verstellen." Het leerplan voor de eerste klas ruimde drie uur wekelijks voor handwerken in, en met name voor breien, naaien en haken. Bij breien moest de onderwijzeres, naast de genoemde grote houten breinaalden en de dikke breiwol, over een ruitjesbord met krijt beschikken. Voor de leerling moet breikatoen no. 6, met breinaalden no. 9/0; óf breikatoen no. 8, met breinaalden no. 8/0 beschikbaar zijn. De leerlingen maakten met vooroefeningen verschillende eenvoudige voorwerpjes zoals een inktlap, speldenrolletje en een beursje. De bijbehorende instructie over het opzetten van de steken luidt als volgt:

"1. Draad afmeten. 2 Lusje vormen. 3. De draad van de kluwen dubbel nemen en door de lus halen, zodat een steek gevormd wordt. 4. De steek met duim en wijsvinger van de linkerhand vasthouden en met de rechterhand de lange draad aantrekken. 5. De steek van links naar rechts op de breinaald schuiven, die met de rechterhand wordt vastgehouden als bij breien. De lange draad moet hierbij achter liggen, de korte voor. De lange draad aantrekken tot de steek de gewenste grootte heeft. 6. De lange draad over de vingers van de rechterhand nemen als bij breien. 7. De korte draad met de volle vuist van de linkerhand vastnemen, de duim bovenop de draad. Nu de duim naar beneden bewegen, naar zich toe en weer naar boven, waardoor een lus op de duim ontstaat".

Deze instructie voor de leerkracht laat duidelijk zien, dat we allerminst met eenvoudige handelingen te maken hebben. En als men het opzetten enigszins onder de knie had, dan moest juf letten op: "de afstand van de steken, die aan de onderkant goed gesloten moeten zijn." Moeilijk Nederlands en nauwelijks te begrijpen voor een mannelijke leek: "Om de opzetrand niet te strak te krijgen, zorgt men, dat de steken niet te dicht op elkaar komen." De breiwerken in het magazijn laten duidelijk zien, dat het handwerkonderwijs op een zeer behoorlijk niveau stond. Een hemdje, mutsje, sokje, hansopje, het is mijn indruk, dat geen vaardigheid bij het breionderwijs onbenut bleef.

In de documentatie van mevrouw Knoop trof ik ook een brief van de Algemene Vereniging voor Docenten in de Naaldvakken aan. Deze schreef in april 1975 een brief aan minister Van Kemenade, waarin deze vereniging haar teleurstelling uitsprak over de afschaffing van nuttige handwerken als verplicht vak: "Zeer geachte Mijnheer Van Kemenade, Hierbij delen wij U mede dat wij kennis hebben genomen van de wijziging van de lageronderwijswet 1920, zoals die heeft plaatsgevonden op 20 juni 1974, vermeld in staatsblad 565. Bij deze wijziging van bovengenoemde wet werd het vak, genoemd in art. 2 onder k, nuttige handwerken voor meisjes, als eerste afgevoerd van de lijst verplichte vakken. Het is voor ons onbegrijpelijk dat voor één van de vakken, die een bijdrage leveren tot een affectieve ont wikkeling van het jonge kind in harmonie met de cognitieve ontwikkeling, er in het leerstofpakket van het lager onderwijs nauwelijks nog plaats zal zijn (.......).Met de gehele ontwikkeling van het lager onderwijs, groeiend naar een meer longitudinale onderwijsstructuur, met meer aandacht voor de individuele persoonsontwikkeling, met meer ruimte voor de zelfwerkzaamheid van de leerling, zijn eigen geaardheid en affiniteit tot technieken en materialen, is de genomen beslissing in tegenspraak en zullen hierdoor aan onze kinderen mogelijkheden worden onthouden in plaats van dat er mogelijkheden worden aangedragen."

Nu, zo'n dertig jaar later, leven we in de tijd van breimachines, van computergestuurde naaimachines, waardoor breien en naaien, stoppen, borduren en haken op school voorgoed een zaak van het verleden schijnt te zijn. En toch, 'Mietje leert Borduren', 'Kaatje leert wolle naaijen', het waren vaardigheden die het leven verrijkten.

Zakelijke info