Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 


190310. Van de directeur. Armen over elkaar

Armen over elkaar en rechtop zitten'. Hoe vaak heeft die kreet niet geklon­ken op school? Al meer dan honderd jaar hebben schoolmeesters en schooljuffrouwen gewaakt over een goede zithouding. Hoewel de leerlin­en altijd gedacht zullen hebben dat het hier ging om de orde in de klas, was de achterliggende gedachte van medische aard.

Sinds de standaardisering van de schoolbank, zo'n honderd jaar gele­den, zijn er bibliotheken volgeschre­ven over de juiste zithouding in schoolbanken. De angst was groot dat de kinderen door het langdurig zitten in een schoolbank een verkeerde hou­ding zouden aanleren en daarvoor een vergroeiing in hun ruggengraat op zouden lopen.

De meest gebruikte schoolbank in Nederland was de zogenaamde `tweezits', waarin de kinderen naast elkaar zaten. Ook de `eenzits' kwam wel voor, maar werd veel minder ge­bruikt. In de negentiende eeuw be­stonden ook banken voor vier, zes, of zelfs voor acht kinderen. praktisch was dat niet, want als een kind `naar achteren' wilde, betekende dat, dat een paar bankgenootjes eerst de bank moesten uitschuiven. Dat veroorzaak­te gerommel, lawaai en verstoring van de les.

De tweezitsbanken waren van hout, of van een combinatie van hout en metaal. De schrijfbladen waren vast, verschuifbaar, of konden worden op­geklapt. In het laatste geval hadden de leerlingen de mogelijkheid om de meester of de juf te pesten, want er waren maar een paar klepperaars voor nodig om de orde in de klas volledig te verstoren. De juf of meester die een dergelijke situatie niet in de hand had, kon erop rekenen dat al heel gauw het boze gezicht van het schoolhoofd voor het gangraam verscheen.

Tot het moment dat in de jaren zestig de schrijfbladen van formica werden vervaardigd, had een kind de (overigens streng verboden) mogelijkheid om `gevoelens van vrije ex­pressie' tot uiting te brengen: naarma­te de bank ouder werd, ontstond een kraterachtig geheel van putjes, gaten, ingekraste namen en tekeningen.

In ieder bankje zat een inktpotje, af­gedekt door een schuife van metaal of rood plastic. Zo'n inktpotje was een bron van vermaak. Je kon bij­voorbeeld het glazen potje met je vin­gers, vanuit het opbergvak omhoog drukken, net zover tot het punt van omkiepen bereikt werd. Een stukje schoolkrijt, net in de inkt gedoopt, verkleurde langzaam van wit naar blauw. Ook kon je gebiologeerd zit­ten kijken hoe de inkt langzaam op­trok, in een puntje van het donker groene vloeipapier. Het mocht alle­maal niet, maar het was wel heerlijk. Vaak wordt ook het verhaal verteld van de vlecht in de inktpot, maar of iemand het werkelijk heeft aange­durfd de vlecht van de voorbuur­vrouw in de inktpot te dopen, valt te betwijfelen. Meestal waren de banken voorzien van een nummer dat de maat van de bank aangaf. Naarmate je groter werd, kreeg je een grotere bank: van het `eentje' uit de eerste, tot de `zes' in de zesde klas.

In 1990 organiseerden wij een ten­toonstelling over de schoolbank on­der de titel "Armen over elkaar". Als ik nu door onze meubeldepots loop en al die verschillende modellen zie staan, vind ik het iedere keer weer jammer dat niet iedereen ze kan zien. Misschien moeten we maar eens een boekje maken. Ik zou het plezierig vinden om van u te horen of daar be­langstelling voor is.

Jaap ter Linden

Zakelijke info