Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

Collectie en tentoonstellingen

190210. Van de directeur Schoolreisjes

 Zenuwachtig, met een schoudertas waarin boterhammen en een appel, voorzien van een rol drop en een rol Rang, wacht ik tot ik naar school ge­bracht word: voor de eerste keer op schoolreis. Bij de school staat al een groep ou­ders, die er anders niet zijn, je gaat immers iedere dag alleen naar de Grote School? De bussen komen, je ouders manen je voorzichtig te zijn, het geen je vaag toezegt, instappen, zwaaien en dan op weg naar het grote avontuur. Het viel wat tegen, na ongeveer dertig kilometer werd er gestopt bij een speeltuin, waar ik ook wel eens met mijn ouders kwam: `Madrid' - een exotische naam in het Sallandse land­schap. Er werd gespeeld op en in alle toestellen, die nog met eigen spier­kracht in beweging gehouden moesten worden.

De volgende jaren werden andere, modernere speeltuinen bezocht: de Waarbeek bij Hengelo, waar een eau treintje reed, de Westerbouwing bij Arnhem, waar we per boot heengin­gen en het mooist van allemaal, al­thans in mijn optiek: de Koningin Ju­lianatoren bij Apeldoorn. Daar waren echte bootjes, waarmee je gezellig in een bassin kon rondtuffen. Alle ge­noemde speeltuinen bestaan nog en in Apeldoorn hebben ze nog steeds die bootjes: mijn jeugdsentiment kan ik dus nog steeds uitleven.

Op de terugreis was mijn stemming altijd opperbest.

Bij het naderen van onze woonplaats werd er onophoudelijk "En we gaan nog niet naar huis" gezongen, hoe duidelijk het ook was dat we dat nu juist wel deden. Vlak voor de school in zicht kwam, dook iedereen weg tussen de banken om ouders schrik an te jagen. De bus stopte en de juf speelde de ouders met een droevig ge­zicht mee, dat de kinderen helaas al­lemaal waren zoekgeraakt. De ouders speelden hun opluchting, toen dat niet het geval bleek, met alle overtui­gingskracht. In de vierde en vijfde klas werd het allemaal wat serieuzer. Zo gingen wij helemaal naar Amster­dam om Artis en Schiphol te bezoe­ken. Artis was fantastisch, maar Schiphol sloeg alles. We kregen een film en een uitgebreide rondleiding, keken op het platte dak naar de opstij­gende en dalende vliegtuigen en re­den tenslotte met een busje over het platform naar een DC3, nu een vlie­gend museumstuk, toen het toonbeeld  van een modern vliegtuig. Voor het vliegtuig werd een groepsfoto ge­maakt. Het gevecht dat geleverd werd om een plaatsje te bemachtigen op de vliegtuigtrap is van de foto niet af te lezen, maar wat is er voor geknokt! De zesde klas ging ieder jaar met het schoolhoofd een paar dagen fietsen. Geslapen werd er in jeugdherbergen, waar kennis werd gemaakt met het fenomeen Jeugdherberg-Vader- en - Moeder. Deze laatste zag je alleen bij het verplicht corvée: wát een afwas! Doorgaans werd de dag besloten met zingen en een spookverhaal; een psy­chologische maatregel om snelle nachtrust te bevorderen. Ik kan mij niet herinneren dat dit ooit lukte. Kussengevechten, met water gooien en dekens verstoppen, veroorzaakten een janboel. Die leidde uiteindelijk tot de verschijning van het school­hoofd, die, gekleed in pyjama - wat een vreugde omdat te zien - ziedend van woede de orde herstelde.

Keren we terug naar het heden. Op veel scholen is de tijd van voorberei­ding van de schoolreisjes al achter de rug, de reisdoelen zijn gekozen en in deze maanden barst het weer los. Ook wij van het Nationaal Schoolmuseum hopen daarvan ons deel te mogen begroeten.

Jaap ter Linden

Zakelijke info