Periodiek van de Vereniging Vrienden van het Nationaal Onderwijsmuseum

 


 

Collectie

120403a. De vrijwilligers in de bibliotheek van het nationaal schoolmuseum door  Hans de Frankrijker

Ik heb met Paul Westerhof, een vrijwilliger van het eerste uur, een afspraak gemaakt om van hem wat aan de weet te komen over het werk en de ervaringen van de vrijwilligers in de bibliotheek van het Nationaal Schoolmuseum. De eerste stap om vrijwilligers in te schakelen voor werkzaamheden in het museum werd gezet in juni 1992. Toen namen het bestuur van de VNS en de directie van het Schoolmuseum gezamenlijk het initiatief om te peilen in hoeverre er onder de Vrienden van het Nationaal Schoolmuseum en onder de bevolking in de Rotterdamse regio hiervoor interesse bestond. Ruim twintig kandidaten lieten van hun belangstelling blijken. Na enkele oriënterende gesprekken, waarin wederzijds verwachtingen en wensen werden besproken, is geleidelijk aan een ploeg van vrijwilligers gevormd. Inmiddels spelen de vrijwilligers een belangrijke rol in de zeer tijdrovende taken van het selecteren, het beschrijven en het ordenen van het boekenbestand. Dankzij hun inzet komt langzaam maar zeker een ware museumbibliotheek van de grond. Marlies Huitema, vaste stafkracht van het museum, leidt het vrijwilligerswerk in goede banen.

In gesprek met 'de donderdagploeg'

"Elke week zijn er hier vier of vijf vrijwilligersploegen die een ochtend of middag zich wijden aan het bibliotheekwerk", opent Paul het gesprek en legt uit waarom dat bepaald niet teveel is: "AI die boeken moeten op een bepaalde manier geregistreerd, geordend en opgeborgen worden en dat is echt een enorm werk. Ofschoon niemand de precieze aantallen weet, gaat het naar schatting toch zeker om een 80.000 banden. En straks, Joost mag weten wanneer, beschikken we dan over een uitgebreid kaartensysteem waar men echt goed gebruik van kan maken. Oorspronkelijk, dat is nu zo ruim twee jaar geleden, zijn we allemaal begonnen met het beschrijven van boeken. Nu hebben we een wat duidelijker taakverdeling aangebracht. Er zijn bijvoorbeeld groepen die de boeken opbergen, meestal alfabetisch per schoolvak, er is een groep die de kaarten met boekbeschrijvingen nakijkt en ordent enzovoorts. Vrijwel dagelijks komen er nieuwe schenkingen binnen, dat is heel leuk en ook wel spannend hoor. Kijk, die dozen zijn deze week weer binnengekomen, ... die moeten we nog uitzoeken", wijst Paul naar een tiental opgestapelde verhuisdozen in de werkruimte van de bibliotheek.

In het midden van het vertrek staan werktafels aaneengeschoven. Langs twee wanden staat het archief opgesteld van de overleden parlementair onderwijsjournalist Ton Elias sr. Tegen een kleinere zijwand staat een kast vol met onderwijsmateriaal afkomstig van Jan Grandia, grondlegger van het bekende Rotterdamse project 'Onderwijs en Sociaal Milieu' (OSM). Bovenop staat een bronzen buste van Grandia en schuin erboven hangt een ingelijste afbeelding van hem, aangeboden door 'Het Schoolblad' vanwege zijn verdienste voor het OSM‑project. Ook zie ik een flink ladenblok staan waarin vrijwilligster Lettie van Hooydonk alle kaarten met beschreven boeken systematisch en alfabetisch opbergt. Gezeten aan de werktafel controleert Paula van der Blom of de pas gereed gekomen boekbeschrijvingen compleet en duidelijk zijn. Pas nadat ze in orde zijn bevonden, worden ze door Letty in het systeem ingebracht. Samen met Paul vormen zij 'de donderdaggroep'. We spreken af dat Letty en Paula zich ook in het gesprek zullen mengen.

 

Waarom wordt iemand vrijwilliger bij het museum ?

Paula: "Het stukje dat ik las over vrijwilligerswerk voor het museum sprak me aan en ja, ik was eigenlijk ook wel op zoek naar een bezigheid en dit leek me wel wat. Het zal er ook wel mee te maken hebben dat ik uit het onderwijs afkomstig ben. Veel van de vrijwilligers hebben beroepsmatig ooit wel wat met het onderwijs te maken gehad." Letty: "Voor Paul geldt dat ook maar niet voor mij. Ik lees gewoon graag en een museum vind ik op zich heel leuk. En zoals dit hier vind ik heerlijk om te doen en ik doe dat toch al weer langer dan twee jaar en met plezier. Dat geldt voor de meesten trouwens, iedereen vindt het echt leuk om te doen." Paul: "Dat blijkt ook wel op de gemeenschappelijke vergaderingen die we een keer of vier per jaar hebben. Zo ontstaat er toch wel een bepaalde band vanwege dezelfde interesses die je met elkaar hebt".

Herkenning en verrassingen

Ze vinden het spannend om nieuw binnengekomen boeken te registreren. Paul: "Soms gaat het om bepaalde boekjes die je zelf uit je lagere‑schooljaren herkent, en wat mij betreft praat ik dan over de jaren dertig. Dan merk je hoe dicht het nog bij je ligt terwijl het voor anderen al zover weg is". Verrassend zijn soms de papiertjes en allerlei kladblaadjes die ze in de boekjes aantreffen. Zo zijn ze weleens een liefdesbrief tegengekomen, maar ook spiekbriefjes, een leermiddelenbegroting van een school en andere verrassende zaken. Op een van de kaarten die Paula toevallig voor zich heeft liggen, staat als bijzonderheid vermeld dat het beschreven rekenboekje een brief bevat van de uitgever waarin het boek als presentexemplaar is aangeboden. Zulke extraatjes vermelden ze ook altijd op de registratiekaart en het boek wordt inclusief die bijzondere inhoud opgeborgen.

Alledrie knikken ze instemmend wanneer ik vraag of ze soms weleens verdiept raken in een boek dat ze onder ogen krijgen. Paula: "Oh ja, dat komt zeker voor. Daarom beschrijf je de ene ochtend echt wel eens wat meer boeken dan de andere ochtend." Tijdens het beschrijven leest men elkaar soms passages voor of men laat elkaar illustraties zien vanwege het ouderwetse of moralistische karakter. Dat leidt nog weleens tot een verbaasde uitroep of een lachsalvo.

 

Gebruikersmogelijkheden

Het tot dusver beschreven schoolboekenbestand kan door geïnteresseerde personen ter plaatse geraadpleegd worden. Er wordt niet uitgeleend, maar er is een ruimte beschikbaar waar men de gewenste boekwerken kan bestuderen. Het is wel noodzakelijk om vooraf eerst telefonisch contact op te nemen. Met de staf van het museum overlegt men dan over het onderwerp waarover men meer wil weten en over de boeken die men graag zou willen inzien. Op grond daarvan kan bepaald worden of het zinvol is om een afspraak voor een bezoek te maken. Op het afgesproken tijdstip ligt het gewenste materiaal dan gereed voor de bezoeker. Steeds meer HBO‑ en WO‑studenten vinden de weg naar de bibliotheek van het Nationaal Schoolmuseum voor het schrijven van

scripties. Daarnaast zijn er wetenschappers en ook mensen die uit pure liefhebberij zich in de geschiedenis van opvoeding en onderwijs verdiepen en daarom kennis willen nemen van de rijkdom van de bibliotheek van het Nationaal Schoolmuseum. Vooraf telefonisch contact opnemen is dus aan te raden omdat er vrij veel aanvragen zijn en teleurstellingen zo voorkomen kunnen worden. Het telefoonnummer van het Nationaal Schoolmuseum is 010‑4045425.

 

Juweeltjes van boeken

Met enige trots constateert Paul dat de bibliotheek functioneert en nu echt begint te lijken op een gespecialiseerde bibliotheek waar men op af komt omdat zij over materiaal beschikt dat in bibliotheken elders in het land niet aanwezig is. Paula beaamt dit en merkt op dat de bibliotheek in de loop van de tijd dat ze hier als vrijwilligster werkt, steeds beter is gaan draaien. Ze zijn allemaal zeer tevreden over de samenwerking met de staf en over de prettige sfeer waarin iedereen met elkaar optrekt.

Mijn vraag wat ze het mooiste boekwerk vinden dat door hun handen is gegaan, vinden ze moeilijk te beantwoorden. Paul kan niet een speciaal werk noemen maar vooral boeken van meer dan een eeuw oud imponeren hem zeer: "Als je dan zo'n boek ziet met zo'n prachtig bewerkte kaft en een mooie kwaliteit papier. En je bladert daar zo doorheen dat is prachtig, dan krijg ik het daar gewoon warm van. Ik ben als oud‑leraar zelf vooral geïnteresseerd in de boeken van de literatuurkast en de taalkast." Samen met Paul snuffelen we wat in de kast met leesboekjes en stuiten op een leesboekje van H. Bouman, die belangrijk pionierswerk verrichtte voor het aanvankelijk leesonderwijs in de tweede helft van de 19e eeuw. Hij ontwikkelde in 1866 als eerste een normaal‑woordenmethode "De eerste trap van het leesonderwijs". Onderstaand fragment komt uit een van de leesboekjes die rond 1880 bij deze methode werden gevoegd.

Uit: H. Bouman (1902). De eerste schooljaren (Nieuwe leesmethode). Groningen: Wolters.

 

Zakelijke info